De Gids. Jaargang 146
(1983)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 605]
| |
John Kleinen
| |
[pagina 606]
| |
Vragen als wie tegen wie geweld gebruikten en welke middelen daarbij werden aangewend staan centraal. Verder is het van belang om te weten of het geweld met een bepaalde regelmaat plaatsvond, terwijl ook de condities waaronder dat gebeurde niet onbelangrijk zijn. Het is mogelijk dat plaatselijke of regionale omstandigheden van invloed waren op de toepassing van fysieke gewelddadigheid. Welke doeleinden en motieven speelden bij dit soort van geweld een rol? Betekende de overwinning van de Rode Khmers op hun tegenstanders als zodanig niet een verbreiding en toepassing van een ideologie die goeddeels ontleend was aan de maoïstische versie van het marxisme? Dit betoog zal eindigen met de conclusie dat de Rode Khmers systematisch en op grote schaal geweld tegen de bevolking van Cambodja hebben gebruikt. De toepassing stond in geen enkele verhouding tot de doeleinden die men zei na te volgen. Zowel ideologische als organisatorische overwegingen speelden daarbij een rol. Ik zal betogen dat de politieke en militaire concurrentie met het buurland Vietnam een factor was die invloed had op de gebruikte geweldsmethoden. Op wat langere termijn bekeken zijn sociale en culturele factoren aan te wijzen die medebepalend zijn geweest voor het geweldsgebruik. | |
Cambodja: een staat van geweldEvenmin als in andere maatschappijen is geweld in Cambodja een afwijkend verschijnsel in de betrekkingen tussen mensen. De gewelddadige relatie met andere staten oefende grote invloed uit op het dagelijks leven. Te midden van zijn buurlanden Siam (Thailand), Laos en Vietnam nam Cambodja na de bloeiperiode van Angkor (negende tot vijftiende eeuw) de plaats in van een bufferstaat. Op iedere invasie en verovering volgden grote interne spanningen. Onvrede over de herendiensten die de bevolking voor tempelbouw en de aanleg van irrigatiekanalen moest verrichten, leidde regelmatig tot heftige conflicten en opstanden. Met de Franse verovering en kolonisering van het Indochinese schiereiland in de tweede helft van de negentiende eeuw kwam aan het geweld tussen staten op het vasteland van Zuidoost-Azië spoedig een einde. De vestiging van de Pax Gallica zorgde voor een betrekkelijk grote mate van stabiliteit. De externe pacificatie van het gebied had zeker invloed op de regulering van geweldsconflicten in het land zelf.Ga naar eind3. Opmerkelijk is in elk geval dat in de periode tussen 1905 en 1941, die samenvalt met de regeertermijnen van koning Sisowath en zijn zoon Sisowath Monivong, relatief weinig geweldsgebruik met politieke bedoelingen plaats vond. Vergeleken met wat zich in die zelfde periode in het koloniale Vietnam afspeelde, leek Cambodja in de ogen van Franse bestuurders op een Aziatisch Arcadië. In hun verslagen die zij naar Parijs stuurden spraken zij steevast over de Cambodjanen als ‘sluimerende en politiek onbewuste Khmers’. Hierdoor is waarschijnlijk de mythe ontstaan van een ‘vreedzaam’ Cambodja. Vandaar dat Sisowaths kleinzoon, de latere prins Sihanouk, in de hofkronieken die Cambodjaanse koningen bijhielden, een even groot stilzwijgen bewaarde over incidenten die zich in het rijk voordeden, als zijn grootvader.Ga naar eind4. Vandaar ook dat in de jaren vijftig en zestig Sihanouk iedere gelegenheid aangreep om Cambodja als een ‘oase van vrede’ voor te stellen. Meer dan een zeer persoonlijke opvatting over neutraliteit was deze voorstelling van zaken overigens niet, maar als strategie van niet-gebondenheid aan de grote machtsblokken lukte zij redelijk: tot het eind van de jaren zestig bleef Cambodja buiten de Vietnam-oorlog. In eigen huis regeerde de prins als een verlicht despoot. Met een vaag programma van ‘Boeddhistisch-Socialisme’ trachtte hij het onverzoenlijke binnen zijn regering te verzoenen. Toen dat onmogelijk bleek werd Sihanouk aan de kant gezet en was de weg vrij voor het leger dat in het Vietnamese conflict via luite- | |
[pagina 607]
| |
nant-generaal Lon Nol de kant koos van Amerika. De laatste jaren van Sihanouks regering waren overigens gekenmerkt door een toename van geweld. Toen in de provincie Battambang boeren zich verzetten tegen de opkoop en verpachting van hun grond door regeringsambtenaren en handelaars, beval de prins het leger de opstand met harde hand neer te slaan. Door in verzet gekomen boeren van ‘communisme’ te beschuldigen verschafte Sihanouk de militairen de mogelijkheid een zeer ruime definitie aan te wenden van ‘staatsondermijnende activiteiten’. Zonder vorm van proces werden honderden boeren geëxecuteerd. Talloze dorpen werden met de grond gelijk gemaakt. Achteraf bleek de betrokkenheid van de communistische oppositie bij de Samlaut-opstand te verwaarlozen, maar de felle reactie van de prins zorgde voor een fors ledenaantal van de Rode Khmers. Deze gebeurtenissen waren in meer dan één opzicht het teken dat het Cambodja van Sihanouk niet het ‘land van de glimlach’ was waarvoor buitenlanders het zo graag versleten. Rurale verschulding en een toenemende sociale differentiatie waren de kenmerken van een samenleving waarin individueel en collectief regelmatig gevochten werd voor directe fysieke overleving.Ga naar eind5. In de loop van de jaren zeventig was de bevolking inzet van een conflict dat internationale dimensies had. In dit conflict werd fysiek geweld gebruikt als meest elementair beheersingsmiddel van mensen. De Parijse accoorden van januari 1973 verhinderden niet dat Cambodja opnieuw en intensiever dan tevoren bij de Vietnam-oorlog betrokken raakte. Via de computer aangewezen doelen, in werkelijkheid stukken grond van een halve bij anderhalve kilometer, bombardeerden b-52-ers zes maanden achtereen bijna driekwart van het grondgebied. Deze ‘tapijtbombardementen’ zouden de militaire nederlaag van het Lon Nol-regime voor enige tijd uitstellen, maar onbedoeld droegen ze bij tot de tragedie die Cambodja na de communistische overwinning in april 1975 zou overkomen. | |
