Wetenschappelijk leven
Tonja van Rijthoven
Reactie op het naschrift van J. van Heerden
1. Feiten worden door Van Heerden kennelijk anders geobserveerd, geselecteerd en geinterpreteerd dan door mij. Het Oedipuscomplex noemt hij een verzinsel en de vraag blijft, waarom hij zoveel moeite doet verzinsels wetenschappelijk te funderen.
2. Het is zinloos te praten over de logische verantwoording en de toetsing van een uitspraak, als we niet weten wat voor observaties eraan ten grondslag liggen. Wordt in een psychologisch laboratorium besloten iemand verdrietig te noemen, als traanvochtafscheiding plaatsvindt, of als steen en been wordt gejammerd? De zin ‘Jan is onbewust verdrietig’ is overigens een typisch voorbeeld van iemand die Stafford Clarc What Freud really said regelmatig citeert. Om erachter te komen wat Freud éigenlijk gezegd heeft kan men ook bij Freud zelf terecht. In Das Unbewusste bij voorbeeld, zet Freud in diverse bewoordingen uiteen dat emoties niet worden verdrongen, maar wel de aanleiding van de emoties en dat strikt genomen onbewuste emoties niet bestaan (Gesammelte Werke X, p. 276-277). Dus nogmaals, als Jan onbewust verdrietig is, realiseert hij zich niet waarom; hij is wel verdrietig, maar van heel iets anders.
3. Als het Van Heerden niks kan schelen welke psychoanalytische theorie hij behandelt, kan ik weinig vertrouwen hebben in zijn model. Mijn ‘favoriete banaan’ is de psychoanalytische theorie, waarvoor Freud als eerste de essentiële observaties verrichtte, bij de bestudering van de neurose van volwassenen. Deze theorie is fundamenteel, maar nog niet af, ook al zijn psychoanalytische waarnemingen inmiddels uitgegroeid tot een samenhangend systeem van hypotheses en aan de ervaring ontleende generalisaties. Ook Freuds theoretische model, de metapsychologie, wordt door toename van psychoanalytisch onderzoek, nog steeds uitgebreid en verfijnd.
4. Het taalfilosofisch onderscheid tussen bepaalde werkwoorden is in het psychoanalytisch werk van geen enkel belang. Als je speelt bij voorbeeld, kun je óók plezier hebben en desnoods verliezen. Iemand die wint bij het spelen doet bewust niets meer dan spelen, behalve misschien zijn uiterste best. Onbewust kan iemand die wint veelsoortige activiteiten ontplooien: men kan aan een overwinning onevenredig veel eigenwaarde ontlenen en er zijn ook mensen die stranden op succes.
5. In de bespreking van het proefschrift heb ik steeds de nadruk gelegd op wat mij opviel. Met de cursiveringen ging ik ervan uit dat de lezer wel snapt, dat Van Heerden de zwakke punten in zijn betoog niet zelf onderstreept.
6. Bij een klein meisje dat nog dagelijks op allerlei manieren het geslachtsverschil probeert te begrijpen, respectievelijk te ontkennen, kan het gebruik van het identiteitsprincipe nuttig zijn. Want een meisje is (en blijft) een meisje.