De Gids. Jaargang 146
(1983)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Paul Kapteyn
| |
2Tot ver in de achttiende eeuw - en voor sommige groeperingen nog later - was trouwen in de eerste plaats een zakelijke en praktische aangelegenheid waarbij het mannelijk belang sterk domineerde. Mannen die trouwden, beoogden hun bezit en de vererving daarvan veilig te stellen en geen van de betrokkenen verwachtte dat gevoelens van liefde en beloftes van trouw een belangrijke rol zouden spelen. Van ontrouw bij mannen kon dus niet worden gesproken. Voor vrouwen lag het wat anders. Ook hun gevoelens waren van ondergeschikte betekenis, maar ze dienden in de seksuele praktijk | |
[pagina 108]
| |
trouw te blijven, omdat een man niet het risico wenste te lopen een andermans kind tot de zijnen te rekenen. Bij vrouwen kon dus in zekere zin wel van ontrouw worden gesproken, ook zal het gevóel van ontrouw zwak zijn geweest, omdat de trouw eerder werd afgedwongen dan in vrijheid beloofd. Het overwicht van de mannelijke eer en het mannelijk belang vond zijn tegenwicht in de verbeelding in toneel en verhalen. Eeuwenlang overheerste het thema van de overspelige vrouw dat van de overspelige man. Een man kon horentjes dragen, van een vrouw werd zoiets niet gezegd. Deze praktijk bleef niet onaangevochten. In maatschappelijke verhoudingen waarin de positie van vrouwen sterker werd, klonken protesten. In Parijse salons in de zestiende en zeventiende eeuw vonden met name adellijke dames een maatschappelijk terzijde waar ze zich, onder meer, keerden tegen de gewoonte jonge meisjes uit te huwelijken aan een rijke partij en niet aan die van hun keuze. De ziekelijke, spillebenige grijsaard was de karikatuur van zo'n ongewilde echtgenoot en vormde tegelijk de aanklacht tegen de praktijk die de dames van de salons aan den lijve hadden ervaren. Hun ideaal was een huwelijk dat in vrijheid werd gesloten en dat in stand bleef door de trouw die de liefde ingaf. Het leek verstandig zo'n huwelijk eerst op proef aan te gaan. Ze vonden een medestander in Molière die deze gedachten in zijn toneelstukken verbeeldde; maar in de praktijk veranderde niet veel. | |
3In de loop van de achttiende eeuw werd het ideaal van liefdestrouw binnen het huwelijk in zekere mate gerealiseerd. In burgerlijke kringen werden emotionele argumenten van meer belang bij de huwelijkskeuze en de wederzijdse trouwbelofte die tot aan de dood diende te gelden, won aan gewicht. Deze verbetering in de positie van vrouwen hing samen met een taakverdeling tussen mannen en vrouwen die thans als traditioneel wordt gezien. Vrouwen in burgerlijke kringen gingen meer het huishouden verzorgen, terwijl hun mannen meer buitenshuis de kost verdienden. De nieuwe zeden werden door de verlichte geesten in die tijd in verschillende toonaarden bezongen. Vooral de vrouw sprak als toonbeeld van eer en deugd en huiselijkheid tot de verbeelding. In het pronkstuk van de Verlichting, de Encyclopédie, ging dit als volgt: ‘[...] son bonheur est d'ignorer ce que le monde apelle les plaisirs, sa gloire est de vivre ignorée. Renfermée dans les devoirs de femme et de mère, elle consacre ses jours à la pratique des vertus obscures; occupée du gouvernement de sa famille, elle règne sur son mari par la complaisance, sur ses enfants par la douceur, sur ses domestiques par la bonté: sa maison est la demeure des sentiments religieux, de la piété filiale, de l'amour conjugal, de la tendresse maternelle, de l'ordre, de la paix intérieure, du doux sommeil, et de la santé: économe et sédentaire, elle en écart les passions et les besoins.’ Vanuit hedendaags perspectief is de schijnheiligheid van deze mannelijke lofzang maar al te duidelijk. In díe tijd ontleende het eerbetoon zijn geloofwaardigheid aan het verschil met de zoveel brutere praktijk die eerder gebruikelijk was en die zelfs de schijn van heiligheid doorgaans niet hoog hield. De vrouwen zelf konden zich verheugen over de nieuwe verhoudingen. In Nederland schreef Betje Wolff dat ‘het huiselijk leven van de vrouw haar gelukzaligheden zal vermeerderen haar hart geheel vervult en haar man aan zich bindt’. Bovendien wijst ze erop dat de huishoudelijke taken, met name het opvoeden van de kinderen, niet alleen de plicht zijn van een vrouw, maar tevens haar recht dat zij tegenover haar man kan laten gelden. Zij zag er wel wat in. Niettemin zijn de verhoudingen als scheef te karakteriseren en vormden zij de condities | |
[pagina 109]
| |
voor de negentiende-eeuwse dubbele moraal. Vrouwen werden vereerd, maar die eer verplichtte en zette hen vast in de huiselijke moraal, die hun kracht én zwakte was. De trouwe en deugdzame vader werd minder bezongen, en daar was alle reden voor. Het domein van mannen lag buiten, in die andere wereld waar de nieuwe moraal veel zwakker was en het leven dienovereenkomstig harder en vrijer. Binnen familieverbanden waren ze echtgenoot en huisvader, daarbuiten behielden de heren hun rechten van weleer. De Napoleontische wetgeving drukte deze verhouding goed uit. Het was een man niet verboden buitenechtelijke verhoudingen aan te gaan, maar het was hem wel verboden zijn maitresse binnen de muren van de echtelijke woning te ontvangen. Dat was het domein van zijn vrouw en die enclave der moraal diende gerespecteerd te worden. Ontrouw buitenshuis was gepermitteerd en zal door mannen ook niet als ontrouw zijn ervaren. Voor vrouwen lag dat anders. In hun huis hoefden zij overspel niet te dulden, maar daarbuiten werden zij verondersteld blind te zijn. De meesten zullen niettemin in de loop van de tijd wel iets zijn gaan vermoeden. Wellicht sloten zij hun ogen weer, omdat eventuele gevoelens van verzet moeilijk in daden konden worden omgezet. | |
4Dat veranderde. Tegen het einde van de negentiende eeuw kregen vrouwen uit de betere kringen meer kansen om buitenshuis te gaan werken en geld te verdienen. Sommigen grepen die kans aan. Tegelijkertijd raakte de omgang tussen mannen en vrouwen aangevochten en veranderden de patronen van ontrouw en bedrog. In theorie laten zich twee ontwikkelingen denken. Mannen gaan op vrouwen lijken, of vrouwen op mannen. In het eerste geval geven mannen hun privileges op en beloven man en vrouw elkaar binnens- en buitenshuis trouw te blijven. In het tweede geval gaan mannen hun privileges met vrouwen delen en laten man en vrouw elkaar seksueel vrij. Meer in het algemeen is vast te stellen dat met de komst van vrouwen in het publieke leven het peil van de moraal steeg. Vrouwen wekten het sluimerend geweten van mannen zoals bij de sociale kwestie en problemen van oorlog en vrede. Ze gebruikten hun grotere morele gevoeligheid ook om hun eigen positie te verbeteren. Aletta Jacobs behoorde tot de vrouwen over wie het hier gaat. Zij schrijft in haar autobiografie dat ze tot ver in haar studietijd onwetend was van de seksuele cultuur buiten de echtelijke woning en pas even voor haar artsexamen met de gevolgen hiervan werd geconfronteerd. Ze ontdekt het bestaan van geslachtsziekten. Geschrokken vraagt ze aan een hoogleraar naar het hoe en waarom van deze ziekten. De man probeert haar eerst van het probleem en de desbetreffende afdeling weg te leiden, maar als zij insisteert geeft hij een verklaring die, waar of niet, in ieder geval het mannelijke seksuele privilege rechtvaardigen moet. De seksuele nooddruft van mannen is sterker