Het Pol Pot-regime: 1975-1979De verovering van Phnom Penh op 17 april 1975 gaf de guerrilla-groep van de Rode Khmers de beschikking over het geweldsmonopolie van de staat, maar het eigenlijke gevecht erover moest nog plaatsvinden. Wannéér precies de nieuwe regering het karakter kreeg van een terreur-regime laat zich achteraf niet gemakkelijk vaststellen.Ga naar eind6. Dát echter Pol Pot en zijn aanhang spoedig gebruik maakten van terreur om zodoende de onderlinge betrekkingen tussen mensen op alle mogelijke manieren te beheersen, was spoedig duidelijk. Er was sprake van een stelselmatige overheidsterreur. Door echter het Pol Pot-regime te beschrijven als een exces of als een vorm van persoonlijke dictatuur, ongeveer op de wijze waarop marxisten het stalinisme tegemoet zijn getreden, is de kans groot het belangrijkste aspect van dit regime over het hoofd te zien. Anders dan de negentiende-eeuwse Zoeloe-koning Shaka die op uiterst gewelddadige wijze zijn heerschappij trachtte uit te breiden, streefden Pol Pot en de zijnen naar een massale overdracht van bezit, beheerd en gecontroleerd door de partijleiding die aanvankelijk anoniem was. Pogingen om zo de staat te versterken kwamen in feite neer op het opbouwen van een compleet nieuwe staatssamenleving, waarbij als voorwaarde gold dat de oude grondig vernietigd moest worden. Een in de strijd tegen de Amerikanen gehard en moedig legertje van nog geen zeventigduizend man, meest zeer jonge soldaten en kaderleden moest van de ene dag op de andere het personeel voor de belangrijkste staatsinstellingen leveren. De Communistische Partij die in 1963 gebroken had met haar voorganger, trad aanvankelijk niet als voorhoede naar voren, maar hulde zich achter een schimmige organisatie, Angkar, en herinnerde aan een roemrijk en ver verleden. In de leiding van de regering zaten figuren die in de jaren zestig tot de linkse oppositie tegen Sihanouk hadden be- | |
[pagina 608]
| |
hoord. Anderen behoorden tot een generatie studenten die in de vijftiger jaren tijdens hun studie in Frankrijk communist waren geworden. Eén ding hadden zij met elkaar gemeen: ieder van hen was vroeg of laat met Sihanouks geheime politie in aanraking gekomen; en gezien het lot dat de meesten van hun kameraden hadden ondergaan, waren zij ervan overtuigd dat de strijd om een ander Cambodja niet langer in de stad kon worden gevoerd. Zij kozen voor het oerwoud om er pas tien, vijftien jaar later weer uit te voorschijn te komen. De maatregelen die de Rode Khmers kort na de val van Phnom Penh namen, kwamen bekend voor en werden door linkse intellectuelen in het Westen met sympathie ontvangen. Wie positief oordeelde zag in wat er in Cambodja gebeurde de toepassing van jarenlange door ‘dependençia-theoretici’ zorgvuldig gekoesterde ontwikkelingsstrategieën. Het streven naar economische autarkie ten opzichte van de wereldmarkt en een grote nadruk op de voedselproduktie vormden de belangrijkste elementen hierin.Ga naar eind7. Sceptici wezen erop dat de volstrekte afsluiting van Cambodja van het buitenland niet veel goeds kon betekenen. Over wat er zich in de vierjaar dat Pol Pot regeerde, afspeelde is nog steeds geen volledig beeld te maken. Geen zinnig mens kan tegenwoordig nog ontkennen dat het regime van de Rode Khmers gewelddadig en repressief was. Welke voorstelling moeten wij ons daarvan maken? De ‘Cambodjaanse weg naar het socialisme’ heeft volgens de meeste schattingen aan ongeveer twee miljoen mensen het leven gekost. Bij mijn weten zijn deze schattingen nergens serieus aangevochten. Het cijfer van twee miljoen doden in 1975-1979 lijkt een soort veilig gemiddelde waarboven of waaronder de tellingen kunnen afwijken.Ga naar eind8. In een niet officieel gepubliceerde studie schatte de Amerikaanse inlichtingendienst cia het aantal doden waarvoor de Pol Pot-regering verantwoordelijk was op ongeveer anderhalf miljoen.Ga naar eind9. De demografe Ea Méng Try komt, na zorgvuldige bestudering van deze en andere schattingen, tot een totaal van 1 à 1,2 miljoen slachtoffers.Ga naar eind10. Zelfs met een ondergrens van 1 à 1,2 miljoen doden kan een goede indruk worden verkregen van de manier waarop de Rode Khmers hun revolutionaire denkbeelden in praktijk hebben gebracht. De bovenstaande cijfers gelden voor alle slachtoffers, dus ook diegenen die vlak na de val van Phnom Penh aan de gevolgen van hun verwondingen bezweken die zij eerder hadden opgelopen. De dodencijfers voor oorlogshandelingen zijn minder goed gedocumenteerd, met name de slachtoffers, die vielen bij de grensgevechten in de guerrillastrijd die na de Vietnamese invasie begon.Ga naar eind11. Aangezien het regime in de laatste jaren er een gewoonte van begon te maken tegenstanders voor straf naar het front te sturen, is het aantal terechtstellingen niet met zekerheid vast te stellen. Ea schat deze op ongeveer tien procent van het totaal. Dus ongeveer honderd- tot honderdtwintigduizend mensen werden terechtgesteld. De rest stierf tijdens de evacuaties uit de steden, tijdens dodentransporten, of kwam om van de honger, door uitputting of door besmettelijke ziekten. Wie waren verantwoordelijk voor deze daden en hoe pasten de Rode Khmers het geweld toe? | |
