| |
| |
| |
Ulrike Weinhold
Robert Musil als ziener op mathematisch natuurkundige basis
Naarmate een eeuw verstrijkt raken we steeds meer met haar vertrouwd. Veel van haar kenmerken kunnen we geleidelijk herleiden tot treffende benamingen, die een ongecompliceerde benadering van in wezen onbegrijpelijke fenomenen mogelijk maken. Een terugblik reduceert een tijdsruimte tot een systeem van begrippen, dat de weergave van de werkelijkheid vereenvoudigt.
Maar wat voor een verontrusting zal iemand wekken, wanneer hij een diagnose over een eeuw opmaakt vooraleer die goed en wel begonnen is. Nog niet door pasklare oplossingen en sluitende definities versleten, beginnen zich in een cluster van vraagstellingen voor het eerst de contouren van de kenmerken van de era af te tekenen. Deze bezitten nog het gewicht van echte problemen en dan worden er met een ongeëvenaarde precisie van denken en passant ook nog gebeurtenissen uit onze eigen tijd in het juiste daglicht geplaatst, waardoor ze hun ten onrechte op de achtergrond geraakte actualiteitswaarde herkrijgen. De confrontatie met een dergelijke ‘agenda voor de komende eeuw’ zal de lezer enigszins uit het veld geslagen en nogal onthutst achterlaten.
Welnu, een dergelijke werking gaat er uit van het oeuvre van de Oostenrijkse schrijver Robert Musil. Het kan terecht staat maken op de betiteling ‘prognose en diagnose van de twintigste eeuw’. Deze typering van het werk van de auteur is schoorvoetend, eigenlijk pas na het verschijnen van de volledige uitgave tussen 1952 en 1957, postuum tot stand gekomen. Musils tijdgenoten hadden kennelijk moeite de helderheid en veelzijdigheid van zijn geest, die de grenzen van zijn eigen tijd doorbrak, op de juiste waarde te schatten. Sommigen reageerden afwijzend en onverschillig, anderen weer met oneindige loftuitingen.
Musils consequente non-conformisme, een logisch gevolg van zijn visie op het wereldgebeuren, was er de oorzaak van dat men de auteur bij gebrek aan een gefundeerde mening óf totaal negeerde óf voor de geniale eenling aanzag, wars van de schijnwaarheden van de partijen of de actualiteit van de dag. Met een scherp oog voor de maatschappelijke en politieke bewegingen en gebeurtenissen van zijn tijd - als geen ander wist hij deze te analyseren - heeft Musil nochtans vermeden voor welke partij dan ook te kiezen. Ook de beide wereldoorlogen, de twee belangrijkste gebeurtenissen in zijn leven, konden zijn denken niet in een richting van ‘voor’ of ‘tegen’ ombuigen. Eerder het tegendeel gebeurde: de oorlogen hadden zo'n ontgoochelende uitwerking op hem, dat hij nog in zijn opvatting gesterkt werd dat iedere willekeurige mening waarvoor individuen of groeperingen zich sterk maken, gebaseerd moet zijn op ontoelaatbare ideologieën en foute conclusies die zijn sceptisch verstand al bij voorbaat doorzien had.
‘Ridderlijk, afstandelijk, koel, trots, gesloten, elegant, fatsoenlijk, discreet en gedistantieerd, nooit uitbundig, een grote maar allesbehalve sympathieke persoonlijkheid, ontoegankelijk, voelde zich altijd ietwat miskend, hield de mensen op een afstand en leed daaronder, altijd interessant, uitte zich liever in ongunstige dan in positieve zin’ - ziedaar een kleine bloemlezing uit de eigenschappen die zijn tijdgenoten aan de man met wie iedereen het danig moeilijk had, toedichtten.
