De Gids. Jaargang 146
(1983)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 212]
| |
elf jaargangen lang ergernis en bewondering zou wekken in de literaire kringen van het Midden-Oosten. De bewondering kwam vooral van de kant van westers gerichte voorstanders van vernieuwing in de dichtkunst en daarbuiten; de ergernis moet men zoeken bij de toenmalige beoefenaars van de tweekolommenpoëzie en bij de dichters die, hoewel vrijer van opvatting, toch op een of andere wijze de vrijheid van het ‘vrije vers’ wilden beperken door alle regels van het gedicht te onderwerpen aan één of meer versvoeten. Tegenstand ondervond het tijdschrift ook om buiten-literaire redenen. Door zijn a-politieke optie viel het uit de toon van die dagen. Toonaangevend was toen het literaire tijdschrift Al-Adáb (De Letteren), een Beiroets maandblad dat ‘engagement’ preekte met de Arabische zaak. Shi'r (Poëzie) (1957-1964, 1967-1969) was een kwartaalblad dat zich geheel wilde concentreren op de vernieuwing van de Arabische dichtkunst. Het weigerde daarbij aan de leiband te lopen van de nationaal-socialisten die in Egypte (Nasser) en in Syrië de wet voorschreven. In vergelijking met andere Arabische literaire tijdschriften muntte het blad uit door sobere, fraaie vormgeving, zonder de gangbare angst voor wit rond het gedicht. Het was bovendien het eerste tijdschrift van allure dat zich uitsluitend met poëzie en poëziekritiek bezig hield, en geen concessies deed aan de behoefte door keus en illustraties een breder publiek te bereiken. Het wilde wel een breed forum voor discussie over poëzie vormen, namelijk tussen de Arabische poëzie en de wereldliteratuur. Die belangstelling voor de wereldliteratuur uitte zich in vertalingen van Eliot, Pound, Sitwell, Saint John Perse, Baudelaire, Quasimodo, Lorca, Prévert, Butor, Artaud, Rilke, Rimbaud en anderen, vaak voorzien van de brontaaltekst, een novum in tijdschriftenliteratuur van toen. Weigering tot compromis leidde ertoe dat de groep dichters die achter Shi'r stond bekend werd als al-Rafidun (De weigeraars). Nationalistisch, anti-imperialistisch ‘engagement’, versterkt door de woede van de Arabische wereld om de verdrijving van de Palestijnen bij de oprichting van de staat Israël, leidde bij veel schrijvers en dichters in de jaren vijftig tot afwijzing van alles wat uit Europa en de Verenigde Staten kwam. Yusuf al-Khál echter, de initiatiefnemer van het Shi'r-project, was als Libanees christen, oudstudent en docent van de American University of Beirut niet zo snel geneigd het kind van de poëzie met het badwater van het anti-amerikanisme weg te spoelen. Al-Khál (1917) was na de tweede wereldoorlog naar de Verenigde Staten vertrokken, had daar werk gevonden bij de informatiedienst van de Verenigde Naties in New York en zich tevens onderscheiden als redacteur van het tijdschrift Sawt al-Mar'a (De Stem van de Vrouw), en van het dagblad Al-Hudâ (De Gids). Hij stond toen bekend als dichter van romantisch-symbolische poëzie in de stijl van de Libanese dichter Said 'Aql. In de Verenigde Staten maakte hij nader kennis met Pound, Eliot en MacLeish en hun dichterlijke opvattingen. Hij wendde zich af van wat M.M. Badawi in zijn A critical introduction to modern Arabic poetry (Cambridge 1975) noemt ‘the rarefied atmosphere of Aql's cold craftmanship’. Na zijn terugkeer bleek Al-Khál bezeten van de wens de Arabische Poëzie grondig te vernieuwen en zocht in de loop van 1956 geestverwanten vooral onder de beoefenaars van poëtisch proza en volkstaalpoëzie om een vernieuwingsbeweging op touw te zetten. Een politieke gebeurtenis in Syrië komt hem te hulp. Op 22 april 1955 is in het stadion van Damascus door een aanhanger van de Syrisch Sociaal-Nationalistische Partij (ssnp) de legercommandant Adnan Malki vermoord. Een klopjacht op de leden van deze partij leidt ertoe dat in het daaropvolgende jaar honderden prominenten de wijk nemen naar Libanon, en onder hen bevindt zich een nog jonge, maar zeer veelbelovende dichter, de ssnp-woordvoerder Ali Ahmad Said (1930) die als dichter bekend is onder de pretentieuze naam Adunis (Adonis). Al-Khál en Adunis | |