a. Toepassing van geweldVrijwel alle door mij in de omschrijving van fysiek geweld genoemde verschijnselen zijn in Cambodja voorgekomen. Mensen werden gemarteld en mishandeld. Folteringen vonden op ruime schaal en systematisch plaats in provinciale en centrale ondervragingscentra. Het meest berucht was de gevangenis in een school in een van de buitenwijken van Phnom Penh, Tuol Svay Prey, beter bekend onder de naam Tuol Sleng. Hier werd ook een ‘boekhouding des doods’ nauwkeurig bijgehouden. Daardoor is bekend dat in Tuol Sleng vooral aanhangers en sympathisanten van de Partij om | |
[pagina 609]
| |
het leven zijn gebracht. Elders in de hoofdstad en op andere plaatsen waren ‘gewone’ gevangenissen. Overigens vonden de meeste executies direct na de arrestatie van de slachtoffers plaats en was er van ondervraging en een formele procesgang geen sprake. Zoals te verwachten was moest iedereen die een belangrijke functie onder het oude regime had bekleed en niet naar het buitenland had weten te vluchten het eerst vrezen voor zijn leven. Zij werden volgens een oude Khmer-traditie samen met hun familie of gezin ter dood gebracht.Ga naar eind12. Naast de vernietiging van traditionele sociale en politieke groepen ging de Partij ook over tot uitstotingen en zuiveringen. Bijgevolg was iedere mogelijkheid van verzet tegen het staatsapparaat (lees: de Partij) minimaal. De maatregelen betroffen alle lagen van de bevolking: exmilitairen, ambtenaren, intellectuelen, religieuzen, minderheidsgroepen, mensen die pro-Sihanouk waren, partijleden die tot de een of andere factie hadden behoord of daarvan verdacht werden. Zij werden terechtgesteld of stierven van honger, door uitputting of mishandeling als direct gevolg van de strafmaatregelen van de Pol Pot-regering. Plundering en diefstal van eigendommen behoorden tot de normale praktijken van partijkaders. In hun streven naar een extreem egalitaire samenleving verbood de Khmer Rouge elke vorm van privé-bezit. Verkrachting van vrouwen schijnt daarentegen niet of nauwelijks te zijn voorgekomen. Vluchtelingen maken er sporadisch melding van. Soms was er sprake van machtsmisbruik door kaderleden, waarbij vrouwen seksueel gechanteerd werden, maar doorgaans volgden op ontdekking hiervan strenge straffen. De puriteinse moraal van de maoïstische ideologie die de Rode Khmers er op na hielden, heeft deze vorm van geweld waarschijnlijk verhinderd.Ga naar eind13. Ook tijdens de verovering van Phnom Penh zijn voorzover mij bekend geen gewelddaden van dit genre gemeld. Ofschoon niet strikt vallend onder de geweldsbepaling is de gedwongen evacuatie van de stedelijke centra verwant aan fysiek geweld. Hoewel voorgesteld als instrumenteel, en dus rationeel, was de uittocht een vorm van geweldsuitoefening die neerkwam op terreur. In de eerste plaats beschikten de Rode Khmers over een volstrekt ontoereikende organisatie om de grote hoeveelheid mensen naar het platteland te voeren en op te vangen. Voor kinderen, ouderen, zieken en gewonden was de afstand tot de inderhaast ingerichte opvangcentra te groot. De honger, het gebrek aan medische voorzieningen en de slechte hygiënische omstandigheden zorgden voor talloze slachtoffers. Hoeveel zal wel nooit meer exact bekend worden. Een indicatie is misschien het aantal kinderen dat stierf. In de tweeëneenhalve maand voor de val van het Lon Nol-bewind stierven naar schatting tussen de twee- en driehonderd kinderen per dag van de honger. In de maanden die volgden op de ‘bevrijding’ van Phnom Penh kwamen tussen juli en december op z'n minst nog eens dertigduizend zeer jonge kinderen om van ondervoeding en slechte hygiënische verzorging.Ga naar eind14. In de tweede plaats moet niet vergeten worden dat voor een belangrijk deel van de ‘echte’ stedelijke bevolking dat wil zeggen zij die in zowel administratieve als sociologische zin tot de urbane groepen behoorden, de uittocht gelijk stond aan deportatie. Het hele land was herschapen in een immens arbeidskamp en ingedeeld in coöperaties, waarin mensen twaalf tot veertien uur per dag moest werken aan irrigatiekanalen, en rijst en andere produkten moesten verbouwen.Ga naar eind15. Een draconische arbeidsdiscipline werd ingevoerd. De collectieve arbeid op de velden was streng geregeld. Gezinnen werden gescheiden, kinderen opgeleid tot handlangers van de Partij (de beruchte spionnen of chlops) en er was zelfs sprake van gedwongen huwelijken. In sommige gevallen zijn deze methodes, indien zij worden toegepast op etnische minderheden (bijvoorbeeld de scheiding der seksen om geboortes te voor- | |
[pagina 610]
| |
komen) te rekenen onder het begrip ‘genocide’ of daarmee verwante misdaden.Ga naar eind16. | |