Musil was een ‘Kakanier’. Deze naam had hij bedacht voor de onderdanen van de Keizerlijke en Koninklijke Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie, het ondergaande rijk der Habsburgers, dat in 1918 definitief uit elkaar viel. Zowel zijn romandebuut, Die Verwirrungen des Zöglings Törless (1906) alsook zijn onvoltooide opus magnum, Der Mann ohne Eigenschaften, waaraan hij tot op het laatst bleef werken, hebben de verdwijnende wereld van ‘Kakanie’ tot onderwerp. Het was Musil er
| |
| |
minder aan gelegen de specifieke fatale wederwaardigheden van deze staat aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog te schetsen, dan wel om ‘Kakanie’ te gebruiken als gelijkenis voor de ineenstorting van het oude en als prognose voor het nieuwe Europa. De diepste kern van Musils oeuvre wordt gevormd door het steeds terugkerend thema van de schaduw die de Eerste, maar ook de Tweede Wereldoorlog voor zich uitwierpen. Hierbij interesseerden de oorlogen zelf hem niet zo zeer, zijn belangstelling ging veeleer uit naar de sfeer van ontbinding die er omheen hing en die de burgerlijke wereldbeschouwing van de negentiende eeuw door telkens nieuwe impulsen deed wankelen en als fictie ontmaskerde. Daardoor werden de mogelijke fundamenten van de twintigste eeuw blootgelegd: in negatieve zowel als in positieve zin.
Wat Musil in de eerste plaats diagnostiseerde was het uiteenvallen van de ordening van het humanistisch burgerlijk wereldbeeld in enerzijds oncontroleerbaar irrationalisme en anderzijds een abstract-functionalistische manier van denken. Daarmee richtte hij ontegenzeggelijk de aandacht op beide toch wel belangrijkste componenten van de geschiedenis en de cultuur van de twintigste eeuw. Had hij in Törless aan de hand van het voorbeeld van een internaatsleerling de driftmechanismen en barbaarse ruwheid als werkelijke basis van de burgerlijke opvoedingsidealen aangetoond en de misdadige praktijken in de latere concentratiekampen a priori beschreven, in Der Mann ohne Eigenschaften typeerde hij de wezenlijke kenmerken van deze eeuw door extatische roerselen in de mensenziel te paren aan nuchtere, welhaast wiskundige rationele bespiegelingen, ‘Wahnsinn und Geradsinn’ (waanzin en gezond verstand) lopen, zoals Musil zegt, in elkaar over. Hun vermenging laat een nadere begripsbepaling van mens en wereld niet langer toe en deed een ‘Mann ohne Eigenschaften’ ontstaan als prototype van deze tijd. Musil heeft dit principe van het niet-langer-vaststaande ook wel de ‘van het leven afwijkende lijn’ genoemd. Deze geometrisch-abstracte wijze van uitdrukken, waardoor de magistrale roman voor een goed deel uitstekend wordt gekarakteriseerd, bedoelt een aanduiding te zijn van de twijfelachtigheid en van het totale wegvallen van de concrete doeleinden en inhouden van het leven wanneer het besef is doorgedrongen dat verschijnselen voor velerlei uitleg vatbaar zijn. Met een consequentie, die typerend voor hem was, is Musil in zijn leven en werk aan dit principe vast blijven houden. Dit resulteerde in een rechtlijnigheid van denken, die van geen compromis wilde weten en ten gevolge waarvan hij gevrijwaard bleef voor alle halfen schijnwaarheden, die de historische en culturele bewegingen van zijn tijd aan
hem trachtten op te dringen.
Hieruit vloeide een overvloed voort aan kristalheldere observaties ten aanzien van de maatschappij, politiek, wetenschap, techniek, economie en kunst, die tot op de dag van vandaag niet aan geldigheid hebben ingeboet. In Der Mann ohne Eigenschaften leidt dit tot de ‘mogelijkheidszin’, die Ulrich, de hoofdpersoon van de roman, als volgt nader toelicht: ‘Wanneer er echter zoiets als “werkelijkheidszin” bestaat, [...] dan moet er ook iets zijn, dat men met “mogelijkheidszin” zou kunnen aanduiden. Wie in het bezit daarvan is zegt bij voorbeeld niet: Hier is dit of dat gebeurd, zal dit of dat wel gebeuren of moet dit of dat noodzakelijkerwijs gebeuren, maar hij bedenkt de volgende formulering: Hier kon wel eens, moest wellicht of moest feitelijk dit of dat gebeuren. Legt men hem apodictisch uit dat iets zo is, zoals het is, dan denkt hij bij zichzelf: Kom nou, het kon best wel eens heel anders in elkaar zitten.’ En dan vervolgt Ulrich zijn overpeinzingen als volgt: ‘het zit er dik in dat ook God, als hij het over zijn wereld heeft, bij voorkeur in de conjunctivus potentialis spreekt (hix dixerit quispiam = hier zou iemand tegenin kunnen brengen [...]), want God maakt de wereld en bedenkt daarbij dat het allemaal net zo goed heel anders zou kunnen.’
