algemeen van oordeel dat deze soort ‘historische romans’ de naam roman niet verdienen. Het is traditie geworden, zoals ook in twee van de hierna volgende bijdragen wordt opgemerkt, om Muhammed Haykal's Zaynab, dat in 1913 verscheen, de eerste echte Arabische roman te noemen. Van enige romanproduktie kan pas na 1930 worden gesproken, waarbij Egypte nog steeds de leidende natie is. Ook in 1983, nu elk Arabisch land eigen romanschrijvers heeft, geeft Egypte de toon aan. Maar het is Tayib Saleh uit de Soedan die het vermaarde A Season of Migration to the North schreef, en het is Emily Nasrallah uit Libanon die het poëtische Tuyur Aylul (septembervogels) publiceerde. Irak doet de laatste tijd van zich spreken door de opkomst van een zakelijke literatuur. Verder zijn er interessante ontwikkelingen in Koeweit, Marokko en Algerije.
De Arabische poëzie heeft een geheel eigen ontwikkeling doorgemaakt. De naam ‘renaissance’ is hier meer op zijn plaats dan bij het proza, dat sterk door Europese modellen werd geïnspireerd. De oude poëzie werd herontdekt en nagevolgd. Wanneer deze herontdekking is begonnen, is moeilijk aan te geven, maar zeker is dat de beweging in het laatste kwart van de vorige eeuw in volle gang is gekomen. De tijd daarvoor, vanaf de verwoesting van Bagdad door de Mongolen in 1258 tot het begin van de ‘renaissance’ wordt de naam ‘periode van verval’ gegeven door renaissance-bewuste auteurs. De renaissance-dichters schenken aandacht aan woordenschat, grammatica en metrum. Vulgarismen, dialect-insluipsels en onharmonisch klinkende woordcombinaties worden vermeden. Dank zij krant en tijdschrift krijgt het gelegenheidsgedicht meer aandacht.
Protesten tegen deze ontwikkeling bleven niet uit. Een groep Egyptische schrijvers bij wie de poëzie en de ideeën van Shelley, Wordsworth en Coleridge weerklank vonden, noemde deze poëzie maakwerk en gerijmel. Zij vroegen om ‘echte, doorleefde poëzie’. Zij hielden evenwel nog vast aan de traditionele metra en aan het traditionele rijm, dit in tegenstelling tot de Libanese emigranten die zich in de Verenigde Staten hadden gevestigd. Het waren deze emigranten die aan het begin van deze eeuw de eerste Arabische prozagedichten schreven.
De echte poëtische revolutie moest lang op succes wachten. De traditionele poëzie was nog nooit zo populair geweest en de gelegenheidspoëzie bracht menigeen in verrukking. Afgezien van geïsoleerde gevallen duurde het tot 1949 voordat nieuwe pogingen werden gedaan om metrische veranderingen door te voeren en om tot nieuwe rijmschema's te komen. Het begin van deze poëtische vernieuwing ligt in Irak. Nu, ruim dertig jaar later, volgt het overgrote deel van de Arabische poëzie het in Irak ontwikkelde model, waarin de regellengte varieert en het rijm wisselt. Deze ontwikkeling heeft zich echter niet voltrokken zonder invloed vanuit Libanon, waar een aantal dichters rondom het tijdschrift Shi'r eigen vernieuwingen propageerde en doorvoerde.
De culturele bewustwording in de Arabische landen, die tot voor kort, als koloniën vaak, door Europese machten werden gedomineerd, heeft voor een grote literaire opbloei gezorgd, en hoewel de nieuwe media, de film, de radio en de televisie, veel literair talent opslokken, dienen zich toch steeds nieuwe schrijvers aan, terwijl ook de poëzie steeds nieuwe beoefenaren vindt.