b. Frequentie van geweldHet aantal keren dat fysiek geweld is toegepast, verschilde erg van de politieke situatie waarin de Partij zich vanwege nationale en internationale gebeurtenissen bevond. Als we ons weer beperken tot het geweld dat het directe gevolg was van strafmaatregelen van de Pol Pot-regering, dan zijn er vier fases te onderscheiden.Ga naar eind17. 1. Tussen april enjuni 1975 ‘heroverden’ de Rode Khmers de door de Vietcong bezette gebieden in het oosten van het land. Met Vietnam raakte het land verder verstrikt in territoriale geschillen over eilandjes in de Golf van Thailand. Direct na de verovering van de hoofdstad begonnen de executies van belangrijke leden van de Lon Nol-regering en -strijdkrachten: hoge legerofficieren, chefs van politie-eenheden, ministers en staatssecretarissen, hoge ambtenaren. Volgens voorzichtige schattingen zouden alleen al in deze eerste maanden waarin het nieuwe regime aan de macht was ongeveer vijfentwintigduizend mensen standrechtelijk zijn gevonnist. In het marxistisch-leninistische jargon van de Rode Khmers ging het om compradores, ‘agenten van het imperialisme’, kortom om ‘klassevijanden’, waartegen zich de ‘nationale volksrevolutie’ richtte.Ga naar eind18. 2. Vanaf juli 1975 kozen de Rode Khmers de zogenaamde ‘nieuwe mensen’ als doelwit van hun ‘nationale revolutie’. Onder de bewoners van de zojuist bevrijde gebieden bevonden zich ook mensen die vanwege hun verleden of anderszins als ‘onverbeterlijk’ werden beschouwd. Ze hadden misstappen begaan tijdens de zogenoemde heropvoedingscampagnes of hadden conflicten gekregen met individuele Rode Khmers. Vooral ex-militairen, lagere ambtenaren en intellectuelen waren hiervan het slachtoffer. Het totale aantal executies was ongeveer tienduizend. 3. Het jaar 1976 was volgens de meeste auteurs de periode waarin het nieuwe regime zijn macht wilde bewijzen. De oorlog en de daaropvolgende chaos hadden de Cambodjaanse economie totaal ontwricht. Nu kwam het erop aan om door middel van een grootscheepse collectiviseringsmaatregel een voldoende rijstoogst te produceren. Stedelijke experts, handelaars en rijke boeren golden als de belangrijkste obstakels in deze gedwongen collectivisatie, die eufemistisch ‘democratische revolutie’ werd genoemd. Collectivisatie betekende ook een drastische zuivering binnen de Partij met name van aanhangers van Sihanouk. Partijleden die aandrongen op matiging, werden van pro-Vietnamese of pro-Russische sympathieën beticht. Ongeveer vijftienduizend mensen werden in dit jaar geëxecuteerd. De onvrede in het land uitte zich in de loop van april en december 1976 in twee pogingen tot een staatsgreep.Ga naar eind19. 4. De fase van de ‘socialistische revolutie’ deed zijn intrede met de collectivisering van de landbouw die in 1976 was voorbereid. De laatste twee jaar van het Pol Pot-regime kenmerkten zich door een verhoogde druk op de arbeidsinzet van de bevolking en een verscherping van de dictatuur van de Partij, zodat de interne partijstrijd toenam. De betrekkingen met het buurland Vietnam raakten op een dieptepunt. De schermutselingen aan de oostgrens verhevigden zich en namen zelfs de vorm aan van een niet-verklaarde oorlog tussen de beide landen. Op 27 september 1977 trad de Partij officieel voor het internationale voetlicht. Intern leek de positie van Pol Pot en zijn clan versterkt nadat de Khmers Vietminh gezuiverd waren en een aantal dissidenten, van wie sommigen in de regering van Heng Samrin zouden terugkeren, in het door Vietnam georganiseerde verzet waren gevlucht. In de loop van 1978 volgde een openlijke grensoorlog. Vooral de nog overgebleven Vietnamezen en Cambodjanen uit de Mekong-delta (Khmer-Krom) werden tijdens deze gebeurtenissen de belangrijkste slachtoffers, van wie er | |
[pagina 611]
| |
een aantal konden vluchten naar (Zuid-)Vietnam.Ga naar eind20. Ongetwijfeld is de grensoorlog verantwoordelijk voor de stijging van het dodencijfer. In hoeverre de schattingen tussen de vijftig- en zeventigduizend slachtoffers alleen op executies gebaseerd zijn, is moeilijk te zeggen. De vraag hoe systematisch het gebruik van geweld is geweest, laat zich achteraf niet gemakkelijk vaststellen. De ideologie van de Rode Khmers liet toe dat zowel geweld als overreding gebruikt konden worden om mensen voor de revolutie te winnen. Maar in de praktijk gebeurde wat Walter heeft beschreven: terreur had ten doel bevolkingsgroepen te terroriseren en af te schrikken niet om wat zij individueel of als groep hadden gedaan, maar op grond van verwachtingen dat zij zich tegen het systeem zouden verzetten.Ga naar eind21. De systematiek lag verankerd in deze vuistregel, maar niet altijd werd er gevolg aan gegeven. | |
c. Geografische spreiding van het geweldEen belangrijke conclusie uit wat er tot nu toe bekend geworden is over het optreden van de Rode Khmers is het gegeven dat lokale omstandigheden grote invloed hadden op het voorkomen en de intensiteit van het geweld. Door het verloop van de oorlog was er in de eerste plaats een verschil ontstaan tussen wat de Partij het ‘oude’ en het ‘nieuwe volk’ noemde. Het ‘oude volk’ woonde in gebieden waar de guerrilla bases had opgebouwd en van waaruit zij opereerde tegen de nog niet ‘veroverde gebieden’. De bevolking in deze gebieden - ruwweg de provincies langs de belangrijkste weg en waterwegen omvattend met als kruispunt Phnom Penh - werd later als ‘17 april-mensen’ aangeduid. Dit onderscheid werkte door in de wijze waarop het geweld werd aangewend. De ergste gruwelverhalen