| |
| |
| |
Han ten Brummelhuis en Paul Voogt
Geweld in Thailand: een ‘dagelijks’ bedrijf
Na de moord op de Filippijnse oppositieleider Aquino verklaarde een van Thailands meest ervaren en meest bekende politici dat een dergelijke gebeurtenis in Thailand ondenkbaar zou zijn ‘omdat wij het boeddhisme hebben’. (Nation, 23 augustus 1983). Dit is het beeld dat veel Thais met een gevoel voor nationale verantwoordelijkheid graag verbreiden. Ook de overheid spant zich in om de beeldvorming in het buitenland te controleren en te beinvloeden. Zo maakte bij voorbeeld begin juli 1983 de grootste Thaise krant op de voorpagina met foto's en grote kop melding van een bomaanslag op het vliegveld van Bangkok waarbij twee doden vielen. De Engelstalige Nation van die dag repte er met geen woord over. Soms geholpen door idealiserende buitenlanders wordt er zo een officieel beeld verbreid van Thailand als een land waar boeddhistische beginselen van vreedzaamheid en respect voor alle leven gedragsbepalend zijn.
Dat gewelddadigheid een kenmerkende trek is van ‘het land van de glimlach’ hebben vroegere waarnemers reeds lang onderkend. De Nederlander Senn van Basel bij voorbeeld, die van 1875 tot 1877 consul te Bangkok was, spreekt van een land waar ‘ontucht, dobbelzucht, dronkenschap en jacht op weelde [...] roof en moord tot een bedrijf hebben gemaakt voor groten als kleinen’ (1880: 115). Hoewel hij openstond voor het land en zijn gewoontes, getuige het feit dat hij zich in de ogen van zijn superieuren onmogelijk maakte door een al te Thaise houding inzake financiën, mag men aannemen dat iets van de geborneerdheid van de ‘geciviliseerden’ in zijn formulering doorklinkt.
Ook de consuls na hem rapporteren met regelmaat over een land waar ‘ongenoegzame bescherming van personen en eigendommen’ (Consulaire Verslagen en Berichten, 1883: 401-402) normaal zakendoen onmogelijk maken. Dit beeld correspondeert in grote lijnen met wat te vinden is in Thaise bronnen van rond de eeuwwisseling, zoals bij voorbeeld in de uitvoerige ‘conversatie met een rover’ die door prins Damrong tijdens een van zijn inspectiereizen als minister van Binnenlandse Zaken in 1903 werd opgetekend. De bendeleider vertelt hoe hij en zijn handlangers via een netwerk van interlokale contacten tips ontvingen, de uitvoering konden beramen en zelfs de ‘terugbezorging’ van het gestolene konden regelen via aan lucratieve regeling dank zij de hulp van een neutrale tussenpersoon. Uit zijn beschrijving blijkt hoe wijdverbreid rond de eeuwwisseling vooral diefstal van buffels en boten was en hoe makkelijk moord en doodslag voorkwamen. (Damrong 1903; vergelijk: Johnston 1980: 92).
In oktober 1976 lieten televisiebeelden wreedheden zien gepleegd door Thais tegen Thais die voor velen het voorstelbare te boven gingen. Deze deels uitgelokte, deels spontane gewelddadigheden waren onderdeel van het geregisseerde voorspel tot een staatsgreep. Ze riepen vragen op over de juistheid van de stereotype van de Thaise vreedzaamheid en gelijkmoedigheid. Deze gewelddadigheden konden worden vergeleken met de gebeurte- | |
| |
nissen in 1965 in Indonesië en daarna in het midden van de jaren zeventig in Cambodja onder Pol Pot.
De officiële Thaise cijfers over moord en doodslag zijn weinig betrouwbaar. Zij geven naar alle waarschijnlijkheid een verkeerd beeld van de werkelijkheid. Zo waren wij in staat in één enkele gemeente (tambol) in de provincie Kamphaeng Phet voor de periode januari 1982 - februari 1983 negen moorden te traceren, terwijl de officiële lokale statistiek er slechts één rapporteerde. Deze plaatselijke cijfers vormen het uitgangspunt voor de officiële nationale statistiek. Des te verbazingwekkender is het daarom dat onlangs op basis van deze cijfers Associated Press een internationaal vergelijkend overzicht presenteerde van officiële cijfers over moord waarin Thailand de hoogste plaats bleek in te nemen met zevenentwintig moorden per honderdduizend inwoners in het jaar 1981. Voor Japan en Maleisië lag dit cijfer voor dezelfde periode op 1,5 respectievelijk 2,05, terwijl het in de Verenigde Staten in de jaren zeventig varieerde tussen 8,6 en 10,2.
