Kroniek & kritiek
Ondergronds leven
Wiel Kusters
4
In de roman Liberty of Een Nederlandse Amerikaan (1982) van Anton Haakman reist de verteller, Ben Dieben, via IJsland naar de Verenigde Staten. Hij wil een maand lang alleen zijn, ‘tot jezelf komen’, zoals zijn vrouw dat noemt. Zelf spreekt hij, onmiddellijk na dit citaat, van ‘naar mijzelf toereizen’, wat veel nadrukkelijker symbolisch klinkt. Aanvankelijk wil hij naar IJsland, maar wanneer men hem voorrekent dat een reis naar Amerika met een tussenlanding in Reykjavik aanzienlijk goedkoper is dan een reis met IJsland als bestemming, ligt zijn uiteindelijke reisdoel al vast: het verre westen.
Ik schrijf met opzet ‘het verre westen’, omdat Amerika in Diebens verhaal langzamerhand een soort elysium wordt, iets als de verblijfplaats van uitverkoren stervelingen, die in de Griekse mythologie eerst in het westen en later in de onderwereld werd gesitueerd. De parallel wordt in de roman twee keer, zij het heel even, expliciet. ‘Toteninsel’ is het sleutelwoord. De eerste keer gaat aan dit woord een dwaaltocht door het ondergrondse spoorwegnet vooraf. Dan neemt de hoofdpersoon de veerboot naar het Vrijheidsbeeld, symbool van the American Dream. ‘Vanaf het bootje [...] zag ik het eiland met de massieve sombere gebouwen waar de immigranten destijds in quarantaine moesten, in het zicht van het paradijs. Ellis Island, waar doet het me aan denken? De reproduktie die mijn vader zo mooi had gevonden, en die mijn moeder in de gang had laten hangen. Toteninsel.’ (Cursiveringen van mij.)
Het woord ‘Toteninsel’ schiet Dieben ook nog een keer door het hoofd in San Francisco, ‘een stad die ik ken uit mijn tweede, ondergrondse bestaan’ (waarmee de droom lijkt bedoeld, films die hij heeft gezien, boeken die hij heeft gelezen). Op een eiland in de baai ligt de Alcatraz-gevangenis. ‘Ik heb het sombere eiland alleen vanuit de verte gezien. [...] Toteninsel.’
Hebben deze passages alleen nog maar betrekking op twee specifieke lokaties ín Amerika, van meer algemene betekenis voor de elysische dimensie van het land is het feit dat familieleden van Ben Dieben na de oorlog om duistere redenen naar Californië zijn vertrokken - als doden uit het zicht verdwenen -, en dat de hoofdpersoon zich op een van de laatste pagina's van de roman naar Amerika gelokt waant door de schim van zijn vader of een geëmigreerde oom. ‘Ik haal ze nu helemaal door elkaar, want mijn eigen vader heb ik nauwelijks gekend, en foto's zijn er ook al niet. Ik haal me in mijn hoofd dat oom Sjaak mijn vader is omdat ik dat zou willen.’ Een uit Nederland afkomstige zonderling, die men de Regenmaker noemt en die in een open auto als verdoemd tussen Boston en Houston heen en weer jaagt, herinnert hem aan zijn vader, die zich met meteorologische experimenten