kwamen, aldus een deskundige die veel vluchtelingen heeft geïnterviewd, uit streken waar de Rode Khmer geen hechte basis had onder de bevolking en waar orders om represaillemaatregelen te stoppen werden genegeerd door soldaten van de Rode Khmer die uit waren op wraak.Ga naar eind22. Nadat de zogenaamde ‘17 april-mensen’ opgenomen waren in ‘coöperaties’ speelde dit geografisch onderscheid niet meer zo'n belangrijke rol, maar gaf de sociale categorie waartoe iemand behoorde de doorslag bij het geweldsgebruik. Uit vluchtelingenverhalen is af te leiden dat ook de beschikbaarheid en gebruik van natuurlijke hulpbronnen factoren zijn geweest die invloed hadden op de manier waarop Rode Khmers optraden tegen de bevolking. Aangezien lokale besturen verantwoordelijk waren voor de voedselproduktie die aan de Partij moest worden afgedragen, kwamen willekeur en incompetentie regelmatig voor. De coöperaties werden geleid door commandanten die soms een grote mate aan autonomie tegenover Angkar of de Partij ten toon spreidden. De persoonlijke bestuursstijl die zij er op nahielden had invloed op de behandeling van mensen.Ga naar eind23. Een regio waar zeker tot medio 1977 veel minder geweld is voorgekomen was het oosten van Cambodja. In dit gebied lag tijdens de Vietnam-oorlog het eindpunt van de fameuze Ho Chi Minh-route. De voortdurende aanwezigheid van ‘Vietcong’-troepen schijnt een mitigerende invloed te hebben gehad op het partijkader van de Rode Khmers. De landbouwcollectivisering en de daarbij bijna onvermijdelijke dwangmaatregelen waren in een minder geforceerd tempo voltrokken dan elders het geval was. Naarmate echter de politieke spanningen met Vietnam toenamen, groeide ook het wantrouwen van de centrale leiding van de partij tegen de kaders uit de oostelijke regio. De zuiveringen begonnen in juni 1977. Partijleden werden van ‘verraad aan de revolutie’ en van ‘revisionisme’ beschuldigd. Dat laatste sloeg ongetwijfeld op echte of vermeende sympathieën die sommige kaders hadden voor het Vietnamese communisme en die in de ogen van Pol Pot-getrouwen als een afwijking van de revolutionaire denkbeelden van de Grote Roerganger werden beschouwd.Ga naar eind24. | |
[pagina 612]
| |
Het lijdt overigens geen twijfel dat de zuiveringen en uitstotingen uit de eigen organisatie het gevolg waren van de onvrede die geleidelijk aan groeide en hier en daar zelfs de vorm aannam van gewapend verzet. In 1975 en in 1976 waren er ook wel acties geweest van een gewapende oppositie van ontevreden boeren of muitende soldaten, maar deze hadden nauwelijks politieke gevolgen. In 1977 en 1978 vonden een vijftal min of meer serieuze pogingen tot een staatsgreep plaats, alle met een sterk regionale ondertoon. Daardoor groeide de oppositie en kwamen er steeds meer aanwijzingen dat zelfs Pol Pots trouwste aanhangers hem in de steek lieten.Ga naar eind25. De overlevenden van de zuiveringen die op de mislukte staatsgrepen volgden konden tenslotte in een door Hanoi georganiseerde verzetsbeweging worden samengebracht. De toekomstige leider werd de vroegere afdelingssecretaris van de oostelijke regio, Heng Samrin, die in mei 1978 zijn post had verlaten. | |
Verklaring voor geweld: Cambodjaanse perspectievenDe vraag die ook bij het schrijven van dit artikel steeds voorop heeft gestaan, luidde: waarom die terreur tegen de eigen bevolking, of meer in het bijzonder, waarom kenmerkte zich het Pol Pot-regime door een dergelijke overmaat aan terreur? In de meeste verklaringen overheerst, niet geheel ten onrechte, het element van geaccumuleerde wraakgevoelens bij de doorgaans uit zeer jonge mannen en vrouwen gevormde gevechtsgroepen van de Rode Khmers. Zo bleken de berichten over schier onbeschrijflijke slachtpartijen onder de burgerbevolking wel degelijk op waarheid te berusten. In meerderheid van de gevallen ging het om wraakacties tegen militairen van het Lon Nol leger of stadsbewoners, die tot verdachte categorieën waren verklaard. Illustratief in dit verband is ook de complete vernietiging van gebouwen, zoals de centrale bank van Phnom Penh, de kathedraal en militaire installaties. Een inwoner van Battambang die getuige was van het in stukken slaan van vliegtuigen op de plaatselijke luchthaven, merkte later op: ‘Ze zouden de brokstukken hebben opgegeten, als dat had gekund’.Ga naar eind26. De herinnering aan de bombardementen en langdurige oorlogservaringen zijn onmisbare elementen in het noemen van het wraakmotief als verklaring van terreurdaden. Niettemin blijft het onduidelijk waarom juist dergelijke acties bijna niet zijn voorgekomen in die gebieden waar de bombardementen het hevigst waren geweest, zoals het noord- en zuidoostelijk deel van Cambodja. Ontbreekt het hier aan vluchtelingenverhalen? Het is niet erg waarschijnlijk. Dat wraak niet de belangrijkste drijfveer kan zijn geweest voor de terreur is tevens op te maken uit de wisselende frequentie van de terechtstellingen én de sterke geografische spreiding van het geweld. Uit het beeld dat we van het Pol Pot-regime schetsten komt een andere verklaring naar voren. Vast staat dat de leiders van de Rode Khmers geen volslagen krankzinnigen waren, maar lieden die hoogstwaarschijnlijk heel goed wisten wat ze deden en beslissingen namen waarvan ze op z'n minst een groot aantal gevolgen konden overzien. Daarom is de aard van dat regime een belangrijke, zo niet de belangrijkste, verklaring voor het geweldgebruik. Een analyse van de samenstelling, ideologie, doelstellingen en middelen om die doelstellingen te realiseren, kan nader licht werpen op de positie van dat regime. Qua politieke samenstelling vormde het bewind allerminst een eenheid. Voordat in 1970 prins Sihanouk een eenheidsfront vormde met de in Cambodja opererende communistische verzetsbeweging, hadden zich al minstens drie stromingen binnen dat kamp gemanifesteerd.Ga naar eind27. De oudste papieren hadden ongetwijfeld de met de Vietminh verbonden Khmers die vóór 1951 tot de Cambodjaanse afdeling van de Indochinese Communistische Partij (icp) hadden behoord. Toen deze formeel ontbon- | |