dan die van vrouwen en zoekt hoe dan ook naar bevrediging. Zonder prostitutie zou geen vrouw meer veilig zijn, met prostitutie is de drift gekanaliseerd. Aletta Jacobs wordt echter niet overtuigd door deze argumentatie. Ook al zou de mannelijke nooddruft groter zijn, dan geeft het nog geen pas een aantal vrouwen te gebruiken om het mannelijk teveel te lozen. Ze is eenvoudig tegen prostitutie en mannen dienen zich maar te beheersen. Het morele protest van vrouwen hield echter niet in dat zij ijverden voor seksuele monogamie. Aletta Jacobs zelf sloot wat in die dagen een vrij huwelijk heette. Een belangrijk kenmerk daarvan was het niet-officiële karakter. Men achtte zich wel gehuwd, maar was het niet op wettelijke basis. Deze keuze, die indertijd door meerdere mensen gemaakt werd, kwam voort uit bezwaren tegen de wetgeving | |
[pagina 110]
| |
die vrouwen financieel en anderszins van hun echtgenoot afhankelijk maakte. Samuel van Houten zei het als volgt: ‘De vrouw moet zich evenmin verkopen als verhuren. Tussen het een en het ander ligt slechts een verschil van graad van immoraliteit. Wezenlijk fatsoenlijk en zedelijk is alleen de vrouw, die geen recht op haar persoon verleent, die van de inkomsten van haar geërfd vermogen of van eerlijke arbeid leeft, die dus vrij van financiële voorwaarden of nevenbedoelingen haar liefde schenken kan, zonder ander equivalent te vragen dan wederliefde [...].’ Aletta Jacobs was het hierin met Van Houten eens. Het huwelijk zoals zij dat zag diende de gelijkwaardigheid van man en vrouw uit te drukken en moest gebaseerd zijn op een vrije keuze van twee mensen, met als implicatie dat de afspraak om het leven te delen ook weer ongedaan kon worden gemaakt als een van de twee dat wilde. Het huwelijk werd voorgesteld als een contract tussen twee gelijkwaardige partijen, die zelf de inhoud konden bepalen alsmede de ontbindende voorwaarden. Uit verschillende geschriften komen deze ideeën naar voren, maar naar het zich laat aanzien, werd de vraag niet beantwoord hoe vrij het vrije huwelijk was of diende te zijn in seksuele zin. Bevatte het contract een trouwbelofte en vormde schending daarvan een ontbindende voorwaarde, of liet men elkaar seksueel vrij? Over de aard van dit soort afspraken en de naleving ervan is weinig bekend. Wel laat zich vaststellen dat het oordeel van de een over de ander in deze kringen terughoudend was. Men diende het zelf te weten. Wel waren er in de discussie voorstanders van seksuele vrijheid binnen het contract, om het zo maar te zeggen, en zij achtten gevoelens van jaloezie beneden hun stand. Het blijft echter de vraag in hoeverre deze seksuele vrijheid en tolerantie ook metterdaad werd gepraktizeerd. Het echtpaar Wibaut schrijft, enige decennia later, een driehoeksverhouding acceptabel te vinden. Hun uitlatingen wekken echter de indruk dat zij in de eerste plaats een ander niet wilden ontzeggen wat zij zichzelf niet toestonden. Gezien het feit dat het standpunt van de Wibauts als zeer vergaand werd gezien, zullen de meeste contracten van het vrije huwelijk wel iets gekend hebben van een trouwbelofte tussen man en vrouw, die duurde zolang het contract niet was ontbonden. Zo'n trouwbelofte sloot de mogelijkheid tot bedrog overigens niet uit; juist door die belofte kon er sprake zijn van bedrog. | |