Wij gaan hier uit van het gegeven dat de Thaise samenleving wordt gekenmerkt door een bijzondere mate van fysieke gewelddadigheid, in het bijzonder van tegen personen gericht privé-geweld. Deze vorm van geweld zullen we hier in de eerste plaats analyseren, waarbij dan nog een nader onderscheid wordt gemaakt tussen in een opwelling gepleegd, spontaan geweld en geweld dat berekend wordt toegepast als een middel om een bepaald doel te bereiken. In Thailand lijken dit de meest voorkomende en meest kenmerkende vormen van geweld. Collectief geweld of politiek geweld gepleegd door of gericht tegen de staat blijft daarmee grotendeels buiten beschouwing. De onvermijdelijke verschillen tussen sociale lagen, regio's en historische perioden komen hier niet aan de orde. Als we hier spreken over ‘de’ Thaise samenleving dan hebben we vooral de huidige situatie in het centrale deel van Thailand op het oog.
Opvallend is dat fysiek geweld voornamelijk door mannen wordt gepleegd. De oorzaken en de implicaties hiervan blijven buiten beschouwing. We proberen vooral te verhelderen hoe geweld in de Thaise samenleving besloten ligt, zowel met de structuur ervan is verweven als met het gedrag en de verwachtingen van individuen. Alleen daarmee kan de vraag waarom er een zo hoge mate van fysiek geweld in de Thaise samenleving mogelijk is worden beantwoord.
Men kan niet eens beweren dat de stereotype van de Thaise glimlach en vredelievendheid onjuist is. Maar de indruk van een hoge mate van gewelddadigheid wordt er niet minder door. Bij een nadere beschouwing is er niet slechts sprake van een toevallig samengaan van twee tegengestelden, maar zelfs van een samenhang die het best verduidelijkt kan worden aan de hand van de meer alledaagse omgangsvormen.
Kort gezegd: de voortdurende inspanning om conflicten te vermijden en botsingen te voorkomen roept de dreiging van gewelddadigheid op wanneer uiterlijke harmonie niet meer te handhaven is. Subtiele Thaise omgangsvormen buiten de kleine kring van intieme verwanten en vrienden zijn voor een groot deel gericht op vermijding van wat storend en pijnlijk zou kunnen zijn. Het is een ongeschreven regel die in bijna alle gedrag te herkennen is.
Door de Thaise omgangsvormen overgereguleerd te noemen, zou men onrecht doen aan de opvallende gedweeheid, onvoorspelbaarheid en ogenschijnlijke ongenormeerdheid van het Thaise gedrag waarover een generatie naoorlogse onderzoekers zich het hoofd heeft gebroken (vergelijk: Evers 1969). Gedwee en veranderlijk gedrag heeft echter zijn grenzen. Zo valt er vooral met de hiërarchie van status en leeftijd weinig te marchanderen. Het streven de omgang harmonieus te laten verlopen is in het dagelijks leven terug te vinden, maar het is in de eerste plaats een zorg van de lagere
| |
| |
of jongere. Er is een onuitgesproken code van correcte vormen, waarvan gepast respect voor de hogere in status of macht de kern vormt. Deze code biedt tegelijk de mogelijkheid zich tijdig terug te trekken en zijn eigen gang te gaan om verwachtingen en verplichtingen af te weren of te ontwijken. Is echter het territorium van de ander eenmaal betreden, dan geldt een subtiel en precies systeem van regels waarbij het rechtstreeks nastreven van een gesteld doel snel op barrières stuit en waar alleen een indirecte strategie van fijngevoelige manipulatie kans op succes biedt.
