De Gids. Jaargang 146
(1983)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 278]
| |
[pagina 279]
| |
Waar wit
eerst geen gewicht had
is het nu dik.
Alleen het zwart is wezenlijk
zwart gebleven, de zwavelrook,
de schoorstenenlover.
Een worm in mijn hoofd
blijft dit bloedig pogen
te pover voor het wijde water.
Mooi, die rivier en de naamloos
lege kano; in het licht/uit het licht
geven niets kado.
Ik duik maar in het water.
Geen afscheid van wat ik afschud,
Want wat later verglaast de zee zich
nevelzwart.
Een vleesgeworden watervlak.
Het spel begint -
Wakker slaat het klaphek
zich warm in de wind.
Het spel gaat als volgt -
niemand
lacht.
| |
[pagina 280]
| |
Waar men vertrekt
met wortel en tak
schittert
van afwezigheid
tot de zeilen klapperen
kan ik mij herinneren
schitterde eens, fris
van de lever; een lever
van het lachen licht
lichtzinnig -
als die fraaie letterkunde.
|
|