kastje naast het bed waarop Cyril Catherine inwijdt in het overspel.
Nu wil de ironie dat, zoals critici hebben aangetoond, de kleur oranje traditioneel vaak vruchtbaarheid en kuisheid in het huwelijk symboliseert. En bij nauwkeurige beschouwing zit de roman vol voer voor exegeten: de bloemen en planten en beesten hebben allemaal een veelzeggende betekenis. Zo wordt Cyril geassocieerd met de geit, het symbool voor lust. Maar we hoeven de handboeken echt niet uit de kast te halen om door te hebben dat Cyril door de auteur ironisch is bedoeld. Zijn taalgebruik, zoals het achteloze weggevertje ‘to the four of us, or at least to me’, geeft dit al aan. Luister hoe hij, monomaan doordrijvend, zichzelf ongewild belachelijk maakt: ‘Too big for mere caprice, too old to waste time, and yet old enough to appreciate immodesty, we were all four of us imposing in height, in weight, in blood pressure, in chest expansion.’
Al interpreteren we de roman als ironisch bedoeld, dan toch blijft de lezer met een probleem opgescheept. De verteller mag dan banaal zijn, het verhaal is verleidelijk door zijn intense opmerkingsgave, het magische ritme, en de poëtische geladenheid van zijn taal. Cyrils relaas zou ons bijna verlokken de tragische afloop te vergeten. Het lijkt wel of de lezer verleid wordt de houding van Hawkes, die immers aangaf het gebrekkige onder ogen te willen zien en te willen vergulden door de magie van de taal, te accepteren en over te nemen. We erkennen de tekortkoming van Cyril en de morele strekking van de roman wel, maar we vallen er niet over omdat het verhaal zo mooi geschreven is. Zo beschouwd hebben we hier te maken met een spiegelingsproces, een oneindige regressie - de auteur lijkt weerspiegeld in zijn personage, en de lezer wordt verleid zich weer op te stellen zoals de auteur. Zoals Ambrose verdwaalde in de spiegelwereld van John Barths Funhouse, zo loopt de lezer van Hawkes gevaar als een Alice door het spiegelbeeld van The Blood Oranges een amoreel wonderland binnen te stappen.
Uit het voorafgaande moet niet geconcludeerd worden dat Hawkes alleen over seks schrijft. Vooral zijn vroege romans zijn opvallend in hun weergave van de afstotende kanten van een desintegrerende maatschappij. Ook toen was zijn artistieke intentie het gebrekkige om te toveren tot iets moois, maar hij legde zich voornamelijk toe op het beschrijven van de gevolgen van de tweede wereldoorlog in Europa. Zo begint zijn bekendste roman, The Lime Twig (1961), met een uitgebreide beschrijving van het Engeland van zo'n veertig jaar geleden. Verval, gebrek, een leven op het randje van het animale, geeft hij weer met een microscopische aandacht voor de rafels, de luchtjes, de as, afval en aangekoekte schimmel van een Engelse achterbuurt. In het latere Second Skin (1964) wordt het chaotische bestaan van een zeeman die Skipper heet gepresenteerd. De verwarring, de dood die overal rond hem opdoemt, zijn een weerspiegeling van het Europa aan het eind van de oorlog. Al vindt Skipper dan uiteindelijk een veilige haven op een onbewoond eiland, zijn levensloop is niet de pointe van de roman. Evenals The Lime Twig gaat het erom dat de weerzin die de lezers voelen bij de beelden die Hawkes oproept, wordt geneutraliseerd of overwonnen door de schoonheid van de stijl. Afstoting en aantrekking, eros en thanatos worden door Hawkes in een curieuze balans gehouden.
Seks neemt een steeds belangrijker plaats in in het werk van Hawkes, maar zoals ik al aangaf is het soort seksualiteit dat hij ons voorschotelt niet erotisch maar afstotelijk. Zo is The Passion Artist (1979) de ‘éducation sentimentale’ van een emotioneel onvolgroeide man die bang is voor vrouwen. De aanvankelijk walgelijke voorstellingen van seksualiteit, van het vrouwelijke lichaam, worden gaandeweg minder aanstootgevend, en uiteindelijk zelfs erotisch wanneer de angst en afschuw van de hoofdpersoon plaats hebben gemaakt voor aanvaarding. Het proces dat de protagonist doormaakt, het overwinnen van zijn afschuw,