| |
| |
Vanaf dit punt zit er voor de lezer niets anders op dan de gedachtengangen van Ulrich, die zich uitstrekken over een onbegrensd gebied van ‘het mogelijke’ meer dan duizend pagina's lang te volgen en via het brein van deze koele, elegante homme désengagé de schijnwerkelijkheid van de Weense maatschappij anno 1913 te ontleden in haar samenstellende delen. Deze prestatie op het gebied van het denken, die noodzakelijkerwijs onvoltooid zal blijven, heeft tot dusverre zijn weerga niet gevonden.
De twintigste eeuw heeft voor verworven inzicht van Ulrich/Musil inmiddels een hele waslijst van gemeenplaatsen bedacht. Om eens enkele veel voorkomende te noemen: verlies van individualiteit, anonimiteit, functioneel gedrag. Bij Musil kan men deze verschijnselen reeds in hun uiteindelijke, niet meer te verbeteren en bovendien uiterst genuanceerde formulering aantreffen: ‘Hetgeen men tegenwoordig nog met “persoonlijk noodlot” meent te kunnen aanduiden, zal worden verdrongen door collectieve en tenslotte zelfs in statistieken vast te leggen processen’. - ‘Men kan dit - en vandaag de dag ligt dit voor iedereen op een schrikwekkend laag niveau - als de in een percentage uit te drukken deelneming van het individu aan zijn wederwaardigheden en daden definiëren. In de droom lijkt het honderd, maar is men eenmaal goed wakker, dan blijkt het nog geen half procent te zijn.’ - ‘Op het ogenblik is het de gewoonste zaak van de wereld wanneer we zeggen: ik houd van deze vrouw en die mens haat ik, in plaats van dat we zeggen: ze trekken me aan of ik word erdoor afgestoten. En we zouden nog een stapje verder zijn in de richting van een nauwkeurige benadering, wanneer we hier nog aan toe zouden voegen, dat ze in ons nog eens extra de complementaire eigenschappen accentueren. En doordenkend blijkt het moeilijk te zeggen, waar de eerste stap gezet werd, want het betreft hier een wederzijdse en een functionele afhankelijkheid, ongeveer vergelijkbaar met die tussen twee elastische ballen of tussen twee stroomkringen.’ - ‘Geestelijke tucht betekent het soort discipline van de geest, waardoor de mens in groeiende mate in staat wordt gesteld complexe gedachtenreeksen door te werken met onaflatende scepsis ten aanzien van de in hem opduikende ideeën, dat wil zeggen door middel van onweerlegbare syllogismen, door samenhangende reeksen van slotconclusies en logische reeksen van sluitredenen, door inductie of door
gevolgtrekkingen uit het teken en het tenslotte bereikte oordeel zolang aan verificatie te onderwerpen tot alle gedachten met elkaar in harmonie gebracht zijn.’
Een romanfiguur slaagt erin om een verklaring te vinden voor het geweld, of er nu individuele of politieke dimensies aan verbonden zijn. Hij doet dat door op de ‘indirectheid’ van de gewelddaad te wijzen: ‘Door deze tegenwoordig tot virtuositeit vervolmaakte “indirectheid” blijft zowel het goede geweten van ieder individu als dat van de maatschappij in zijn geheel onaangetast: het knopje dat men indrukt, ziet er altijd even fraai en smetteloos uit en wat er aan het andere einde van de leiding gebeurt, dat gaat andere mensen aan, die wat hun persoon betreft geen knopje behoeven in te drukken. U vindt dat afschuwelijk? Toch laten we op die manier duizenden sterven of vegeteren, verzetten we bergen van leed, maar boeken er aan de andere kant resultaat mee.’ Der Mann ohne Eigenschaften bevat met zijn schier onuitputtelijke overvloed van dit soort of van erop gelijkende uitspraken een encyclopedisch overzicht van de hedendaagse westerse beschaving.