De zwakke plek van dit regelsysteem manifesteert zich op het moment waarop harmonieuze uiterlijkheid niet meer te handhaven is. Juist de nadruk op vermijding van conflict en geweld zorgt ervoor dat een klein gebied blijft uitgespaard waar een hoog geweldsrisico bestaat. De fixatie op vermijding van conflict maakt een openlijk aan de dag treden van conflict des te bedreigender. Komt het zo ver dan is de situatie meteen moeilijk hanteerbaar. Zodra de correcte vorm is prijsgegeven en het ‘masker’ is gevallen dan zijn er nog weinig vormen voorhanden om conflict beheerst tot uitdrukking te brengen of in geordende banen te leiden. Men overschrijdt de drempel naar een gebied waar chaos heerst en waar met elke gewelddaad rekening gehouden moet worden. Een scheldpartij of vuistgevecht zijn niet onschuldig meer. Sinds allerlei wapentuig makkelijk verkrijgbaar is, behoort een schiet- of steek-partij meteen tot de mogelijkheden.
Zo krijgt de Thaise glimlach een andere betekenis. De functie van die glimlach is om de ander, een bedreigende derde, te ‘ontwapenen’ en om een situatie meteen harmonieus te definiëren. Op plaatsen waar men zich veilig en vertrouwd voelt, wordt dan ook veel minder - en minder krampachtig - geglimlacht. Iemand die over een stille weg loopt en een onbekende tegenkomt vindt het verstandig om te glimlachen en vraagt misschien waar de onbekende naar toe gaat, - zodat hij de dreiging van de situatie neutraliseert. Wie niet glimlacht roept snel angst op. Westerlingen kan het overkomen dat gedrag dat als recht-doorzee is bedoeld angstaanjagend werkt en afweer oproept. In Thailand komen schietpartijen tussen onbekenden voor alleen vanwege de directe manier waarop iemand zich voelt aangekeken.
Directe confrontatie dient zo veel mogelijk vermeden te worden, ook in situaties waar verder geen kans op gewelddadigheid aanwezig is. Tot in academische kringen toe kan men bij voorbeeld waarnemen hoe moeilijk het is om vorm te geven aan zakelijk gefundeerde kritiek op het werk van anderen, vooral van hoger geplaatsten. Thais hebben echter enkele zeer subtiele vormen van kritiek ontwikkeld die de code van correcte vormen niet aantasten maar de kritische boodschap toch duidelijk maken, zo niet voor de betrokkene dan zeker voor de omstanders. Vaak wordt daarbij tot het uiterste gebruik gemaakt van de impliciete bijbetekenis van woorden of wordt ongenoegen geuit door overdreven correctheid. Schrijvers van vaste rubrieken in Thaise kranten verstaan in tijden van strakkere censuur de kunst om hun aanvallen op politieke persoonlijkheden op allerlei manieren te ‘verpakken’, bij voorbeeld in de vorm van een kookrubriek. Vermijding van openlijke kritiek maakt ook begrijpelijk waarom het middel van doelbewuste verspreiding van geruchten zo gangbaar is. In sommige ministeries blijkt het middel van de anonieme brief een niet uit te roeien strategie in conflict-situaties.
Wat zijn de beweegredenen om het keurslijf van correcte vormen te doorbreken? Waarom is iemand niet langer bereid zich aan de code van harmonieuze relaties te houden? Waarom zijn op een bepaald ogenblik de mechanismen van vermijding en terugtrekking niet langer toereikend? Het meest voorkomende motief om correcte uiterlijkheid te laten varen laat zich het best omschrijven als gezichtsverlies, aantasting van het beeld waarop men aanspraak maakt of dat men naar buiten toe heeft opgebouwd, zoals bij voorbeeld dat van ‘oud- | |
| |
ste’ of van ‘respectabel zakenman’. We hebben juist deze term gekozen om te benadrukken dat het om het ophouden van een uiterlijk, een buitenkant gaat. Hoe die er uit ziet kan van individu tot individu zeer verschillen en valt moeilijk te definiëren in termen van gedeelde waarden zoals idealen van vriendschap, mannelijkheid of eerlijkheid. Termen als ‘eer’ en ‘schande’ suggereren deze waarden, maar deze zijn vooral voor het mediterrane gebied van toepassing. Ook is er in het Thaise geval minder nadrukkelijk sprake van een publiekelijk ondergaan van schande, die weer gewroken moet worden. Gezichtsverlies is vooral aantasting van macht en status. Dit kan plaatsvinden in zulke uiteenlopende situaties als bemoeizucht die te ver gaat, gepasseerd worden bij een benoeming of het verliezen van klanten of opdrachten aan een concurrent.
