De Gids. Jaargang 146
(1983)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermdAfrikaans
| |
[pagina 79]
| |
treft uit vrees voor mogelijke represailles. Laten we eerst eens naar de geschiedenis kijken. Afrika is een enorm werelddeel dat zeker niet als een culturele eenheid moet worden opgevat. Er komen zeer uiteenlopende sociale en culturele vormen voor. Er zijn bijvoorbeeld herdersvolken en jagersvolken, uitgestrekte koninkrijken en kleine, relatief onafhankelijke leefgemeenschappen, godsdiensten waarbij één god of een heel pantheon wordt aanbeden of waarin voorouderverering centraal staat. Die verschillen zijn ook te vinden in de traditionele mondeling overgeleverde literaire expressievormen.Ga naar eind2. Toch zijn er bepaalde overeenkomsten te vinden in de verschillende Afrikaanse culturen, zoals die functioneerden in de prekoloniale tijd. Bijvoorbeeld het feit dat de (woord)-kunstenaar van oudsher altijd fungeerde als een maatschappijcriticus en dat hij zich in die delikate rol gesteund wist door de gemeenschap waartoe hij behoorde, het dorp, de clan. De zanger, verteller, dichter, de auteur - in de zin van het Latijnse auctor, schepper en zegsman tegelijkertijd - droeg ertoe bij dat de macht van de enkeling of het misbruik daarvan gecontroleerd bleef door de groep. Het woord was in die zin een wapen. Er zijn gevallen bekend van beroemde dichters die door middel van hun anti-establishment poëzie het aftreden van een chef of vorst veroorzaakt hebben. De visie van de kunstenaar in zo'n traditionele samenleving was belangrijk. Natuurlijk waren de vorsten het lang niet altijd met hem eens, maar ze wisten ook dat wanneer ze zich te veel lieten gelden, de auteur zijn invloed kon aanwenden tégen hen en daarbij, als hij erg bedreven was, het volk tegen hen zouden kunnen opzetten. Sinds de koloniale bezetting is in die situatie veel veranderd. In die zin is de kolonisatie van Afrika ook een factor geweest die tot enkele gemeenschappelijke kenmerken in de geschiedenis van Afrikaanse landen heeft geleid. De koloniale tijd heeft er veel toe bijgedragen dat traditionele culturele structuren veranderd of vernietigd zijn. De Afrikaanse culturen kregen enorm te lijden van de opgelegde westerse patronen. Daarbij werd door de bezetters niet geschroomd censuur toe te passen op geschriften van dissidenten uit de Afrikaanse samenleving. Op buitenlandse boeken die kritisch stonden tegenover het koloniale bewind of die ertoe zouden kunnen leiden dat Afrikanen al te bewust werden van hun eigen rechten, werd een invoerverbod gelegd. Dat waren onder andere boeken die door zwarten uit Amerika of het Caribisch gebied waren geschreven, maar ook boeken die door Afrikanen waren gepubliceerd in Europa, omdat er voor de onafhankelijkheid vrijwel geen Afrikaanse uitgeverijen bestonden, behalve bij enkele zendings- of missie-organisaties. Er zijn nu veel meer uitgeverijen, al zijn ze dikwijls klein en kwetsbaar. De grote buitenlandse uitgeverijen hebben de meeste macht en daarmee de beste mogelijkheden. Wat de vrijheid van de schrijver betreft lijkt er na ongeveer twintig jaar onafhankelijkheid niet zo heel veel verbeterd te zijn. Literatuur die ‘subversief’ is wordt ook door postkoloniale regeringen in een groot aantal Afrikaanse landen niet getolereerd en met alle mogelijke middelen onderdrukt. Terecht zegt Ahmed RajabGa naar eind3. in dit verband dat deze situatie des te ernstiger is in landen waar elke vorm van wettige oppositie ontbreekt. Daar zijn de media vrijwel uitsluitend in regeringshanden. Literatuur en andere kunstvormen zijn dan de enig overgebleven mogelijkheden van nonconformistische expressie. Deze worden echter als subversief beschouwd wanneer ze kritisch zijn, en niet geaccepteerd. Door het hoge percentage analfabeten in Afrika is de schrijver de eerste jaren na de onafhankelijkheid tamelijk ongemoeid gelaten. Immers, hij schreef meestal in een ‘vreemde’ taal die door het overgrote deel van de bevolking toch niet begrepen werd. Bovendien zijn boeken duur en dus onbetaalbaar voor de beperkte groep mensen die de buitenlandse taal, in casu Frans of Engels, eventueel wél | |
