van strategische concepties van de navo zijn ook steeds met argumenten van nationale veiligheid gerechtvaardigd.
De indruk dat kernwapens slagveldwapens zijn - en dit geldt in het bijzonder voor tactische kernwapens - wordt voor de publieke opinie bevestigd door de vele militair-strategische doctrines die in omloop zijn. Daarin moeten namelijk alle beschikbare oorlogsmiddelen worden beschreven als militair bruikbare instrumenten. Het kernwapen wordt noodgedwongen opgevat als ‘just another weapon’, omdat alleen dan strategisch en tactisch over het mogelijk militair gebruik van deze wapens richtlijnen zijn op te stellen.
De militaire en technische kenmerken van wapensystemen geeft men in allerlei overzichten van ‘het militair evenwicht’ quasi-exact weer: explosief vermogen, snelheid, reikwijdte, doelaccuratesse et cetera. De bedoeling daarvan is vaak om zo nauwkeurig mogelijk aan te geven aan welke gevaren de mensheid zal worden blootgesteld wanneer deze wapens daadwerkelijk worden gebruikt. Een volgende stap is dat men op grond van de kenmerken van kernwapens en de grote hoeveelheden, die er beschikbaar van zijn, de conclusie oppert dat het uitbreken van een kernoorlog niet onwaarschijnlijk is. Daarbij gaat men ervan uit, dat tactische kernwapens vechtwapens zijn, omdat deze ‘schoner’ zijn of kunnen worden, een beperkt explosief vermogen bezitten en daarom geschikt zijn voor overzichtelijk en beperkt te houden militair gebruik.
Dit is een bijna niet uit te roeien mythe. Tactische kernwapens zouden slagveldwapens zijn die beheerst in een gevecht kunnen worden ingezet zonder dusdanige fysieke, psychologische en politieke schade teweeg te brengen, dat een totale kernoorlog waarschijnlijk wordt.
Als alle wapens zijn kernwapens op zich militair-strategische instrumenten. Maar om als zodanig te kunnen functioneren zijn mensen en politieke wilsbeslissingen vereist. Maar ondanks alle geschriften van avontuurlijke strategen, ondanks de hardnekkigheid van de traditie van het militaire denken en de soms verlokkende logica van abstracte scenario's en formules, blijven mensen ongeschikt om met kernwapens oorlog te voeren en vinden de politieke en militaire leiders van nucleaire mogendheden het risico van een dergelijke oorlog zo groot, dat ze in de praktijk het er niet op aan laten komen er zelfs maar een heel klein beetje in de buurt van te raken. Dit betekent dat een kernoorlog alleen dan waarschijnlijk wordt wanneer zich politiek, maatschappelijk en cultureel over een langere periode zeer extreme ontwikkelingen voordoen. Er bestaan geen goede historische voorbeelden om ons voorstellingsvermogen over aard en omvang van zulke extreme ontwikkelingen te verlevendigen. Zelfs de crisis van de jaren dertig en de opkomst van het nationaal-socialisme in Duitsland zijn nog niet toereikend.
Rest de mogelijkheid dat een kernoorlog zou kunnen uitbreken als gevolg van technische fouten of inzet van kernwapens door militaire commandanten die daartoe niet gemachtigd zijn. In dit laatste geval denkt men bij voorbeeld aan een krankzinnige onderzeebootcommandant die zijn raketten gaat lanceren of aan president Nixon die in 1973 en 1974 onder invloed van het Watergate-schandaal zijn huid probeert te redden door een kernoorlog te ontketenen. De theoretische mogelijkheid van zulke situaties hebben alle regeringen van de Verenigde Staten geïnspireerd tot het nemen van een zo lange reeks van procedurele, organisationele en technische beveiligingsmaatregelen dat de kans daarop gelijk nul is. Men kan overigens veilig aannemen dat in de Sovjetunie en in de andere kernwapenlanden overeenkomstige beveiligingsmaatregelen zijn getroffen.
In de Amerikaanse politiek bestaan al bijna dertig jaar twee concurrerende visies op de functies van militaire macht in het kernwapentijdperk. Volgens de eerste visie is de kans op een kernoorlog en een gewapend conflict