Vooral personen die machtsposities bekleden zijn gevoelig voor gezichtsverlies. De twee volgende voorbeelden illustreren dit. Tussen 1975-1976 vermoordden huurmoordenaars in het noorden van Thailand meer dan twintig boerenleiders. Zij waren actief in een beweging die niet meer nastreefde dan de uitvoering van een nieuwe, door het parlement bekrachtigde pachtwet. Deze moorden waren hoogstwaarschijnlijk een reactie van plaatselijke grootgrondbezitters op de (legale) aantasting van een gevestigde monopoliepositie. (vergelijk: Morell and Chai-anan 1981).
In Thailand komen jaarlijks minstens tien journalisten om bij de uitoefening van hun vak, een aantal dat in vergelijking met de meeste andere landen zeer hoog is. Toch zijn deze moorden zelden het gevolg van georganiseerde terreur of van door de overheid gecoördineerde acties. In de meeste gevallen ging het om reacties van plaatselijke machthebbers op publikaties die op de een of ander manier gezichtsverlies voor de betrokkenen hadden opgeleverd.
De culturele nadruk op vermijding van conflict en geweld houdt overigens niet in dat deze zaken taboe zijn of volledig ontkend worden. Psychologischer uitgedrukt: het vermijdingsgedrag is niet verinnerlijkt, zoals bij voorbeeld bij het ‘westerse’ schuldgevoel. Ook voor de betrokkenen is vermijding beperkt tot de sfeer van zelfpresentatie tegenover anderen. Het is niet een kwestie van verdringing van agressieve emoties of van vijandigheid, maar slechts weerzin tegen het tonen en uiten ervan, in het bijzonder tegenover mensen met meer macht en status.
De nadruk op vermijding van geweld houdt een erkenning in van de zeer reële kans op geweld in velerlei situaties. Juist daarom wordt er zoveel inspanning en moeite besteed aan het ontwijken en op afstand houden van mogelijk geweld. Dit is bij voorbeeld heel fraai te zien aan de manier waarop wordt omgegaan met iemand die dronken is. Een dronkaard is een bron van gevaar. Het minste of geringste kan hem bruskeren en hem zijn goede humeur doen verliezen. Hij gaat op de vuist met wie hem voor de voeten loopt of hij grijpt naar een wapen. Hij wordt daarom met fluwelen handschoenen aangepakt. Iedereen doet zijn best hem te paaien of zijn aandacht af te leiden zodra iets zijn ergernis dreigt op te wekken (vergelijk: Mulder 1979: 78). Het is duidelijk dat men met het ergste rekening houdt. Op feesten zijn het vaak de terzijde zittende vrouwen die het mannengebeuren nauwlettend in de gaten houden om sussend tussenbeide te komen als er iets uit de hand dreigt te lopen.
Illustratief voor de wijze waarop met geweld rekening wordt gehouden zijn de houding en de verwachtingen van veel Thais. Het treft westerlingen herhaaldelijk dat mensen lijken te weigeren in de toekomst vooruit te zien en te anticiperen op wat zij - onder normale omstandigheden - redelijkerwijs mogen verwachten. Men houdt voortdurend rekening met het onberekenbare, dat men bij voorbeeld opeens vermoord of beroofd kan worden. En wanneer een moord daadwerkelijk plaatsvindt, dan treft het hoe ‘gewoon’ de betrokkenen dat vinden. Waar een wester- | |
| |
ling behoefte heeft aan verklaring of zelfs zingeving wordt er in Thailand met geweld omgegaan als gold het iets alledaags. Een Engelse collega vertelde hoe in ‘zijn’ dorp in de provincie Phitsanuloke, waar twee broers met hun gezinnen op hetzelfde erf woonden, de jongste zijn oudere broer in een vlaag van woede vermoord had. Toen hij na een jaar terugkwam uit de gevangenis bleek de vroegere woonsituatie zonder problemen voortgezet te kunnen worden. De vrouw van de vermoorde broer koesterde ogenschijnlijk weinig wrok, want ‘hij was immers zo boos geweest dat hij niet wist wat hij deed.’ Wie geweld pleegt tegen leden van zijn eigen gemeenschap riskeert daarmee blijkbaar niet automatisch uitsluiting. Mensen zijn snel bereid om - in vergelijking met wat bij ons gangbaar is - onpersoonlijke en fatale krachten verantwoordelijk te stellen. In veel opzichten doet de houding tegenover geweld denken aan die tegenover een natuurgebeuren, dat nu eenmaal niet door mensen te controleren en te beinvloeden is. Geweld is inherent aan het leven van alledag en het kan iedereen even makkelijk en even onverwacht overkomen als een verkeersongeluk.