5De experimentele levensvorm van het vrije huwelijk bleef tot een kleine kring beperkt. Voor veruit de meeste mensen in de periode rondom 1900 lagen de problemen anders en in zekere zin omgekeerd. Emanciperende groeperingen van socialistische of confessionele signatuur waren druk doende de omgang tussen mannen en vrouwen te vormen naar het huwelijk waar mensen als Aletta Jacobs zich juist tegen verzetten. Vrouwen uit lagere groeperingen trokken zich terug uit betaalde arbeid en gingen het huishouden doen, in alle eer en deugd. Echtelijke trouw werd meer de maatschappelijke norm en waarschijnlijk was de moraal in deze kringen minder dubbel. Het duurde een aantal generaties, maar tenslotte werd deze samenlevingsvorm ook binnen deze kringen aangevochten. Dat gebeurde in de jaren zestig. Het grootste gedeelte van de toenmalige bevolking in Nederland kende dit huwelijk van nabij, uit het ouderlijk tehuis. Slechts een dunne bovenlaag kende iets van het vrije huwelijk en een eveneens dunne onderlaag kwam uit zogenaamde asociale gezinnen, waar binnens- en buitenshuis meer door elkaar liepen, de orde en regelmaat ontbraken, de moeder vaak de baas was en de vader vaak op stap. De generatie die in de jaren zestig de huwbare leeftijd bereikte, stuitte in die tijd op onvermoede mogelijkheden en moeilijkheden die | |
[pagina 111]
| |
een sterke overeenkomst vertoonden met die van de generatie waartoe Aletta Jacobs behoorde. De groeiende beroepsmogelijkheden voor vrouwen maakte opnieuw de gangbare taakverdeling discutabel en al gauw raakte het vertrouwde huwelijk op meerdere fronten onderhevig aan kritiek. Ook nu werden de bezwaren sterk in morele termen gesteld. Het mocht dan waar zijn dat man en vrouw binnen het officiële huwelijk gelijke rechten hadden gekregen en allerlei scheve verhoudingen waren recht getrokken, een vrouw had binnen de traditionele verhoudingen geen betaald werk en daarmee geen geld van zichzelf. Zij zat derhalve vast aan haar huis en aan haar man. In seksueel opzicht goldt hetzelfde verwijt. De maatschappelijke norm was weliswaar trouw van beide kanten, maar de kansen om eens een ander te proberen lagen niettemin scheef. Vrouwelijke trouw was bij gebrek aan een alternatief geen vrije keuze, maar een voldongen feit waar een vrouw zich aan te houden had. Dat moest veranderen en gaandeweg vormden zich de gedachten in de richting van wat eerder het vrije huwelijk heette, maar nu niet meer zo werd genoemd. Het huwelijk, officieel of niet, diende gelijke kansen te bieden voor man en vrouw en diende op vrije keuze gebaseerd te zijn, die weer ongedaan kon worden gemaakt als een van de twee niet langer wilde. Op een andere wijze dan in de tijd van Aletta Jacobs stuitte de realisering van deze verhoudingen op problemen. Aan de ene kant was de huwelijkswetgeving al aardig in de gewenste richting veranderd. Er heerste een wettelijke gelijkheid en bovendien was het huwelijk te ontbinden als een van de partners dat wilde - een beschavingsprodukt bij uitstek. Hier lagen derhalve de problemen niet. Aan de andere kant echter gold het huwelijk en met name het begrip ‘kostwinner’ als rekeneenheid binnen allerlei officiële financiële arrangementen die sterk waren uitgebreid. Het gevolg was dat als men een vrij huwelijk aanging, men het zonder die financiële garanties moest stellen, en dat als men wel trouwde en dus een van de twee ‘kostwinner’ werd, de andere tijdens, maar ook na eventuele beëindiging van het huwelijk, aan die ene bleef vastzitten en omgekeerd. Het laat zich eenvoudig vaststellen dat de problemen tussen het huwelijk als een privéverbintenis tussen twee mensen én als rekeneenheid binnen officiële arrangementen niet werden opgelost, maar lange tijd door de zachte mantel van de welvaart werden bedekt. Samenlevend of niet, iedereen kon zijn verhouding als een vrij huwelijk opvatten, dat kon worden ontbonden als men dat wilde zonder wezenlijke materiële risico's. De overheid stond borg voor de experimenten die op grote schaal werden uitgevoerd en een lieve duit kostten.