[pagina 80]
| |
zou kunnen lezen. Omdat boeken uit het buitenland in harde valuta moeten worden betaald, is de invoer toch al tamelijk beperkt. De lokale uitgeverijen zitten met een levensgroot probleem omdat ook al het papier uit het buitenland moet worden geïmporteerd. Daarvoor moet een verzoek bij de regering worden ingediend, want ook papier moet in harde munt betaald worden. Van de totale papierimport wordt dikwijls het grootste deel door de overheid opgeëist, en papierschaarste is dan ook geen uitzondering. Zo blijft de opbouw van een eigen geschreven literatuur in een aantal Afrikaanse landen uitermate beperkt en dat is sommige regeringen niet onwelgevallig. Deze en andere factoren maken dat de geschreven literatuur in de ogen van de meeste machthebbers niet zo'n groot gevaar vormt en dat er dus ook geen systematische maatregelen tegen schrijvers genomen hoeven te worden. De Afrikaanse literatuur is in grote lijnen van thematiek veranderd. Tot aan het begin van de jaren zestig waren het oude Afrika, het nationalisme en het verzet tegen de onderdrukker als thema sterk vertegenwoordigd, zowel in de poëzie als in de toneel- en romanliteratuur.Ga naar eind4. In plaats van zich af te zetten tegen het Westen, richten veel schrijvers zich thans kritisch op de eigen context, waarbij de regerende elite en het éénpartij-systeem niet gespaard worden. Dit heeft machthebbers wantrouwender gemaakt tegenover de hedendaagse schrijver in Afrika. Daarom staat deze voor de ingrijpende keuze tussen zwijgen en zich conformeren, of kijken hoever je kunt gaan, met alle risico's vandien. Met nadruk moet gezegd worden dat deze situatie niet voor alle Afrikaanse landen geldt: nog niet zo lang geleden vertelde Wole Soyinka mij dat in Nigeria in principe vrijheid van meningsuiting bestaat en dat hem geen gevallen van censuur bekend waren, noch van gevangen genomen schrijvers. In plaats van een inventarisatie van alle bekende gevallen van censuur, met namen, titels, data, enzovoort leek het mij aantrekkelijker een paar voorbeelden te geven die duidelijk illustreren hoe de vrijheid van een schrijver daadwerkelijk ingeperkt werd of wordt en hoe sterk de wurgende greep van de censuur blijkt zodra literatuur een bedreiging geacht wordt voor een bestaand politiek systeem. Ik kies twee bekende schrijvers van wie ook werk in Nederland is vertaald: Mongo Beti uit Kameroen en Ngugi wa Thiong'o uit Kenya.Ga naar eind5. De ervaringen van Mongo Beti brengen ons trouwens dicht bij huis, omdat hij behalve met censuur in Afrika ook met censuur in Frankrijk te maken kreeg. Hij woont en werkt al dertigjaar in Frankrijk, waar hij na zijn studie is gebleven omdat voor zijn politieke denkbeelden geen plaats is in zijn vaderland. Hij schreef in de jaren vijftig een aantal romans over de koloniale tijd waarin het wettige koloniale gezag van Afrikaanse zijde werd belicht. In koloniale en missiekringen werden de boeken negatief of ‘ondankbaar’ gevonden. Later werden ze in verschillende talen vertaald, onder andere in het Engels, Deens, Pools, Duits, Tsjechisch, Russisch, Italiaans. Na een lange stilte verscheen van zijn hand het essay Main basse sur le Cameroun. Autopsie d'une décolonisation bij uitgeverij Maspero in Parijs (1972). De censuurgeschiedenis van dit complexe boek is om een aantal redenen interessant. Het werd in Kameroen meteen verboden. De auteur was al in ballingschap zodat hij in eigen land verdere problemen voorkwam. In het boek wordt uit de doeken gedaan hoe Kameroen zich ontwikkelde in de jaren zestig, hoe de repressie toenam en in welke omstandigheden een aantal mensen in de gevangenis terechtkwam. Tegelijkertijd worden de lijnen geschetst van de koloniale naar de postkoloniale tijd. Het boek maakt ook duidelijk hoe weinig de westerse media zich betrokken betonen bij schendingen van mensenrechten in Afrika, behalve wanneer er een Fransman wordt ontvoerd of een blanke non wordt verkracht. De relaties tussen Frankrijk en de voormalige koloniën van dit land als belangen-relaties worden in de Franse pers zo | |