Dat geweld niet uit het bewustzijn wordt weggedrongen maar zelfs een fascinerende aantrekkingskracht kan uitoefenen is te zien in Thaise films en in Thaise kranten. Steeds weer volgen beelden en verslagen van gevechten, beroving en moord elkaar in snel tempo op. De meeste films behoren tot het genre waarbij gebruik van geweld niet functioneel is maar eerder ritueel. Een verwikkeling of ontknoping waarbinnen het gebruik van geweld wordt ingepast ontbreekt. Slechts een verhaal dat moet dienen om zoveel mogelijk gewelddadige scenes met elkaar te verbinden is van belang. De meest gelezen Thaise krant Thai Rath dankt haar populariteit mede aan het feit dat ze dagelijks er in slaagt geweld tot een vorm van publiek vermaak te maken. Er is bijna geen voorpagina zonder foto's van moord, aanranding, beroving enzovoort. Vaak wordt met de tekenpen extra contour gegeven aan het lijk of een verminkt lichaamsdeel.
Het geweld in de Thaise samenleving kan niet zonder meer verklaard worden vanuit gedragingen en houdingen van Thaise individuen. Deze verklaren hooguit de aanwezigheid van een explosief potentieel. Het vóórkomen van geweldsuitbarstingen is afhankelijk van andere, externe omstandigheden. Gaan we aan dit aspect van de verklaring van geweld voorbij, dan lopen we bij voorbeeld het risico de - etnocentrische - vergissing te maken achter een (voor ons) extreme oplossing als geweld ook per se een even extreem motief te veronderstellen. Een verbazingwekkend aspect van een groot aantal gewelddaden isjuist de nietigheid van het motief of het schijnbare ontbreken van een motief dat opweegt tegen het offer van een mensenleven. Om dit te begrijpen is het nuttig een scherp onderscheid te maken tussen enerzijds emotioneel of spontaan geweld waarbij emoties als gekrenkt zijn, wraakzucht of jaloezie een rol spelen en anderzijds instrumenteel geweld, ingegeven door een koele berekening van kosten, risico en baten. Natuurlijk kunnen beide vormen in één geval tegelijk te onderkennen zijn, maar het onderscheid kan vooral helpen om de externe omstandigheden te belichten die gunstig zijn voor het gebruik van geweld of het zelfs aantrekkelijk en goedkoop maken.
Het gemak waarmee wapens tegen geringe prijzen buiten het officiële vergunningensysteem om beschikbaar zijn, is van invloed op het gebruik van geweld. Onder andere door meer dan dertig jaar oorlog in het aangrenzende Indochina zijn grote hoeveelheden wapens op de zwarte markt beland. Ook geringe kans om na het plegen van een geweldsdaad daadwerkelijk gepakt te worden stimuleert het gebruik van geweld. In de eerste vijf maanden van 1982 was er in één op de vijf officieel geregistreerde gevallen van moord een verdachte aangehouden. Wie de ‘spelregels’ kent, weet bovendien zo met de politie om te gaan dat
| |
| |
voor hem de kansberekening er nog gunstiger uit ziet. Dit blijkt uit de bevindingen van een van ons in een district van de provincie Kamphaeng Phet. In dit district vonden gemiddeld meer dan twee moorden per maand plaats. De daders waren meestal bekend, maar dat betekende nog niet dat er arrestatie op volgde. Allereerst wisten ‘invloedrijke personen’ vervolging te voorkomen. Ook het slachtoffer zelf kon bepalen of er echt werk van de zaak werd gemaakt. In geval van een notoire misdadiger was de zaak snel vergeten. De politie waagde zich niet in afgelegen dorpen om een verdachte te arresteren, maar wachtte liever af tot de gezochte zich in het districtscentrum vertoonde.