De feitelijke invoering van het vrije huwelijk had ook gevolgen voor de patronen van bedrog. Zoals bekend gingen de genoemde veranderingen gepaard met een ongekende stijging van het aantal echtscheidingen. Vele daarvan kunnen zonder veel twijfels als gevallen van bedrog en ontrouw worden aangemerkt. Deze ontbonden huwelijken waren immers nog binnen het als traditioneel ervaren patroon gesloten en golden in principe een leven lang. Menigeen zal dan ook de woede en verontwaardiging en misschien ook de schuld hebben gevoeld die past bij het overtreden van een maatschappelijke norm. De gevoelens kregen echter een nieuwe kleur doordat de norm zelf ter discussie werd gesteld en verworpen. Het huwelijk was er niet voor het leven. Het werd een onderlinge afspraak die opzegbaar was als een van de twee geen zin meer had of iets beters wist te bedenken. Vanuit dit perspectief was er geen sprake van ontrouw of bedrog, maar van een onrechtvaardige en onderdrukkende verhouding die werd recht gezet. De maatschappelijke ontwikkelingen stelden deze voorstelling van zaken in het gelijk. Het werd een recht de zaak op te breken. Zij | |
[pagina 112]
| |
die nog van ontrouw en bedrog spraken, hadden de corresponderende gevoelens even zo goed, maar dienden ze voor zich te houden. Zij konden hun maatschappelijk gelijk zoeken, maar kregen het niet. Binnen de nieuwe, vrij opzegbare verhoudingen zelf werden de patronen van trouw en ontrouw ingewikkelder en minder vast. Opnieuw werd het oordeel over andermans doen en laten meer ingehouden. Huwelijk of samenleven was een persoonlijke affaire, en daar sprak een ander zijn oordeel niet over uit. De kansen op ‘ontplooiing’ van eigen mening, keuze en smaak stegen dienovereenkomstig, maar de onzekerheid bij gebrek aan oriëntatie in feitelijke en normatieve zin steeg navenant. Evenals ten tijde van Aletta Jacobs zijn er aanwijzingen dat de vrijheid, die men elkaar was gaan gunnen door zijn oordeel voor zich te houden, niet zonder meer in de eigen praktijk werd gebracht. Dit geldt in de eerste plaats voor jonge mensen. Op grond van spaarzame gegevensGa naar eind1. laat zich voorzichtig vaststellen dat in de eerste plaats jongeren en met name meisjes eerder geslachtsverkeer hebben dan vroeger, en dat in de tweede plaats de seksuele omgang zich vaker binnen een enigszins vaste verhouding afspeelt dan vroeger, met name bij jongens, het geval was. De seksuele emancipatie van jongeren is in de eerste plaats die van meisjes geweest en zij doen ‘het’ doorgaans met een vaste vriend. Jongens hebben iets van hun ouderwetse promiscuïteit laten varen en doen ‘het’ meer dan vroeger met een vaste vriendin. De uiteraard niet-officiële en vrij opzegbare verhouding bij jongeren lijkt derhalve aan gewicht gewonnen te hebben, omdat er een min of meer expliciete afspraak wordt gemaakt tijdens die verhouding monogaam te blijven. Dit gewicht wordt nog versterkt door een tweede afspraak, die nogal eens wordt gemaakt en die beide partners ertoe verplicht om als hij of zij toch met een ander naar bed gaat, dit bedrog eerlijk te vertellen. Het gevolg kan zijn dat de ontrouw niet chronisch wordt en dat de verhouding, ondanks het bekende bedrog, toch wordt gerespecteerd, als was het alleen maar omdat beide partners zich gelijkelijk kunnen afvragen of de verhouding moet worden doorgezet. De verhouding tussen volwassen mannen en vrouwen vormt veel meer dan vroeger een