De Gids. Jaargang 146(1983)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 440] [p. 440] Jacques Hamelink Bezoek aan het oude huis Het groen uit de kluiten gewassen tot tegen de voormuur van Boomse steen en - ‘ga maar achterom’ was het devies - als een lopend vuur het kippenhok binnengedrongen. Ik duw de rolluiken op. Geen spiegeling meer. Interieur van een schuur. Panisch verstijfd en half weggerot staan daar in déjà-vu de stoelen van toen verschoven in nu, maar of abrupt een vergadering werd opgeheven, achter de hielen aan slierend van de vluchters, tot onder de tafelpoten, papieren (zeg notulen), glasregen door een wind verstoven die stilviel. Sleutels overbodig, afwezigheid zet alle deuren en kasten op een kier. Fundus vitae. Ik wurm me met een besmeurd gevoel als in repeterende dromen door het trapgat naar boven. En ziedaar. Niet te ontkennen dat ik op de van vele perifere oorden centrale plek ben aangekomen. Hier was de liefde en hij bleef hier. Weer of nooit meer weer, in je beschimmeld pluimbed waar ik eens de bloedvodden vond van haar stroopten pubers zomaar een scheur die niet/wel wilde het broekje uit. Het hangt hier aan een kromme spijker, hij zegt: [pagina 441] [p. 441] ze is misschien veertien maar gedenk ook haar. De verzuurde tijk zakt op de vloer, de pispot die als asbak is benut, behang, gordijnen zijn verscheurd, de uit palmhout gesneden deurkrukken ontbreken, wat iemand kon gebruiken is verbeurd verklaard. En als het huis kon spreken zou het van nog erger scheurmakers kreunen, van de mobilisatie van 14, geschut aan de Yzer dat je hier kon horen dreunen, zou een granaatscherf dwarsdoor de linnenkast anno 82 in 44 gaan lamenteren met de spookstem van haar die hier ooit de lakens uitdeelde. Er hangt een geur van droge kak, van humus en kaneel die ik onthouden wil maar van walg alweer vergeet. Wat zich hier heeft afgespeeld: voor iedereen een vraag, voor mij een weet. Hier kreeg ik op mijn ziel omdat ik Van Omhoog braveerde, zaten koude kwijlebabbels in zwarte kleren met jou over hel en hemel te touwtrekken; voor en na het zondagmiddageten werd ik tot onder de nokbalk door je nagezeten, bont en blauw geslagen zwoer ik bij de rebellen Blake en Rimbaud maar weer, maar geen hemelvuur dat me nog wou verteren. [pagina 442] [p. 442] - Ik wil me distantiëren, de vernislaag van discretie handhaven maar kan niet, overweeg brandstichten, een bulldozer huren, alles in een kuil schuiven; voel me, over de veertig, solidair met de indringers en daal langs de trapleer naar beneden, heradem naast de uit de hand gelopen seringebomen die bij herfstweer staan te potverteren. En dan nog, kletspraatjes van buren van eens komen als bromvliegen vermomd aanzeuren over de in geen jaren meer geknipte heg. De linde met mijn runeninscripties, vandalisme van toen, eerste aankondiging. Ik kan het mes nog in mijn vingers voelen, Alfred Herder & Sohn, Solingen. Een zonnebloem, losbol die nooit genade vond, heeft naast de deksteen van de beerput postgevat en triomfeert. Is het zo godver niet genoeg, wil ik nu eigenlijk nog weg of nooit meer weg? Hier ben ik opgegroeid, waar boeken hoogstens metamorfoseerden tot muizekeutels, heb ik me voor mezelf geschaamd tot ik aan het einde was van elk gevoel, als na langdurig en plichtmatig me aftrekken maar vretender; hier zat ik ingeklemd tussen tochtvrezende afdichters van kieren. Om je te bescheuren, alle deuren staan open nu allen het hazepad hebben gekozen. [pagina 443] [p. 443] Als toen bij gelddiefstallen bespeur ik onraad in mijn rug. Een buurtbewoner steekt zijn afgezakt gezicht over de heg en informeert - hij zag een wagen staan en praat van prikkeldraad dat er niet is - wat ik hier uitricht. Weet ik het wat me let? Ik sta, voor hem een schim, onder het stof, een aanfluiting omsingeld door aanpalend groen, en keer me verder naar het licht. Hij heeft gelijk. Ik ben een vreemde in je tuin, een onguur heer die braak en vernieling heeft beraamd en dat verbloemt en nu met tegenzin maar toch twee stappen doet, zijn hand uitsteekt, zich vastklampt aan het laatste dat hij van je heeft, de achternaam. Vorige Volgende