Aan de andere kant is het voor de bedreigde burger of het slachtoffer van geweld, lang niet altijd vanzelfsprekend dat de politie hulp zou kunnen bieden. Vaak kan men horen dat wie niet over geld en relaties beschikt niets van de politie hoeft te verwachten; men vreest er eerder een probleem bij. Dit alles draagt er toe bij dat het kan gebeuren dat moord een uitweg uit de problemen is die voor de dader slechts een gering risico met zich meebrengt. Wie zelf geen vuile handen wenst te maken kan altijd een huurmoordenaar in dienst nemen, waarbij de prijs voornamelijk afhangt van de status van het slachtoffer. Hoe hoger immers iemands invloed en status, hoe groter het risico - dat wil zeggen de kans dat het politieapparaat serieus in beweging komt. Zo worden misschien ook de ogenschijnlijk ongemotiveerde moorden enigszins begrijpelijk die jaarlijks op toeristen worden gepleegd. In een situatie zonder belastende getuigen kunnen een paar waardevolle voorwerpen of een bescheiden geldbedrag de onderneming al aantrekkelijk doen lijken, zeker wanneer het slachtoffer de indruk maakt een argeloze en naamloze figuur uit een andere wereld te zijn, wiens verdwijnen niets en niemand in beweging kan brengen.
Ook enkele kenmerken van de sociaal-politieke structuur kunnen bijdragen tot een verklaring van het voorkomen van geweld in Thailand. De nadruk op hiërarchie naar macht en status die in de omgangsvormen naar voren komt, heeft een parallel in de politieke structuur. Reële politieke invloed, de controle over het feitelijke reilen en zeilen van de Thaise staat, is nog steeds het monopolie van een kleine elite. Wat vooral opvalt is het bijna complete ontbreken van kanalen voor politieke participatie en invloed van onderaf. Bestaande politieke partijen hebben geen wortels in representatieve delen van de bevolking; en omgekeerd: voor zover bij voorbeeld plattelandscoöperaties voorkomen zijn ze meestal door de overheid opgezet en aan haar controle onderworpen. Wanneer belangen van de grote massa af en toe verwoord worden en de vorm aannemen van acties, stakingen of demonstraties, dan gaat er meteen een grote dreiging van uit omdat men buiten alle gevestigde politieke kanalen om rechtstreeks met de regering tot zaken wil komen. In een aantal van dergelijke gevallen in het afgelopen jaar bleken de Thaise machthebbers snel bereid tot compromissen die in strijd waren met het eerder ingenomen regeringsstandpunt - waarschijnlijk omdat men aan politieke stabiliteit en het voorkomen van geweld een hogere prioriteit toekende dan aan het voeren van een consistent beleid. Het is trouwens opvallend dat, in tegenstelling tot wat de privésfeer te zien geeft, de Thaise politiek niet door een extreme mate van gewelddadigheid gekenmerkt wordt. De machthebbers weten blijkbaar de dreiging van geweld tijdig te onderkennen en af te weren. In de door een groot aantal, gelukte en mislukte, staatsgrepen gekenmerkte politieke geschiedenis van Thailand sinds de Tweede Wereldoorlog is slechts twee maal (oktober 1973 en oktober 1976) sprake geweest van politieke geweldsuitbarstingen met aanzienlijke aantallen slachtoffers.