Het spreekt vanzelf dat de grote ‘relativisten’ van de eeuwwisseling, zoals Nietzsche en Freud een absolute voorwaarde vormden voor Musils nieuwverworven inzichten. Reeds in 1898 legde de toen achttienjarige Musil bij toeval de hand op een paar deeltjes Nietzsche, die hij vanaf dat ogenblik telkens opnieuw las. Tijdens zijn studietijd in Berlijn hield hij zich behalve met filosofie en wiskunde ook met psychologie bezig en promoveerde hij op de theo- | |
| |
rieën van Ernst Mach, de bekende vernieuwer van de filosofie uit de geest van de natuurwetenschappen. Alles bij elkaar een wetenschappelijke opleiding, die noodzakelijkerwijs de nodige scepsis tegenover de zogenaamde ‘boven alle twijfel verheven waarheden’ in de hand moest werken. Zijn studie draaide er dan ook op uit dat de buitengewoon intelligente en uiterst capabele, gepromoveerde Musil allesbehalve een leer of leraar aan ging hangen en dat hij evenmin ernstig overwoog om zijn opleiding in een beroep nuttig te maken. Als een logisch uitvloeisel van zijn devies over de ‘mogelijkheidszin’ zag hij voor zichzelf enkel en alleen een leven weggelegd, waarin hij ‘onvoorwaardelijk’ kon blijven denken. Door deze instelling zat er voor hem vrijwel niets anders op dan te kiezen voor de loopbaan van een homme de lettres. Voor de auteur Musil kwam dat erop neer, dat hij in zijn werk weliswaar alle gangbare theorieën van zijn tijd, alsook de contemporaine stromingen in de kunst aan zou snijden, maar deze nooit en te nimmer klakkeloos over zou nemen. Door zijn uiterst individuele manier van denken filterde hij ze, veranderde hij ze van formulering of wees hij ze volkomen van de hand.
Zoals de ‘oude’, zo werden ook de ‘nieuwe’ wereldbeschouwingen, de filosofische ‘profetieën’ alsmede de ‘programma's’ van de kunstrichtingen ontleed in hun tot relativering aanleiding gevende bestanddelen. Ook werden ze aan een sceptisch onderzoek onderworpen ten aanzien van de werkelijke betekenis voor hun tijd. In een bepaalde passage laat Musil Ulrich het volgende over de moraal zeggen: ‘Wie wordt er in godsnaam nu nog geboeid door het al duizenden jaren in zwang zijnde gezwets over de vraag wat “goed” en wat “kwaad” is, wanneer gebleken is, dat het bij beide helemaal niet om “constanten” gaat, maar om “functiewaarden”? Daardoor wordt de waarde van de goede werken immers afhankelijk van historische omstandigheden en de goedheid van de mens van psychotechnische constellaties, met behulp waarvan men in staat is menselijke eigenschappen op hun juiste waarde te schatten.’ Het is waar dat op de achtergrond de gestalten van Nietzsche en Freud zichtbaar worden. Maar het is evenzeer waar, dat het pathos van Jenseits von Gut und Böse en de fascinatie die uitgaat van het ‘Es’ van het onbewuste bij Musil, hebben moeten wijken voor het scherpe, nuchtere inzicht in de ontstaansvoorwaarden en de steeds veranderende gebruikswaarde van morele kwaliteiten binnen historische en economische samenhangen. En dat getuigt van een waarlijk helder inzicht. De roes van geestdrift, waardoor bij voorbeeld de futuristen zich lieten meeslepen door de nieuwe vormen van de turbine-dynamo of het op een spel van menselijke ledematen gelijkend aandrijfmechanisme van de stoommachine, kreeg bij Musil heel wat ruimere dimensies door zijn prognose van het ‘amerikanisme’ van de twintigste eeuw: alles is daar hollen of stilstaan met de stopwatch in de hand. ‘Lucht en aarde vormen een mierenhoop, doorsneden door
de verkeersaders met hun vele verdiepingen. Treinen hoog op viaducten, bovengrondse treinen, metrostellen, mensen verzonden per buizenpost; hele slierten automobielen flitsen horizontaal voorbij. Snelliften pompen mensenmassa's verticaal van het ene verkeersniveau naar het andere; op de knooppunten springt men van het ene bewegingssysteem over op het andere, wordt men door het ritme ervan, dat tussen twee als donderslagen losbarstende snelheden van een syncope, een pauze, een kleine kloof van twintig seconden veroorzaakt, zonder ook maar even te kunnen nadenken, aangezogen en opgeslurpt. In de intervallen tussen dit alles doordringende ritme wisselt men haastig een paar woorden met elkaar.’ Ulrich reageert geirriteerd op de ‘Blut und Boden-ideologie’, die in Der Mann ohne Eigenschaften reeds een bedreigend duidelijke gedaante aan begint te nemen. Hij vindt haar ‘bijgelovig gezwets’. Hij vindt het gelijk aan zijn kant; ironisch genoeg zelfs als dit zich tegen hem keert, aangezien irritatie nu eenmaal volkomen ontoereikend is
| |
| |
wanneer het erom gaat fascistische machinaties een halt toe te roepen.