[pagina 213]
| |
komen met elkaar in contact en vinden elkaar al spoedig in het concept voor Shi'r. Zij zullen van 1956 tot 1963 gezamenlijk leiding geven aan de activiteiten van de Shi'r-groep, die behalve een blad ook wekelijkse bijeenkomsten opzet waarin over poëzie gediscussieerd kan worden. Onder de leden van de ssnp die naar Beiroet kwamen treft men de Syrische dichters Muhammad al-Maghút en Nadhír ‘Azme, alsook Adunis’ vrouw de criticus Khálida Saíd. Zij sloten zich aan bij de Shi'r-kring evenals de Libanezen Khalíl Háwi, Shawqi Abi Shaqra en Unsi al-Haj. In een poëtisch manifest dat hij op 31 januari 1957 voorleest in de Beiroetse Kring, le Cénacle Libanais, onderstreept Al-Khál het belang van Shi'r-experiment door de Libanese poëzie tot dan toe te karakteriseren als imitatie van de negentiende-eeuwse Franse romantiek en de Arabische traditie. De grondhouding van deze poëzie komt voort uit ‘un esprit ruminant et usé’. Ze is ‘retardaire’ met betrekking tot de geest van deze tijd. (Geciteerd in Kamal Kheir Beik, Le mouvement moderniste de la poésie arabe contemporaine. Publications Orientalistes de France, Paris 1978). Al-Khál dringt aan op studie van de Arabische én de Europese traditie, en op bereidheid om te leren van dichterlijke experimenten elders. De nadruk ligt daarbij op het zoeken naar een nieuwe mentaliteit die haar inspiratiebron vindt in het leven zelf, en daarmee wordt niet de natuur bedoeld maar de mens, ‘sa vie et sa mort, le premier et le dernier sujet’ (Kheir Beik). Een nieuwe mens, een nieuwe mentaliteit als voorwaarde voor nieuwe poëzie, het zijn termen die men veelvuldig aantreft op de bladzijden van het poëzietijdschrift Shi'r. Men treft ze ook ad nauseam aan in de geschriften van een man die grote invloed gehad heeft op vele leden van de Shi'r-groep, de in 1949 vermoorde leider van de ssnp (in Libanon pps, Partie Populaire Syrienne) Antun Saade. Saade was christenorthodox en zag weinig heil in het Arabisch eenheidsstreven als oplossing voor de ontwikkeling van het Midden-Oosten. Hem stond een grote Syrische nationale eenheid voor ogen, van Taurusgebergte tot Rode Zee, van Middellandse Zee tot Perzische Golf. In zijn gedachtengang kreunde het Midden-Oosten onder de last van veertien eeuwen Arabischislamitische beschaving en kon het zich alleen aan de verstarring onttrekken door terug te gaan naar de bronnen van de Syrische cultuur die immers de basis vormde van de gehele westerse beschaving. Het verbaast niet dat in pps-kringen grote belangstelling bestond voor de mythologie van de Assyriërs, zoals die beschreven staat in The Golden Bough van Sir James Frazer (London 1922). Dit verklaart mede waarom in de Shi'r-kring die gedichten van T.S. Eliot zo gretig gelezen werden, waarin mythologische elementen verweven worden met dagelijkse werkelijkheid, en waarom we in Shi'r zoveel gedichten aantreffen waarin een Messias wordt opgevoerd - symbool voor de vernieuwende dichter - gefigureerd in de persoon van Christus, van de god van de vruchtbaarheid Tammuz die stervend leven geeft, van