Het ligt voor de hand de hoge frequentie van privé-geweldgebruik in verband te brengen met het vaak geconstateerde ontbreken
| |
| |
van hechte en stabiele sociale verbanden in de Thaise samenleving. Men vindt geen permanente solidaire groepen, geen hechte verwantschapsgroeperingen of blijvende samenwerkingsverbanden. In een maatschappij met een permanente geweldsdreiging zou men kunnen verwachten vormen van solidaire organisaties aan te treffen gericht op wederzijdse bescherming tegen geweld. In de werkelijkheid is daarvan in Thailand weinig bespeurbaar. Voor zover er collectief tegen dreigend geweld wordt opgetreden maakt het de indruk van een ineffectief ritueel; iedereen heeft zijn eigen individuele strategie. Het is eerder opvallend dat de lokale gemeenschap degenen die geweld plegen niet uitsluit, maar dat geweld en zij die geweld gebruiken, nauw met de gemeenschap verweven zijn. Het gaat wellicht te ver in geweld een sociaal bindmiddel te zien. Maar het is merkwaardig dat in een maatschappij die doorgaans wordt gekenmerkt door het ontbreken van blijvende vormen van coöperatie en associatie de direct betrokkenen samenwerken bij het toedekken en ‘vergeten’ van eenmaal gepleegd geweld. Het lijkt op een samenzwering waarbij getracht wordt de harmonieuze schijn snel te herstellen. In sommige gevallen kent bij voorbeeld iedereen de belastende feiten of weet iedereen wie de dief of moordenaar is - toch spant iedereen zich in om het te negeren, niet te weten of te bagatelliseren. Een Nederlandse antropoloog was getuige van een poging om een moord binnen de eigen verwantengroep naar buiten toe onzichtbaar te maken: ‘Een notoire dronkaard heeft zich tijdens een aanval van woede en onder invloed van alcohol vergrepen aan zijn vader. Zelfmoord zei men. Het lijk werd de volgende morgen in alle vroegte reeds gekist - heel ongewoon - en werd nog vóór de politie ter plaatse zou kunnen zijn begraven [...] De moordenaar vertoefde de dag na de moord in het klooster als noviet om verdienste te verzamelen voor zijn overleden vader [...]’ (Visser
1978: 310)
De samenhang tussen ideeën over geweldgebruik en sociale structuur laat zich het best illustreren aan de hand van de nakleng-figuur. Met nakleng wordt vanouds een bepaalde rol in de Thaise plattelandssamenleving aangeduid en tevens een bepaalde - mannelijke - houding. Als vertaling in het Nederlands komen in aanmerking termen als ‘bandiet’, ‘schurk’, ‘boef’, ‘schelm’, of ‘patser’, maar ook ‘iemand die uitblinkt’ of ‘durfal’.
De nakleng is vóór alles iemand die vrees inboezemt, omdat hij de overtuigende indruk weet te wekken dat hij bereid is tot het uiterste te gaan. Van het normale mijdingsgedrag, de gebruikelijke omzichtigheid en respect voor status en leeftijd trekt hij zich niets aan. Hij gedraagt zich onberekenbaar, is meedogenloos tegenover zijn tegenstanders, loyaal en solidair tegenover wie tot de zijnen behoren. Hij dwingt ontzag af door de wijze waarop hij anderen zijn wil weet op te leggen, een houding die zelfs tot regelrechte bewondering kan leiden indien de nakleng er in slaagt de autoriteiten naar zijn hand te zetten.
Sociologisch bezien markeert de nakleng het overgangsgebied tussen lokale samenleving en staat, tussen wettig en onwettig. Hij is voor zijn illegale activiteiten afhankelijk van vaak stilzwijgende afspraken met ambtenaren en politie. Deze zijn op hun beurt weer van de nakleng afhankelijk om in de dorpen door te dringen. Er zijn ook nu nog legio voorbeelden te vinden van een machtsverdeling en machtsevenwicht tussen de vertegenwoordigers van de staat en plaatselijke ‘informele machthebbers’, zoals bij de strijd tegen communistische guerrilla en moslemseparatisten, bij illegale houtkap, in gebieden waar nog geen kadastrale registratie of deugdelijke eigendomspapieren bestaan - waar handhaving van de wet steeds afhankelijk is van de steun van hen die buiten de wet staan.
Sommigen zijn misschien geneigd de nakleng als een crimineel of een afwijkend individu te beschouwen. Men dient dan wel te bedenken dat hij iemand is die tot de gemeenschap behoort en soms ook trekken van beschermende
| |
| |
welwillendheid kan aannemen. Hij wijkt af omdat hij zich niet houdt aan de normen van respect of conflictvermijding, in zekere zin buit hij juist de extreme conflictvermijding van de anderen uit. Maar noch in structureel opzicht noch in de ogen van anderen staat hij ‘buiten’. De bewondering en fascinatie die hij oproept, binden hem aan de andere leden van de gemeenschap en zijn rol als makelaar maakt hem soms onmisbaar voor het functioneren van de dorpssamenleving. Het is zelfs mogelijk dat het onderscheid tussen de formele functie van dorpshoofd en de informele nakleng vaag wordt. Er kan een persoonlijke identiteit zijn en iemand kan van nakleng dorpshoofd worden en omgekeerd.