Wanneer we het over Musils onafhankelijkheid hebben, ontkomen we er niet aan zijn positie ten aanzien van de andere contemporaine Oostenrijkse schrijvers nader onder de loep te nemen. Het werk van hen allen vertoont de impact van de ‘Umwertung aller Werte’. Maar terwijl Kafka, ook een ‘Kakanier’, min of meer de toon aangaf en als toonsoort dreigende onzekerheid en angst koos - Joseph Roth moduleerde die op zijn beurt tot een zwaarmoedig soort melancholie - gaf Musil ook nog een positieve instelling tegenover de diepgaande kentering van zijn tijd te zien. Hij koesterde de hoop dat uit het teloorgaan van de traditionele waarden en de ontwaarding van het leven tot onpersoonlijke functies, nieuwe mogelijkheden tot het bepalen van de doeleinden van de mens en de hem omringende wereld en de kans op een leven zonder schijn zouden ontstaan. Volgens de filosofie van Musil zou deze kans slechts gerealiseerd kunnen worden in een sfeer ver verheven boven alle eigenschappen, dat wil zeggen ontrukt aan alle maatschappelijke en historische bindingen. Kortom in het bereik van het abstracte of zoals de auteur dit noemde: het ‘mystieke’. Dat is de diepste bedoeling, die hem in Der Mann ohne Eigenschaften voor ogen zweefde: zijn specifieke bijdrage tot de doorbraak van het abstracte in de kunsten aan het begin van de twintigste eeuw. Tegelijkertijd vormt dit het hoogst problematische eindpunt van de levens- en literatuuropvatting van de auteur. Dit doel begint al duidelijke contouren aan te nemen tijdens de scheppende activiteiten halverwege zijn schrijversloopbaan, toen de vertellingen van de ‘Vereinigungen’ (1911) en ‘Grigia’ (1923) ontstonden. De definitieve formuleringen treft men aan in zijn opus magnum. Musil stuurt Ulrich en diens tweelingzusje Agathe langs avontuurlijke denkwegen op reis naar een dergelijk bestaan in het abstracte. De schipbreuk waarop deze reis, die noodzakelijkerwijs
naar het niets moest leiden, uitdraait, deed Musil beseffen dat op dit punt het einde bereikt wordt, zoal niet van het leven, dan toch wel van de literatuur. Nu schijnt Musil dit weliswaar te hebben ingezien: de roman, onvoltooid en onvoltooibaar, breekt op dit punt af, maar de auteur heeft klaarblijkelijk de grootste moeite gehad om de consequentie uit dit inzicht te trekken. Zijn laatstejaren stonden in het teken van een wanhopige inspanning via voortdurend nieuwe concepten aan dit abstracte bestaan toch nog een in woorden uit te drukken vorm te ontworstelen. De lezer ontkomt er niet aan, dit in negatieve zin als een ommekeer van Musils ‘Möglichkeitssinn’ in het onmoglijke te interpreteren.