[pagina 613]
| |
den was, bleef een clandestiene groep over die nauwe banden onderhield met Hanoi. Tot ver in de jaren vijftig volgden Cambodjanen training en scholing in Vietnam. De groep beschikte ook over een legale mantelorganisatie, de Pracheachon of Burgerpartij, die het bij de verkiezingen opnam tegen de rechts-nationalistische republikeinen van Son Ngoc Thanh. De Vietnamees georiënteerde communisten en hun aanhangers, later aangeduid als de ‘veteranen’, beschikten over een eigen territoriale machtsbasis in het bergachtige oosten van het land waar in de jaren zestig de uitlopers van de Ho Chi Minh-weg lagen, Hanois strategische aanvoerroute voor het zuiden van Vietnam. Via deze oostelijke provincies keerden ook de in 1954 in vrijwillige ballingschap vertrokken Khmers terug die met de Vietminh hadden gevochten in de Khmer Issarak, de anti-Franse verzetsbeweging. Deze op Vietnam gerichte groep kwam in het begin van de jaren zestig onder bevel van een nieuw opgerichte Cambodjaanse Communistische Partij, onder leiding van een zekere Saloth Sar, die later Pol Pot zou blijken te zijn. Pol Pot stond voor een tweede stroming of groep binnen de Khmer Rouge, de geuzennaam die Sihanouk aan de verzetsbeweging had gegeven. Pol Pot behoorde tot een generatie studenten die in het begin van de jaren vijftig academische studies in Frankrijk had gevolgd en na verloop van tijd terugkeerde naar Phnom Penh. Sommigen hadden behoord tot een marxistisch studieclubje aan de Rive Gauche in het tot de verbeelding sprekende Quartier Latin. Daar hadden zij modellen ontworpen voor een toekomstig onafhankelijk, al dan niet ‘socialistisch’ Cambodja. Over de toepasbaarheid van die modellen was men het zeker niet onderling eens. Een enkeling, zoals Khieu Samphan, heeft onder Sihanouks leiding geprobeerd sommige van de aanbevelingen die hij in zijn proefschrift had gedaan, in praktijk te brengen.Ga naar eind28. De teleurstelling over het mislukken van die plannen had hij met een aantal leeftijdgenoten gemeen. Met andere prominente politici van die jaren koos Khieu Samphan voor de communistische oppositie. Zij voegden zich bij Pol Pot cum suis in het ruige noorden en noordoosten bij de grens van Laos en Thailand. De Samlaut-opstand in de provincie Battambang betekende voor vele jonge intellectuelen en onderwijzers een keerpunt in hun oppositie tegen het autocratische Sangkumbewind van Sihanouk. In zekere zin vormden zij een derde, meer autochtone groep van opposanten die sterk geïnspireerd waren door de ‘Culturele Revolutie’ in China. Tegelijk vertrokken ook veel figuren die minder belangstelling toonden voor de sociale experimenten van voorzitter Mao, maar die hun intellectuele capaciteiten niet beloond zagen met een post in de regering en waarschijnlijk te integer waren om zich met de sterk verwesterde, urbane middengroepen te associëren. De later door Pol Pot vermoorde Hu Nim was de bekendste van deze groep. Zij is geografisch minder duidelijk te plaatsen, maar volgens sommige bronnen doken velen van hen op in het zuidwesten van het land waar de Olifantsbergen liggen. Wat waren de gevolgen van deze sterk verspreide plaatselijke en ideologische verdeling van de Rode Khmers? De groep die uiteindelijk het machtsmonopolie aan zich trok kreeg niet alleen te maken met relatief onafhankelijke machtsbases, maar was ook niet in staat ideologische tegenstellingen te overbruggen. Het eerste is op te maken uit de pathetische oproep van het Centrale Comité, nog geen drie maanden na de overwinning, om de eenheid te bewaren. Bij die gelegenheid werd ook het feit gevierd dat het ‘Revolutionaire leger van Kampuchea’ over het hele territorium zijn autoriteit had gevestigd en dat ‘elke (gevechts-)zone zijn legereenheden onder leiding van het Centrale Comité had gesteld’. Ideologische tegenstellingen waren op te maken uit al dan niet vermeende ‘coup-pogingen’ om ‘de | |
[pagina 614]
| |
