André Spoor
Over den oorsprong van den adel
‘Ze zijn anders,’ zei mijn oude vriend J. altijd als de adel ter sprake kwam. ‘Het zijn mensen zoals wij, van vlees en rood bloed, maar ze zijn anders.’
Ik sprak hem nooit tegen. Er is een onmiskenbaar, hoewel moeilijk grijpbaar verschil tussen adel en anderen. Een verschil dat niet alleen moeilijk te definiëren is, maar ook niet eenvoudig te verklaren. Speelt genetica een rol? Een eeuwenlange biologische selectie, die resulteert in zichtbaar adeldom, adellijkheid?
Als dat zo was, zouden de edellieden om ons heen moeten afstammen van bijvoorbeeld de grote aristocratie uit de middeleeuwen. Van de hertogen en graven die vochten en bestuurden voor koning en keizer.
Of misschien van de kleine aristocratie van ridders en baronnen, wier afhankelijkheid van de vorst werd gecompenseerd door de wetenschap dat hij ook op hen aangewezen was.
Of in elk geval van de stedelijke rijken die in landen als Italië al in de late middeleeuwen titels en aristocratische rechten verkregen. Of op zijn allerminst van de vleiers aan de hoven, wier machtspositie gedefinieerd werd door het gepruikte knikje van de koning of de gepoederde knipoog van diens maitresse.
Maar op zo'n afstamming kan bijna geen edelman in ons vaderland bogen, in hoeveel bochten de genealogen van de negentiende eeuw zich ook gewrongen hebben. (De Franse taal eerde hun pogingen door naast ‘bête comme un paintre’ de uitdrukking ‘mentir comme un généalogiste’ te creëren.)
De lage adel van onze Lage Landen stamt voor het overgrote deel van de in zwart laken gevatte burgers, die in de Gouden Eeuw onze gouden steden met gouden hand bestuurden. Het zijn deze gezette en gezeten burgers, deze wakkere regenten en regentessen die vol pit en zelfvertrouwen hun afstammelingen nog altijd aankijken vanaf de muren in musea en eetkamers.
Naast de paar edellieden met oude papieren, Bylandts, Bentincks, Tuylls of Rechterens, waren het deze stedelijke patriciërs die van Koning Willem i hun adellijke predikaat ontvingen. ‘Alles voor en door den Koning’ schilderde een van de nieuwe aristocraten onder zijn familiewapen. Een spreuk die wat zijn adeldom betreft voor het grootste deel van zijn standgenoten opging.
Kan een sociale laag, voortgekomen uit generaties republikeinse burgers anders zijn