Het lag voor de hand dat door Musils neiging tot abstractie de leesbaarheid van de roman in zijn geheel in gevaar zou komen. En inderdaad dringt zich zo nu en dan de indruk aan de lezer op dat commentaar, rationele bespiegelingen en theoretische speculaties, de concrete gebeurtenissen overwoekeren en het lezen tot een inspannende en vermoeiende bezigheid maken. Maar anderzijds is het juist het spanningsveld tussen abtracte en concrete beschrijving, waardoor het oeuvre van Musil zijn unieke cachet verkrijgt, waarin gemeten aan het abstracte doel van een wereld zonder valse schijn, de concrete wereld van ‘Kakanie’ met al zijn uiterlijkheid en onechtheid ondergedompeld wordt in een changeant van de meest subtiele schakeringen, waarover de ironie beschikt. Beginnend bij de Törless tot en met Der Mann ohne Eigenschaften, is de auteur erin geslaagd een uitgebreid panorama te evoceren over de ondergaande Donau-monarchie en tegelijkertijd over heel het ‘oude’ Europa. Men zal bij andere schrijvers tevergeefs uitkijken naar een even rake karakterisering en naar een dergelijke rijkdom aan details, speciaal omdat door Musils methode van denken nu eenmaal alles met de grootste nauwkeurigheid in het vizier werd genomen, omdat zijn manier van denken zich nergens op beroepen
| |
| |
kon. Op waarlijk soevereine manier speelt Musil met het hele repertoire aan beelden, waarover de westerse literatuur beschikt. Hij ontleedt het in details of bouwt er, gecombineerd met een abstracte rijkdom aan begrippen, volkomen nieuwe, gedurfde composities van. Het streven naar abstrahering vergroot, hoe paradoxaal het ook klinkt, nog eens de scherpte van de concrete van elkaar onafhankelijke uitbeeldingen. Door de onmogelijkheid abstract te kunnen schrijven, werden roman en auteur behoed voor een misgreep en zijn ze beide, artistiek gezien, voor een mislukking bewaard gebleven.
Niemand zal het in zijn hoofd halen Musils artistieke rénommée in twijfel te trekken. Maar gaat dat ook op voor de denker en de mens Musil binnen zijn historisch-maatschappelijke context? Het is typerend voor Musil dat, alhoewel hij met zijn sceptische, onfeilbare verstand maar al te duidelijk de maatschappelijkpolitieke ontwikkelingen van zijn tijd waarnam, hij volkomen onverschillig tegenover het verworven inzicht bleef staan, of om het anders uit te drukken, hij trok er in zijn politieke opstelling en handelen niet de minste consequentie uit. Hij zag met name duidelijk het bedenkelijke karakter van het fascisme. Plaatste hij later immers niet bij twee hoofdfiguren van zijn Törless de kanttekening: ‘De huidige dictatoren in nucleo.’ Vergelijkbare voorbodes van het komend onheil zijn de jeugdige volks-nationale fanatici en de blinde apostelen van een gewelddadige wil in Der Mann ohne Eigenschaften. Toch betrok hij, omdat hij de maatstaf van een abstract bestaan zonder valse schijn voor zichzelf aanlegde, het verkregen inzicht niet in zijn overwegingen. Dit inzicht maakt alleen maar de tekortkomingen van het concrete leven op pijnlijke wijze zichtbaar, terwijl het uiteindelijk op een hoger plan gebracht diende te worden. Bij Musil vertonen een scherp observerend besef van het ware karakter én de onwetendheid van dit besef ten gunste van een abstract mysticisme, een verbazingwekkende samenhang. Als resultaat van een denkproces, dat geen compromissen kent zijn ze in hun onderlinge samenhang volkomen begrijpelijk. Maar zijn ze ook te rechtvaardigen? Wie erop uit is om een voorbeeld te vinden van een totaal gebrek aan intellectueel verantwoordingsbesef, kan bij Musil zeer goed terecht. Maar eerlijkheidshalve zou hij er de kanttekening bij moeten plaatsen, dat dit niet komt omdat de auteur te weinig zou hebben nagedacht, maar eerder te veel. Musil ging daarin zo ver, dat er voor hem van de
werkelijkheid niets meer restte. En dat maakt een definitief oordeel over de persoon van Musil tot een problematische zaak.
|
|