leiders van de Communistische Partij te vermoorden’.Ga naar eind29. Dergelijke gebeurtenissen waren een reactie op de dreiging die de Pol Pot-groep voelde ontstaan. Op een gegeven moment werd de verovering en consolidering van de staatsmacht ondergeschikt gemaakt aan de manier waarop rivaliserende groepen of personen zonder veel scrupules konden worden afgedankt als de hoogste leider, Pol Pot, dat nodig achtte. Naarmate het ‘revolutionaire proces’ vorderde, ontsnapte de beheersing ervan - dat wil zeggen de systematiek van het uitroeien van de tegenstanders - steeds meer aan het hoogste niveau. De al dan niet uitgelokte grensconflicten met het buurland Vietnam vormden een welkome aanleiding om de gewapende strijd in het geweldsmonopolie, in eigen land door externe bedreiging te verscherpen. Maar ook de ideologische inhoud van de denkbeelden die de Rode Khmers erop na hielden voorzag in het gebruik van geweld. Wat ook de onderlinge verschillen waren, alle rivaliserende groepen waren het eens over het feit dat met de aanhangers van het pro-westerse Lon Nol-regime diende afgerekend te worden. De middelen die daarvoor ter beschikking stonden konden echter verschillen. Sommige auteurs vergelijken het aanprijzen van geweld door leiders van de Rode Khmer met nazi-denkbeelden en het megalomane karakter van iemand als Pol Pot met zijn Duitse evenknie Adolf Hitler. Zo spreekt de Franse Indochinakenner Jean Lacouture van ‘tropisch fascisme’ ter aanduiding van het schrikbewind. Zo beschouwd is het regime van Pol Pot niet veel anders dan een combinatie van militarisme, nationalistisch chauvinisme en een ongebreideld expansionisme.Ga naar eind30. Het probleem met deze en soortgelijke typeringen is het ontbreken van een onderlinge samenhang van de elementen waaruit deze variant van het fascisme is gevormd. Weliswaar nam de verheerlijking van de eigen natie met een daaraan verbonden geloof in de herovering van gebieden die eens onder Cambodjaanse soevereiniteit waren gevallen, een belangrijke plaats in binnen de Rode Khmerideologie. Sinds we weten dat deze vorm van een bijna fascistisch chauvinisme allang niet meer onder het octrooi van nationaal-socialisme en fascisme valt, en evenzeer het handelsmerk is van stalinistische staten, zijn deze etiketten enigszins problematisch. Afgaande op de schaarse geschriften van de Pol Pot-regering nemen verwijzingen naar zaken die op geweld of agressie duiden geen opvallend grote plaats in. Voor zover deze voorkomen, bij voorbeeld in redevoeringen van Pol Pot óf in het volkslied van ‘Democratisch Kampuchea’, geven ze eerder blijk van het ontbreken van een taboe op geweld dan van het aanprijzen ervan. Van een ongelimiteerd aanprijzen van geweld als middel én doel van de beweging is voorshands nog weinig gebleken, ook al geef ik meteen toe dat het beschikbare bronnenmateriaal schaars is.Ga naar eind31. Verheerlijking van bij voorbeeld expressief geweld behoorde blijkbaar niet tot de nieuwe ‘linguïstische etiquette’ die het regime trachtte in te voeren om ‘traditionele’ culturele en sociale banden te veranderen. Wat in de omschrijving van Lacouture en anderen helemaal niet aan de orde komt is het verband tussen het terreur-regime en de beoogde massale overheveling van privé-eigendom naar collectief bezit, beheerd door de staatsorganen. Voorwaarde daartoe was een zo radicale verandering van de samenleving dat die niet zonder extreme dwang gerealiseerd kon worden. De economische zelfvoorziening kon aanvankelijk niet steunen op een produktieve industriële sector. De obsessie voor het produceren van meervoudige rijstoogsten uitte zich in een vrijwel exclusieve aandacht voor de waterhuishouding en voor het graven van irrigatie- en transportkanalen. Zelden is overigens met grotere ondeskundigheid een landbouwprogramma uitgevoerd dan onder de Pol Pot-regering. De ongereguleerde houtkap die het regime toeliet om zo- | |
[pagina 615]
| |
veel mogelijk rijstvelden aan te leggen en het volstrekt negeren van reeds jaren bestaande afwateringssystemen zorgden bij voorbeeld in september 1978 voor grote overstromingen in het gehele land. Verwaarlozing van een zorgvuldig opgebouwd waarschuwingssysteem langs de Mekong-rivier om overstromingen vroegtijdig te signaleren en de nodige maatregelen te nemen, had in dezelfde periode een massale vernietiging van de rijstoogst tot gevolg, met name in de Mekongdelta van het aangrenzende Vietnam. De weigering om machines uit het buitenland in te voeren onder het mom dat een dergelijke maatregel de gewenste economische autarkie zou bedreigen paste niet in een doelbewust beleid, maar was zoals later zou blijken het resultaat van het onvermogen een landbouwprogramma te realiseren. De beschikking over grote aantallen mensen was tijdens de burgeroorlog een beproefd recept gebleken in het relatief onderbevolkt Cambodja, waar landschaarste nimmer tot de meest nijpende problemen had behoord. Wat lag er dan meer voor de hand om ook in het ‘nieuwe Kampuchea’ een dergelijke strategie toe te passen, de bevolking volgens militaire principes te recruteren en te organiseren, en tegelijkertijd een effectief controlemiddel beschikbaar te hebben?Ga naar eind32. Wat de kans op gebruik van geweld groter maakte was dat bij deze operatie de bevelvoering veelal in handen was van jonge, fanatieke krijgers en partijkaders. Ofschoon nog weinig bekend is over hun sociale herkomst, moeten de meesten doodarme boeren of hun kinderen zijn geweest, die zich in de loop van de jaren zeventig bij de guerrillabeweging hadden aangesloten. Velen ook waren naar afgelegen gebieden gevlucht uit angst voor de Amerikaanse luchtbombardementen. Het ‘leger’ van de Rode Khmers bestond vooral uit mannen en vrouwen die een jarenlange oorlogs- en gevechtservaring hadden opgedaan en dus sterk vertrouwd waren met geweldsuitoefening. Aangezien er zich nogal wat kinderen onder deze soldaten bevonden - een verschijnsel dat ook onder Lon Nol veelvuldig voorkwam - moet het voor de leiding van de partij niet moeilijk zijn geweest hen een rudimentaire ideologie bij te brengen die een sterke