Adonis, Baal, de Foenix en zijn Arabische pendant de 'Anqa. Het braakliggend land dat de Arabische wereld is zal weer vruchtbaar worden als de god van vernieuwing tot leven is gewekt. Geen wonder dat Eliots Waste Land zovelen aansprak. De vernieuwingsdrang uitte zich in Shi'r ook door dichtvormen die de traditie eenvoudig weg ‘proza’ genoemd zou hebben. Gibrans dichterlijke proza wordt nagevolgd en gepresenteerd als ‘qasida-in-proza’, en contradictio in terminis! Woede alom, waarbij zich zelfs de meer modernen onder de Iraakse en Egyptische dichters, zoals Nazik al-Malaika en Abdal-Sabur hoofdschuddend afwendden. Adunis is een meester in deze qasida-vorm, maar ook Unsi al-Haj en Muhammad al-Maghút, een dichter die qua diepgang niet onder doet voor Adunis en die door zijn eenvoudiger taalgebruik toegankelijker is. Het taalgebruik onderging in de Shi'r-periode drastische wijzigingen die nu alom worden nagevolgd. De ‘Weigeraars’ veroorloofden | |
[pagina 214]
| |
zich vrijheden die ergernis wekten bij de taalpuristen. Moderne taboes werden doorbroken door seksuele begrippen bij hun naam te noemen in navolging van Prévert, de traditionele zinsbouw werd volledig omgegooid als dat zo uitkwam. Erger was dat ook de regels van de logica overboord gegooid werden. Ook de Arabische ‘Vijftigers’ vonden inspiratie bij de Franse surrealisten en maakten hun ‘ote boe's’ en visuele poëzie, al gebeurde dat in veel bescheidener mate dan bij ons. Kenmerkend voor de nieuwe poëzie is het geringe gebruik van werkwoorden in vergelijking met de vroegere poëzie, van voegwoorden en betrekkelijke voornaamwoorden en de overvloed aan zelfstandige naamwoorden en concrete begrippen met een existentiële dimensie zoals qalaq (existentiële angst), mawt (dood), jurh (wond), ba'th (verrijzenis), salb (kruisiging), farágh (leegte), yabas (droogte), sahra' (woestijn), tufán (zondvloed). Natuurelementen (water, vuur, aarde, lucht) en hun effecten (regen, wind, wolken, vruchten, wijn, brood, donder, bliksem, geboorte, oogst en sterven, geluid, klank, lied, woord, hemel en hel) worden in de symbolentaal van Shi'r van wereldwijde dimensies voorzien. Men wilde de traditionele poëtische taal afbreken om een nieuwe te kunnen opbouwen en stootte daarmee niet weinigen voor het hoofd die de Shi'r-groep toch al verdacht vonden vanwege zijn politieke achtergrond. Het tijdschrift Shi'r werd in 1964 opgeheven. Conflicten tussen Al-Khál en Adunis, bijtende kritiek op de pretenties van de groep en haar weigering lippendienst te bewijzen aan de Arabische zaak maakten voortgaan op de ingeslagen weg onmogelijk. Beschuldigingen van anti-Arabische gezindheid waren niet van de lucht geweest sinds de stichting van het blad, ook al beweerden Al-Khál en Adunis bij hoog en laag dat zij niets meer met de pps te maken hadden en dat hun engagement uitsluitend de poëzie zelf betrof. In 1967 kwam Al-Khál nog voor enkele jaren terug met een geheel ander Shi'r, een algemeen cultureel, literair tijdschrift dat met het oude Shi'r alleen naam en bladspiegel gemeen had. Adunis was niet meer van de partij. Hij had aansluiting gevonden bij de ‘geëngageerden’ van Al-Adáb en richtte na de definitieve opheffing van Shi'r in 1969 het tijdschrift Al-Mawáqif (Standpunten) op, dat pretendeerde de literaire opvattingen van Shi'r uit te dragen maar zich allerminst onafhankelijk betoonde ten opzichte van de heersende anti-westerse houding in de Arabische wereld. Het zou verleidelijk zijn uiteen te zetten hoezeer ook dichters die de a-politieke uitgangspunten van Shi'r niet deelden schatplichtig zijn geworden