Hugh Gallacher
Deugd en ondeugd van moderne architectuur
Rudy Kousbroek heeft op de tentoonstelling in Utrecht over vier eeuwen Nederlandse maquettebouw twee modellen gezien van de nooit gebouwde torens van de Nieuwe Kerk in Amsterdam (NRC-Handelsblad, 6.5.1983) en hij verwondert zich erover dat deze modellen, ofschoon gebouwd tweehonderdvijftig jaar na voltooiing van de kerk, zijn opgetrokken in dezelfde stijl als die van de kerk zelf, namelijk de gothische, hoewel in de tussentijd gothiek al hoog en breed verdrongen is door classicisme. In de tentoonstellingscatalogus wordt als mogelijke reden voor dit anachronisme aangevoerd, de zeventiende-eeuwse opvattingen over harmonie in de bouwkunst: liever een gothisch gebouw te completeren naar de regels van de oorspronkelijke, zij het inmiddels verguisde, gothische architectuur dan het te schofferen door toevoegingen in eigentijdse stijl.
Kom daar vandaag de dag eens om, zo redeneert Kousbroek. Hedendaagse architecten zijn te ijdel om de harmonie van bestaande bouwwerken te respecteren en kwetsen de esthetische gevoelens van ‘vrijwel iedereen’ door tussen historische gebouwen plompverloren moderne horreurs neer te laten. Temidden van deze ‘abominaties’ droomt Kousbroek van glanzende Nubiërs wier karwatsen de verantwoordelijke architecten zullen dwingen de aanvankelijke harmonie te herstellen, ja zelfs geheel nieuwe gebouwen op te trekken in de stijl van het omringende.
Daarmee zijn wij midden in een heel oud debat terecht gekomen: moet de bouwkunst door middel van kopieën of varianten nauw aansluiten bij het bestaande of mag zij welbewust breken met de geschiedenis? Of nog algemener gesteld: moet de kunst kiezen voor harmonie of voor conflict? Het debat rond dergelijke vragen moge dan zo oud zijn als de kunst zelve, de kwestie is er niet minder actueel door en de discussie kan derhalve op ieder gewenst moment heropend worden.
Kousbroek heeft zijn openingszet gedaan door te poneren dat harmonie voor vernieuwing gaat. Zo'n stellige en ongenuanceerde claim is echter bepaald niet bevorderlijk voor het genereren van interessante inzichten. Veel boeiender lijkt het te onderzoeken onder welke omstandigheden harmonie de voorkeur verdient boven vernieuwing (of andersom). De discussie verliest dan bovendien haar theoretisch karakter en wordt concreet.
Laten wij als ‘case’ van een veelvoudige stijlenbreuk eens het Hofburg-complex te Wenen onder de loep leggen. En gaan wij eens na wat het nu precies is dat onze (laat ik voorzichtig zijn: mijn) waardering voor deze kunsthistorische lappendeken mogelijk maakt én begrenst.
De Hofburg, die aaneenschakeling van burchten, paleizen, portalen en vleugels, kent een geschiedenis die teruggaat tot 1275. In dat jaar vangt Ottokar ii, koning van Bohemen, de bouw aan van een vesting omdat hij problemen verwacht van de kant van Rudolf van Habsburg. Deze was twee jaren daarvoor door de Duitse keurvorsten aangewezen als hun koning, maar Ottokar bleef zich tegen deze beslissing