De Gids. Jaargang 146
(1983)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |
Dood en leven
| |
[pagina 182]
| |
voegt er blijmoedig aan toe: ‘Dat hoeft overigens niet te betekenen dat die kernoorlog er ook komt, maar dan zal er wel het een en ander moeten veranderen.’ (Hanneke van der Klippe, ‘Angst en Verzet’, in: Maandblad voor de Geestelijke Volksgezondheid, 12/82, blz. 1342-1348). En dat blijkt dan allereerst te zijn, dat mensen banger moeten worden gemaakt. ‘De hulpverleners [...] hadden bijna allemaal de ervaring dat de angst voor een atoomramp in de spreekkamer maar zelden als klacht wordt gepresenteerd.’ De gezondheidswerkers zochten nijver naar een verklaring voor het verbazingwekkende feit, dat mensen nu ‘zo weinig bang zijn’, maar kwamen er niet helemaal uit. Niettemin waren ze het roerend eens dat gezondheidswerkers ertoe moesten ‘bijdragen dat mensen zich meer bewust worden van de gevaren van kernbewapening’, dat wil zeggen: ze angstiger maken. Want: ‘wie weet waarvoor hij bang is, kan boos worden en zich samen met anderen verzetten’. Wat een dwaallichten, de psychiaters die een dergelijke onverantwoordelijke resolutie aannemen en er ongetwijfeld heilig van overtuigd zijn goed te doen. Het gezag van wetenschap en doktersjas wordt ermee gemobiliseerd in dienst van een ingebeelde ziekte.
Verzet tegen kernwapens geeft blijkbaar een gevoel van morele superioriteit. Daarom waren de kerken er als de kippen bij. Kernwapens zijn evident slecht: wie er niet tegen is, is dus ook slecht. Boven een ingezonden brief aan mijn adres (De Volkskrant, 22 januari 1983) stond ‘Keuze tegen waanzin en moord’ (die ik dan blijkbaar niet had gemaakt). Wie ontkent dat de duivel de duivel is, is zelf een handlanger van Beëlzebub. Anti-kernwapenactivisme heeft het grote voordeel, dat het ethisch onberispelijk lijkt, dat het geen moeilijke dilemma's schijnt op te roepen en dat het om het allerbelangrijkste van alles zou gaan: het overleven van de mensheid. Dat sluit twijfels uit en geeft een warm en voldaan gevoel van binnen. Veel mensen - vooral intellectuelen - vinden het bovendien belangrijker om aan te klagen en de schuldvraag te beantwoorden, dan om naar praktische middelen te zoeken om de wereld een beetje te verbeteren. Het nauwkeurig peilen en vaststellen van iemands gezindheid en opinies blijft in vele kringen een geliefde bezigheid. De sociale druk, die daarvan uitgaat verklaart het soort domme en gevaarlijke tachtig-procent-resoluties, waar de ‘gezondheidswerkers’ klakkeloos van uitgaan. We kunnen ze met A. de Froe beter ziekenzoekers noemen. Het behoeft geen betoog, dat kernwapens gruwelijke wapens zijn, en evenmin dat een grote kernoorlog voor de nu levenden onvoorstelbare gevolgen zou hebben en de ontwikkeling van de menselijke beschaving waarschijnlijk vele eeuwen zou terugzetten.Ga naar eind1. Maar dat hangt samen met het feit, dat zich in een eeuwenlange strijd vol oorlogen eerst staten en daarna ‘grote mogendheden’ hebben gevormd, waarvan er na de tweede wereldoorlog maar twee overbleven, die een strijd om de hegemonie op wereldschaal zijn aangegaan. Als er geen kernwapens waren geweest, was die strijd naar alle waarschijnlijkheid, zeker in Europa, al op een vernietigende oorlog uitgelopen (denk bij voorbeeld aan Hongarije 1956 of de Cubacrisis 1962). Het gevaar ligt minder bij kernwapens dan bij de rivaliteit tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie. Maar die rivaliteit wordt juist in toom gehouden door de dwang tot zelfbeheersing, die van het gevaar van een voor beide partijen vernietigende kernoorlog uitgaat. De politieke en militaire leiders weten dat zij daar ook zelf het slachtoffer van zullen worden, dit in tegenstelling tot vroeger. Het is dus de vernietigende, gruwelijke kracht van de kernwapens die onbedoeld de vrede op wereldniveau handhaaft. En omdat we ervan uit moeten gaan dat kernwapens onmogelijk uit een wereld van rivaliserende staten kunnen worden verwijderd (zo dat wenselijk zou zijn, omdat de oorlogskansen dan sterk zouden toenemen) moet alles wor- | |
[pagina 183]
| |
den gedaan om die dwang tot zelfbeheersing in stand te houden. Dat betekent wapenbeheersing, wapenvermindering, vertrouwenwekkende en beveiligingsmaatregelen en het bevorderen van samenwerking, met name op de gebieden van de verspreiding van kernwapens en crisisbeheersing. Maar dat vereist weer het terugdringen van onnodige angst, die het inzicht in werkelijke gevaren belemmert. De kans op een grote kernoorlog ligt de eerstkomende twintig jaar dichter bij de nul dan bij de tien procent en dat kan nog veel langer zo blijven. De angst voor een nabije doem is een vorm van hypochondrie. Maar hypochonders denken zelf altijd dat ze echt ziek zijn. Zij vinden het helemaal niet prettig, als ze te horen krijgen dat hun niets mankeert. |
|