identificatie met hun gevechtseenheden tot doel had. Wanneer geweldpleging in een dergelijk kader wordt aangeprezen en gepraktiseerd, blijken remmingen op geweldpleging al spoedig te verdwijnen. Een volledig beeld van het gedrag van deze, veelal jonge, mensen valt bij gebrek aan bronnen moeilijk te geven, al heeft Sihanouk hierover in zijn memoires enkele intrigerende opmerkingen gemaakt. Hij noemt niet alleen de categorie van doodarme boeren die ‘door het oude regime in de steek zijn gelaten’, maar hij spreekt ook over ‘bergstammen en bewoners van bosrijke gebieden’.Ga naar eind33. Het lijkt ongeloofwaardig, maar blijkbaar was het Pol Pot-regime erin geslaagd leden van bergstammen achter zich te krijgen. Tegenover journalisten van de Joegoslavische televisie die hem in maart 1978 interviewden bevestigde Pol Pot dit. Gezien de gevoelens die deze minderheidsgroepen koesteren voor de dominante meerderheid en hun telkens gebleken weigering zich aan enig centraal gezag te onderwerpen, is het op z'n minst verbazingwekkend dat het regime deels op deze mensen steunde. De aanwezigheid van de montagnards zou niet alleen het gebruikelijke wantrouwen tegen vlaktebewoners kunnen verklaren, maar wijst ook op de verschillende sociale herkomst van de aanhangers van het Pol Pot-bewind.Ga naar eind34. Hoe dit ook zij, de betrekkelijk scherpe dichotomie tussen ‘plattelanders’ en ‘stedelingen’ is een factor van betekenis die in geen enkele verklaring mag ontbreken. Van geheel andere aard zijn bepaalde condities en omstandigheden binnen de Cambodjaanse samenleving en cultuur die ook op langere termijn gelden, maar die nog nauwelijks zijn onderzocht. Generaliseren is hier moeilijk, zeker bij gebrek aan relevante gegevens. In een van de schaarse dorpsstudies die vóór | |
[pagina 616]
| |
1970 in Cambodja zijn verricht, constateert May Ebihara na een langdurig verblijf in een dorpsgemeenschap dat hechte en stabiele sociale verbanden buiten de verwantengroep nauwelijks voorkomen.Ga naar eind35. De inwoners van het dorp waar zij woonde, regelden hun sociale contacten bij voorkeur met leden van de eigen verwantengroepen. Vrijwillige organisaties als clubs en kredietassociaties functioneerden vrijwel uitsluitend via verwantschapsprincipes al dan niet gebaseerd op ‘echte’ bloedverwantschap. Tekenend voor deze betrekkelijk geringe mate van sociale samenhang is bij voorbeeld de manier waarop mensen met anderen buiten de verwantengroep (familie, huishouden, en dergelijke) omgaan. Hierbij zijn factoren van belang als de mate van samenwerking, hiërarchische verbanden, vormen van solidariteit, enzovoort. De indruk lijkt na het lezen van dergelijke verslagen gewettigd dat individuele mensen in grote mate afhankelijk zijn van hun verwantengroep binnen het kader van een weinig gedifferentieerde plaatselijke - hoogstens regionale - samenleving. Als we letten op de politieke structuur die deze verwantengroepen met elkaar vormen, dan valt op dat primaire loyaliteiten voornamelijk tot het kader van die lokale samenleving beperkt zijn. Ondanks het deel uitmaken van een Cambodjaanse nationale staat, reiken de loyaliteitsgevoelens, laat staan het zich identificeren met die staat, niet verder dan dat beperkte kader. Ebihara gaat niet in op de vraag hoe in het algemeen de mentaliteit van de Khmers wordt gevormd, maar uit wat zij beschrijft kunnen we dit thema wel indirect benaderen. Hun gedragsposities tegenover niet-verwanten of kennissen zijn over het algemeen gekenmerkt door gevoelens van wantrouwen, achterdocht, of zelfs openlijke antipathie. ‘Anderen’ kunnen daardoor als ‘vreemd’ en eventueel ‘vijandig’ en ‘bedreigend’ worden beschouwd.Ga naar eind36. Wannéér beheerst en vriendelijk gedrag overgaat in hartstochtelijk geweld is op grond van het weinige dat we over de Cambodjaanse cultuur weten moeilijk te zeggen. Uit onderzoek dat elders in een verwante cultuur als die van Thailand is verricht blijkt bij voorbeeld dat de centrale norm van geweldloosheid, vervat in de Boeddhistische regel om geen levende wezens te doden, als richtsnoer voor het praktisch handelen uiting geeft aan een ver ontwikkelde gevoeligheid voor geweld. Als beheersing van geweldsgebruik blijkt deze norm maar zeer ten dele te functioneren.Ga naar eind37. De vraag rijst wat er gebeurt in een situatie van externe bedreiging van de staatssamenleving en interne gewapende strijd om het geweldsmonopolie. Het lijkt me zeker geen typisch Cambodjaans verschijnsel dat in zulke gevallen de immer aanwezige spanningen gemakkelijk kunnen overgaan in gewelddadige strijd. Kenmerkend voor Cambodja was wel dat deze strijd via regionale en geografische lijnen verliep en dat de frequentie waarmee het gebeurde sterk afhankelijk was van de mate van sociale differentiatie op regionaal niveau. De tragiek van het regime lag besloten in de onwil en vermoedelijk ook in het onvermogen om een overkoepelend kader te scheppen - zowel in ideële als in organisatorische zin - dat krachtig genoeg was om geweldsuitbarstingen te verhinderen of tot een minimum te beperken. In plaats daarvan namen Pol Pot en de zijnen hun toevlucht tot directe fysieke dwang en geweld om de door hun gewenste maatschappelijke veranderingen kracht bij te zetten. Ik zou graag Rod Aya en Ton Zwaan willen bedanken voor hun stimulerende opmerkingen bij eerdere versies van dit artikel. |
|