men als ‘de’ Arabische poëzie beschouwde.
Pogingen om zich totaal los te maken van de Arabische poëtische traditie werden aan het begin van deze eeuw in Noord-Amerika ondernomen. Amin al-Rihani (1876-1940) en Gibran Khalil Gibran, beter bekend als Khalil Gibran, de schrijver van The Prophet (1883-1931) lieten zich inspireren door de poëzie van Walt Whitman en diens navolgers en mogelijk ook door het oudtestamentische boek der Psalmen, dat, zoals Mikha'il Nu'ayma in zijn autobiografie schrijft, op de christelijke scholen van Libanon dezelfde functie vervulde als bij ons in die jaren de leesplank en het eerste leesboek. Beiden, Amin al-Rihani en Khalil Gibran, waren op jeugdige leeftijd naar Noord-Amerika gekomen en het verwijt dat men hun maakte over hun geringe kennis van de Arabische taal en poëzie was zeker niet ongegrond. Mikha'il Nu'ayma (1889) en Elia Abu Madi (1891-1958) waren beter ingevoerd in de regels van de Arabische dichtkunst en zij beschikten over een goede kennis van de taal. Zij hielden zich aan de Arabische metra, schreven geen poëzie in de trant van Whitman, maar zij doorbraken het monorijm door het gebruik van multipele rijmschema's. In plaats van de monolithische kolommen kwamen gedichten in strofen en de zin, die in de oude Arabische poëzie in principe de versregel niet behoorde te overschrijden, werd tot buiten de versregel verlengd en overschreed soms de strofe. De oude vormen werden echter ook beoefend en in veel gedichten van Mikha'il Nu'ayma is de oude vorm duidelijk herkenbaar ondanks de veranderde grafische presentatie. De onderwerpen zijn nieuw en de beeldspraak begint haar traditionele trekken te verliezen. Voor een deel worden die onderwerpen bepaald door de nieuwe ervaringen, de overzeese reis, de scheiding van familie en bekenden, de nieuwe omgeving, maar ook de terugblik naar de oude vertrouwde omgeving vanuit de verte, waarbij de autoriteit die het gemakkelijkst als zodanig herkenbaar is, de clerus, soms scherp soms
minder scherp wordt aangevallen. Zowel Rihani als Gibran zouden onder kerkelijke bannen zijn gevallen.
Het is mogelijk nog andere namen te noemen, zoals Nasib 'Arida (1889-1946) en Rashid 'Ayyub (1872-1941) die elk een eigen bijdrage aan de vernieuwing leverden, maar ten opzichte van de vier die hierboven zijn genoemd zijn zij meer in de schaduw blijven staan, terwijl de eersten opvielen door originaliteit, vernieuwingsdrang die ook ten opzichte van derden geldend werd gemaakt, en, zeker voor wat Elia Abu Madi betreft, door schoonheid. Amin al-Rihani, Khalil Gibran, Mikha'il Nu'ayma en Elia Abu Madi verdienen het om aan de lezer te worden voorgesteld door een korte schets van hun levensloop gevolgd door een enkel vertaald fragment van hun poëzie.
Amin al-Rihani werd in een bergdorp niet meer dan twintig kilometer ten noordoosten van Beiroet op 24 november 1876 geboren. Op twaalfjarige leeftijd vertrekt hij begeleid door zijn oom naar Noord-Amerika en wordt bediende bij zijn vader. Zeventien jaar oud sluit hij zich aan bij een reizend toneelgezelschap dat hij pas verlaat als de troep uiteenvalt, studeert nog een jaar rechten, en gaat dan, eenentwintig jaar oud, terug naar Libanon. Na een jaar vertrekt hij in 1899 opnieuw naar Noord-Amerika om in 1904 weer naar Libanon te gaan. Hij sluit zich op in een kloostercel met drie boeken die hij meenam uit Amerika. De schrijvers zijn Whitman, Emerson en Thoreau. Aan het eind van zijn retraite begint hij een leven van reizen die hem naar Canada, Mexico, Frankrijk, Engeland, Spanje, India en de meeste Arabische landen voeren. Hij is de geziene gast van staatshoofden, in het bijzonder van Faysal 1 van Arabië wiens biografie hij schreef. De eerste proza-gedichten van Rihani dateren uit 1903. In hetzelfde jaar begon hij aan de vertaling van Arabische kwatrijnen in het Engels en in 1920 publiceerde hij een bundel gedichten in het Engels onder de titel A chant of mystics. Zijn proza-