In het geciteerde fragment treedt in een regel naast de Kaïnmythe de mythe van de moderne technologie op en in het kader van de andere gedichten kan die Eiffeltoren ook nog in verband gebracht worden met de mythe van Icarus in de vorm van de eerste, sensationele vlucht boven dat symbolische bouwwerk. Dat laatste motief heeft trouwens alles te maken met het thema dat al in Ingolds prozaboek Leben Lamberts (1980) domineerde (Lambert was een pionier van de luchtvaart) en waar zijn essaybundel Literatur und Aviatik helemaal over gaat. (Beide boeken verschenen bij Suhrkamp.)
De gedichten van Ingold krijgen door voornoemde zaken een zeer complex karakter. Daar komt nog bij dat Ingold bijzonder goed op de hoogte is van de Russische literatuur, dat hij voortdurend citeert of, beter, dat hij steeds reageert met en op andere teksten of die nu literair zijn of niet. In het aanhangsel bij Unzeit maakt hij dit al enigszins duidelijk, maar hij eindigde zijn Leben Lamberts al met: ‘Wir haben, um mit B. zu schließen, ein Buch gelesen, wir kommentieren es. Indem wir es kommentieren, werden wir gewahr, daß auch dieses Buch ein Kommentar ist, die Verbuchung anderer Bücher, auf die es verweist. Wir schreiben unsern Kommentar, erheben ihn zum Werk. Ist er dann publiziert und damit publik geworden, wird er wiederum einen Kommentar nach sich ziehen, der wiederum einen Kommentar nach sich zieht, der wiederum...’.
Zeer complex wordt het dus, maar daardoor wel eerder open dan hermetisch, hoe paradoxaal dit ook mag klinken: de tekst geeft toe (slechts) een fragment van een eindeloos uitdijend en uitdijbaar geheel te zijn, ‘Gedichte-wie-offene-Hände’. Complex, maar daardoor niet ‘onleesbaar’ of ‘onbegrijpelijk’, want daarvoor gaan Ingolds sonnetteksten te eigenzinnig en weerbarstig om met al die andere teksten en met al het taalmateriaal. Op veel plaatsen zullen de gedichten ‘inhoudelijk’ onduidelijk blijven (de teksten die een onderdeel vormen van de leefwereld van de lezer kunnen immers onmogelijk alle identiek zijn aan de teksten die Ingold hanteert). Echter, en daarin zit het boeiende van deze poëzie, de gedichten maken het de lezer spannend omdat ze niet een etalering van eruditie beogen (nogmaals: de encyclopedie is een dilettantistische droom geworden) maar omdat de taal in beweging gezet wordt, de taal die toch een lichamelijke eenheid met het denken vormt; en dat nog wel binnen de context van de meer dan traditionele sonnetvorm.