aan de Beiroetse avant-garde van de ‘nieuwe poëzie’. Wie nu een willekeurige dichtbundel uit Marokko, Irak of Jemen openslaat, zal constateren hoezeer de vrije versvorm en het gedicht in blanke verzen inmiddels geaccepteerd zijn in de gehele Arabische wereld. Inhoudelijk zijn de verschillen aanzienlijk, al is de imitatie van Eliots symbolentaal wel opvallend groot te noemen. Een van de belangrijkste sociaal-realistische dichters, de Egyptenaar Saláh Abd al-Sabúr, heeft bekendheid verworven met een poëtisch drama getiteld Ma'sat Halláj (Het drama van Halláj), het passieverhaal van de islamitische mysticus uit de tiende eeuw, dat zeer sterke overeenkomsten vertoont met Eliots Murder in the Cathedral. De sociaal-realisten zoeken Eliots Waste Land in de sloppen van de grote stad, in onderontwikkeling en onderdrukking. In het bijzonder de bezetting van Palestina wordt regelmatig bij de Waste Land-symboliek en thematiek betrokken. Het groene land Palestina is een bar land van ballingschap geworden voor ons, zegt de Palestijnse dichter Jabra in zijn gedicht ‘Het barre land van de ballingschap’, waarin symboliek en realiteit elkaar vers na vers vergezellen (fragment):
Gedenk ons die nu dwalen
tussen de doornen van het barre land
Gedenk ons die nu verkeren
in het tumult van steden
woestijnen en zeeën voorbij [...]
| |
[pagina 215]
| |
Een dorre woestijn is ons gelaten
valleien schrompelen ineen
blauwe schaduwen versplinteren tot stekels
rood zich buigend over dode lichamen
prooi voor valk en raaf
Censuur en sociale controle dwingen ook de sociaal-realistische dichters in Irak en Egypte tot veelvuldig gebruik van symboliek. Men spreekt over Harún ar-Rashíd maar bedoelt Gamál Abd al-Násir. Historische gebeurtenissen krijgen symbolische betekenis. De Palestijnse verzetspoëzie die na 1967 plotseling alom in de aandacht kwam is vol van symboolnamen als Deir Yassin, Jaffa, Kafr Qasim, Safad. Een voormalig lid van de Shi'r-groep, de dichteres Fadwa Tuqan (1917) sloot zich na de juni-oorlog aan bij de dichters van het Palestijns verzet, aangevoerd door Tawfiq al-Zayyád, Mahmúd Darwísh en Samíh al-Qásim. Zij is nu de grandma Moses van deze groep die streeft naar eenvoudig taalgebruik, vrije versvormen toepast, en uitgaat van de gedachte dat haar poëzie het volk moet bereiken en bemoedigen. Men is ver af van het elitaire Shi'r-denken, maar profiteert van de ruimte die Shi'r geschapen heeft. Ter afsluiting twee fragmenten uit het gedicht ‘Ik zal niet meer huilen’ (uit de bundel Rouw om Sabra en Sjatila) van Fadwa Tuqán, geschreven na de juni-oorlog, waarin de dichteres in vrije versvorm het thematisch schema van de klassieke qasida gebruikt: treuren op de resten van het kamp, zoeken van de geliefde, beschrijving van het paard en slotgedeelte. Het treuren betreft hier natuurlijk het geroofde land, de geliefde is Palestina, het paard het volk en het slot een opwekking samen moedig verder te trekken.
Bij de poorten van Jaffa, vrienden
tussen de bouwval van vernielde huizen
temidden van brokstukken en distels
stond ik stil, sprak tot mijzelf:
blijf staan en ween op de resten
van wie heen gingen en ontkwamen
het huis roept om zijn bouwers
en heft om hen een klaagzang aan [...]
Vrienden, lichten in de duisternis
die mijn kommer deelt
verborgen kracht van zuurdesem
kiem van koren dat hier sterft
om ons te geven zonder ophouden
langs jullie paden wil ik treden
en ben daarom naar hier gekomen
ik droog mijn tranen van voorheen
en plant met jullie mijn voeten
in mijn land in mijn grond
en met jullie richt ik mijn ogen
op het spoor van de glanzende zon
|
|