Naast een analyse van die kenmerken van de Thaise maatschappij die kunnen bijdragen aan een verklaring van de hoge frequentie van privégeweld, is het tot slot de moeite waarde de vraagstelling om te draaien en summier aan te geven wat voor een samenleving het gevolg is van een situatie waarin voortdurend met de mogelijkheid van geweldgebruik rekening gehouden moet worden. Wat zijn bij voorbeeld de gevolgen van de onvoorspelbaarheid van het sociaal gedrag of van de geringe generaliseerbaarheid van sociale verwachtingen?
Welke enorme betekenis het berekenbaar en voorspelbaar worden van het economisch handelen en de daarbij betrokken factoren voor de westerse economische ontwikkeling hebben gehad, is waarschijnlijk nergens uitvoeriger en scherper gedocumenteerd dan in de sociologisch-historische analyses van Max Weber. Van dit verband tussen door de staat gecontroleerd geweldgebruik en de economische ontwikkeling waren ook reeds de verschillende Nederlandse consuls aan het eind van de vorige eeuw te Bangkok doordrongen. Zij ontraadden bij voorbeeld de vestiging van vaderlandse bedrijven omdat er in Siam geen spaarzin was, het geleende niet werd terugbetaald, het verlenen van voorschotten veel te riskant was, de met het bestuur belaste personen willekeurig handelden, de gewassen van het veld gestolen werden, enzovoort. Wat ontbrak waren ‘stabiele condities voor economische bedrijvigheid’.
De ontwikkeling van handel en industrie in Thailand lijkt in veel opzichten op die van het westerse kapitalisme. De belangen van de overheid zijn zozeer met deze ontwikkeling verweven en de controlemogelijkheden van de staat hebben zich zo zeer uitgebreid dat een ongestoord functioneren van de vitale onderdelen van de economie gegarandeerd lijkt. Toch is er nog steeds sprake van een vorm van kapitalisme die men in de zin van Weber ‘politiek kapitalisme’ kan noemen: economische bedrijvigheid is niet alleen gericht op de mogelijkheden van de markt, maar ook in belangrijke mate afhankelijk van politieke kansen en politieke macht. Vooral daar waar de effectieve controle van de staat ophoudt, waar bezit en eigendom nog niet doeltreffend door de staat geregeld zijn, ziet men óf de tendens zaken met fysiek geweld te regelen óf via politieke patronage.
Nog steeds is het functioneren van een niet onbelangrijk deel van de Thaise samenleving en economie afhankelijk van een informeel en beperkt geweldsmonopolie (of geweldslicentie) in handen van lokale en particuliere ‘zakenlieden’. Dit vormt de voedingsbodem van de instabiliteit of ‘geïnstitutionaliseerde onzekerheid’ waar men bij de analyse van zo vele aspecten van het huidige Thailand steeds weer op stuit.
| |
Literatuur
Damrong Rachanuphab (prins Damron), Ruang sonthanaa kab phuuraajplon (Over een conversatie met een rover). Bangkok: Khurusapha 2504, 1903. |
Evers, Hans-Dieter (ed.) Loosely Structured Social Systems: Thailand in Comparative Perspective. Cultural Report Series no. 17, New Haven: Yale University, 1969. |
Johnston, David B. ‘Bandit, nakleng and peasant in rural Thai society’, in: Contributions to Asian Studies 15 (1980), 91-101. |
Morell, David and Chai-anan Samudvanija, Political Conflict in Thailand, Cambridge Mass.: Oelschlager, Gunn & Hain, 1981. |
| |
| |
Mulder, Niels, Everyday Life in Thailand, Bangkok: Duang Kamol, 1979. |
Senn van Basel, W.H., Schetsen uit Siam. Amsterdam: J.H. de Bussy, 1880. |
|
|