voortzetting van hoe het tussen jongeren gaat. Zonder duidelijke markering verandert een vaste verhouding in een huwelijk, officieel of niet. Het lijkt waarschijnlijk dat de meeste mensen merken dat de afspraken die ze hebben gemaakt worden geschonden. Wanneer het zoëven geschetste beeld van de verhouding bij jongeren juist is, dan is de meest vergaande vorm van ontrouw of bedrog die waarbij beide afspraken worden geschonden. Een van de partners pleegt overspel en komt het niet vertellen. Het lijkt aannemelijk dat dit dubbel bedrog frequent voorkomt. Vroeger konden mannen buitenshuis meer of minder hun gang gaan, nu krijgen binnen de gewijzigde taakverdeling tussen de seksen mannen en vrouwen de kans. Het lijkt verder aannemelijk dat de overspelige partij niet staat te trappelen om zijn bedrog aan de overspeelde partij te vertellen, ook al heeft hij of zij het min of meer beloofd. Niettemin is de kans groot, door diezelfde gewijzigde verhoudingen, dat het toch een keer uitkomt en de twee partners tegenover elkaar komen te zitten met de vraag hoe het nu verder moet. Ik vermoed dat de meesten zullen proberen het geloof in de dubbele afspraak te herstellen en het nog eens willen proberen. Na herhaaldelijke schending echter liggen twee andere oplossingen voor de hand. Of het samenlevingscontract, officieel of niet, wordt verbroken en men probeert het met een ander nog eens opnieuw, of het contract met de daarbij behorende afspraken wordt drastisch herzien. In het laatste geval wordt bij voorbeeld de afspraak gemaakt dat hij of zij die het vreemd gaan niet kan laten, buiten het gemeenschappelijk territorium zijn of haar gang mag gaan. Het bereiken van zo'n afspraak is een moei- | |
[pagina 113]
| |
zaam getob. De nederlaag die een van de partners heeft geleden, wint aan krenkend effect, omdat deze partij de verhouding kan verbreken maar dat om welke reden dan ook niet doet. Bovendien vinden de gevoelens van woede, spijt en verontwaardiging geen weerklank, noch bij de partner, die de tegenpartij is, noch bij de publieke opinie, want die is tolerant. Na de meest vergaande vorm van bedrog tussen mannen en vrouwen volgt die waarbij slechts één afspraak wordt geschonden. Eén partner pleegt overspel, maar komt dat vertellen. Op het eerste gezicht heeft zo'n daad iets onwaarschijnlijks. Een mens heeft alle reden om zijn bedrog geheim te houden, en als hij dan toch de zaak op gaat biechten, is hij niet eerlijk maar hypocriet in het kwadraat. Niettemin komt het voor en het oordeel hoeft niet altijd negatief te zijn, omdat de eerlijkheid kan getuigen van respect voor de andere partner en voor de onderlinge verhouding van gelijkwaardigheid. Ook binnen deze vorm van ontrouw doen zich verschillende mogelijkheden voor. Het kan zijn dat een partner opening van zaken geeft, omdat hij de verbintenis wil verbreken. Als hij of zij niet te lang heeft gewacht om met de waarheid op de proppen te komen, blijft een en ander zo goed als binnen de regels van het spel. Men zou trouw zijn zolang het contract duurde. Men is ontrouw en het contract wordt opgezegd. De andere partner zal doorgaans niet staan te juichen, maar de situatie is helder en men kende de regels van het spel. Het kan ook zijn dat de ontrouwe partner de verbintenis juist wil bewaren. Wellicht was hij bang dat zijn bedrog toch eens uit zou komen en vertelde hij het daarom maar zelf. Wellicht dwongen ook gevoelens van respect