Toen hij daar lag, zo lezen we verder, wist de oude man dat hij voor de laatste keer gevallen was. Hij rook de hooigeur van het gras en zag
Alle vlees is als gras. Herinnert de oude Schierbeek zich Jesaja?
'k zag ook heel duidelijk
de rozen, de violen en de
duizendschonen in de border
De gedachte: ‘'t is de laatste keer/dat ik val’ krijgt nu een vervolg: ‘ik voelde geen pijn/misschien iets opgeheven/de zwaartekracht misschien’. En even later: ‘ik woog niks/mijn krukken ook niet’.
Dood is: nooit meer vallen. Voor deze man bestaat de zwaartekracht al haast niet meer. Later ziet zijn zoon, die per ‘biznis class klm’ uit Chicago komt overvliegen - voor hem is de aantrekkingskracht van de aarde een nog onopgeheven feit, vallen blijft mogelijk -, later ziet die zoon rook opstijgen boven het crematorium. Alleen de ‘onaardse’ wind kan zich nu nog even heer en meester tonen.
Aan het eind van mijn vorige kroniek citeerde ik uit De vissen de reigers van Huub Beurskens. Ook bij hem rook die in lucht opgaat, uiteendrijft, zij het ‘niet in reigervorm’. ‘Op de bodem van de lucht’ zette ik als titel boven mijn notities. En wat lees ik in de nieuwe gedichtenbundel van Rein Bloem? ‘Het gewicht van de lucht’, een vertaling van de ‘Le poids de l'air’ van Pierre Reverdy:
In de kelder lichten alle ruiten gelijktijdig op
Voegen de takken zich bij de nok van het dak
Een schreeuw die je ternauwernood hoort
Rondom schijnsels die dralen
Alvorens de deuren te sluiten
Schaduwen die in gaan en uit
Het oog sluit zich onder het plafond
De laatste wolken gaan heen
In een hoek een enkele lamp
In ‘Het gewicht van de lucht’ staat de wereld onder druk. ‘Laag’, ‘zwaar’, - dat zijn de woorden. Het begint al met een kelder. De temperatuur daalt (Reverdy laat met genoegen ook abstracta vallen of dalen in zijn poëzie: de avond, de uren, een klokslag, een licht). De lucht is zwaar. De wolken hangen laag. De bomen reiken niet hoger dan het dak, de takken buigen zich er naar over. Een schreeuw klinkt gedempt. Wat er nog ‘licht’ is, is verlicht; geen kwestie van minder druk, maar van schijnsels in de eerste en achtste regel. (Dat deze interpretatie waarschijnlijk alleen geldt voor de Nederlandse versie van Reverdy's gedicht, zal een op herdichting gespitste vertaler als Bloem allerminst verdrieten.)
‘Het oog sluit zich onder het plafond/De laatste wolken gaan heen’. Terwijl de eerste van deze regels met woorden als ‘sluit’ en ‘plafond’ nog steeds een zekere benauwenis en druk suggereert, klaart de situatie in de tweede enigszins op. Er lijkt, althans sprake van een zekere opluchting. Maar de laatste regel van het hele gedicht sluit die gedachte weer uit. (Ik heb bij ‘Het gewicht van de lucht’ een persoonlijke associatie te noteren. Ze betreft mijn grootvader en laat zich niet vermijden. Mijn grootvader zit, potdicht van silicose, dag en nacht in zijn rieten leunstoel voor het open raam. ‘Duw mij die muur toch om, ik krijg