hun poezie in sommige gevallen rijk aan wat Lionel Trilling de ‘hum and buzz of implication’ noemt.
Het werk van de Noordier Seamus Heaney, volgens Morrison en Motion de belangrijkste dichter in de hele bundel, is een goed voorbeeld van de afstandelijkheid in de nieuwe Engelse poëzie. In ‘Punishment’ wordt het lijk van een meisje beschreven dat in één van de talrijke veengaten van Noord-Ierland drijft. Om haar hals zit nog de strop waaraan zij is opgehangen; haar hoofd is kaalgeschoren. De ‘ik’ in het gedicht toont geen emotie, in tegenstelling tot de zusters van het meisje, die met teer zijn ingesmeerd, waarschijnlijk als straf voor hun omgang met Britse soldaten. Gevoelloos is de ‘ik’ niet; hij doet er slechts het zwijgen toe:
but would have cast, I know,
In ‘Exposure’ omschrijft Heaney zichzelf als ‘neither internee nor informer; / An inner émigré, grown long-haired / And thoughtful’.
Geweld speelt in Heaney's gedichten een belangrijke rol, maar emotionele uitbarstingen of zelfs maar verzuchtingen blijven, zoals hier, achterwege. Op bedaarde toon, in zorgvuldig gekozen en directe bewoordingen worden de gevolgen van het gebruik van geweld in een gruwelijk beeld opgeroepen. Als er uit deze verzen al gevoelens jegens het onderwerp van beschrijving spreken, dan is dat veeleer een nevenverschijnsel dan opzet.
De beide redacteuren hebben een goede keuze uit Heaney's oeuvre gemaakt. De belangrijkste thema's in zijn poëzie - de band met de taal en het verleden, de rituelen en tradities van zijn land, verbondenheid met het landschap - zijn terug te vinden. Al deze thema's komen samen in Heaney's intrigerende ‘Bog Poems’, die handelen over de veen- en trekgaten van Noord-Ierland die Heaney op grond van hun bijzondere conserverende werking beschouwt als het geheugen van het landschap. In deze koele meren des doods blijft alles bewaard, van restanten uit de Vikingtijd tot en met de lichamen van de slachtoffers van het hedendaagse geweld. Een drietal gedichten uit deze reeks is hier opgenomen.
Toch valt Heaney, die al jaren tot de erkende dichters in het Engelse taalgebied wordt gerekend en in feite tot een negentiende-eeuwse traditie behoort (met name Wordsworth), enigszins uit de toon in deze bundel, waarin het jonge talent duidelijk overheerst. De vijf andere Noordierse dichters in deze bloemlezing staan nog maar aan het begin van hun dichtersloopbaan, en zijn qua thematiek onmiskenbaar meer van deze tijd. Hun poëzie zal een groter en vooral jonger publiek aanspreken.
Van hen hebben Tom Paulin (geboren in Leeds, maar getogen in Belfast) en Derek Mahon (die de veertig overigens alweer gepasseerd is) zonder twijfel het meeste talent. Anders dan bij Heaney overstijgt Paulins poëzie het lokale element. In zijn debuut, A State of Justice (1977), waren de belangrijkste thema's rechtvaardigheid en het functioneren van de staat, die in ‘Under the Eyes’ ‘a set of scales that squeezes out blood’ genoemd wordt. ‘Settlers’ vertelt het verhaal van Paulins grootvader, die in het begin van deze eeuw naar Belfast emigreerde en daar fabrieksdirecteur en ouderling in de protestantse gemeente werd. Soms, wanneer hij 's ochtends op het fabrieksterrein aankwam, legde hij een hand op de nog warme motorkap van een vrachtwagen, die 's nachts gebruikt was voor het transport van wapens bestemd voor het protestantse vrijwilligersleger van Ulster (‘Carson's Army’):
He touches the bonnet of a brown lorry.
It is warm. The men watch and say nothing.
‘Queer, how it runs off in the night,’