hem of haar er toe en voelde hij of zij zich schuldig door de daad van overspel én door het zwijgen. In ieder geval is de kans groot dat de verbintenis in stand blijft en de afspraken worden vernieuwd en bevestigd, tenzij het overspel chronisch wordt. Tenslotte laat zich denken dat de overspelige partij niet goed raad weet met de twee verhoudingen en ze beide niet missen wil. Het lijkt verstandig dan maar opening van zaken te geven en eens te horen wat de partner ervan vindt. Er lijkt in zo'n geval alle kans op een redelijk gesprek. Hij of zij houdt zich immers aan de afspraak en geeft de ander inzicht in hun verhouding. Wellicht dat er voor enige tijd een driehoeksverhouding uit de bus komt, maar op den duur, vermoed ik, herstelt zich een bipolair verband. Het hier gegeven beeld van trouw en ontrouw berust, zoals gezegd, op spaarzame gegevens en indrukken van persoonlijke aard. Niettemin lijkt het enigermate plausibel dat het ideaal van de monogamie binnen opzegbare verhoudingen tussen twee gelijkwaardige partners aan kracht gewonnen heeft, zeker bij jonge mensen. Bij ouderen probeert de meerderheid, zou ik zeggen, met vallen en opstaan en soms met een nieuwe partner dat ideaal vast te houden, terwijl een minderheid elkaar buiten het gemeenschappelijk territorium in seksuele zin vrij laat. Een kleine minderheid, tenslotte, is en blijft trouw aan de eigen partner. Ze zijn wijs of saai, of hebben eenvoudig geluk gehad. | |
6Een oordeel over de recente ontwikkelingen is niet eenvoudig te geven en past, zoals gezegd, ook niet goed bij die ontwikkeling zelf. Mensen dienen het zelf te weten. In ieder geval is vast te stellen dat de idealen van gelijkheid en vrijheid tussen de seksen nog nooit voor zoveel mensen zo dichtbij zijn geweest, maar van het derde ideaal, dat van broederschap of trouw, is dat minder zeker te stellen. De kans is groot dat menigeen het hoofd zal schudden en denkt: vrijheid en gelijkheid, dat is akkoord, maar de trouw is verdwenen. Mocht dit het oordeel zijn dan kan het worden bestreden, omdat de trouw van vroeger | |
[pagina 114]
| |
immers getekend werd door de vrouwelijke afhankelijkheid en in zekere zin bestond bij de afwezigheid van een alternatief. Goed, kan de reactie zijn, die oude trouw mag dan niet deugen, maar de trouw binnen nieuwe verhoudingen moet nog worden bewezen. Dat is waar. Binnen de vrij opzegbare verhoudingen geldt iets van een trouwbelofte, zo werd beweerd, en waar die belofte niet wordt geschonden, maar bewaard en bevestigd is de trouw meer persoonlijk, meer op de proef gesteld, meer gewild, kortom meer ‘echte’ trouw dan vroeger. Het is alleen de vraag hoeveel mensen deze trouw bewijzen, en hoe lang zij dit volhouden. Zolang echter deze vraag niet is beantwoord, is er geen reden om de oude verhoudingen te herstellen en verdienen de actuele experimenten in de richting van wat eens het vrije huwelijk heette het voordeel van de twijfel. Deze experimenten worden belemmerd, doordat het huwelijk de rekeneenheid is binnen officiële arrangementen. Het zou aanbeveling verdienen deze functie op te heffen en dit soort regelingen strikt individueel te laten zijn. Wellicht is het het beste om het huwelijk op den duur als wettelijke status in zijn geheel af te schaffen en mensen die elkaar dierbaar zijn zelf te laten bepalen onder welke afspraken zij willen samenleven, binnen de wettelijke regel die voor elk afzonderlijk geldt. |
|