[pagina 81]
| |
veel mogelijk verhuld om het voortbestaan van de betrekkingen niet in gevaar te brengen. Nog onlangs benadrukte Mongo Beti de mensenrechten-huichelarij van de westerse wereld en met name die van Frankrijk:Ga naar eind6. een op maat gesneden ideologie maakt het mogelijk selectieve verontwaardiging aan de dag te leggen, maar alleen daar waar de economische belangen van het eigen land (nog) niet zo groot zijn. Volgens hem zijn dat voor Frankrijk vooral de Sovjet-unie en Latijns-Amerika; Franstalig Afrika is daarentegen nooit in de pers voorgesteld als een gebied waar de wreedste burgerlijke en militaire dictaturen zich met alle mogelijke middelen in het zadel houden: ‘An Ahidjo, President of Cameroon, a Bongo, President of Gabon, an Eyadéma, President of Togo, are not a whit better than their American counterparts when it comes to attack on freedom, the persecution of opponents or committing atrocities during the course of reprisals undertaken against their exhausted peoples. Yet you will read practically nothing of their exploits in the French newspapers.’ In Frankrijk bestaat een wet van 1881; artikel 14 van deze wet maakt het de minister van Binnenlandse Zaken mogelijk boeken ‘van buitenlandse oorsprong’ te verbieden. Dit is de afgelopen jaren herhaaldelijk gebeurd met boeken over Afrika, boeken die door Afrikanen geschreven waren. Ook Mongo Beti kreeg met deze wet te maken: ‘Toen ik in 1972 het lef had in Parijs een boek te publiceren waarin ik de bloedige methoden van de president van mijn land Kameroen aan de kaak stelde, was het of de hel losbrak en dacht ik een tijd lang dat ik het verontwaardigde protest niet zou overleven. Twee dagen na de verschijning werd mijn boek Main basse sur le Cameroun verboden en werden alle exemplaren geconfisqueerd, de hele voorraad van de uitgever, op gezag van de Franse regering. Er werden uitwijsprocedures tegen mij op gang gebracht, en hele zwermen agenten in uniform en burger kwamen op mijn nederige woning af.’ Na het verbod op zijn boek begon de auteur een proces tegen de overheid dat hij na vier jaar won. Het boek mocht opnieuw verschijnen in 1976. Maspero eiste een schadevergoeding en vorig jaar, op 9 juli 1981, veroordeelde de rechtbank van Parijs de minister van Binnenlandse Zaken voor het verbod op dit boek en verplichtte hij hem de uitgever als schadeloosstelling 10000 francs uit te betalen. Door eigen ervaring en door wat hij erover heeft gelezen is het Mongo Beti duidelijk geworden hoezeer internationale krachten er in feite de oorzaak van zijn dat de vrijheid van meningsuiting in Afrika zo wordt ingeperkt. Frankrijk praat graag mee met de machthebbers in Franstalig Afrika, om de eigen belangen te continueren. Dat is wel heel duidelijk geworden door de manier waarop Giscard d'Estaing zich liet afkopen met diamanten door ‘keizer’ Bokassa van de Centraal-Afrikaanse Republiek, die ondermeer kinderen liet afslachten omdat ze het door hem voorgeschreven schooluniform niet wilden dragen. Minder spectaculair maar wel van invloed op de censuur is het feit dat Afrikaanse staatshoofden meer dan eens druk uitoefenen op de Franse regering om bepaalde boeken die in Frankrijk zijn uitgegeven te verbieden, omdat anders de goede betrekkingen in gevaar zouden kunnen komen. Menigmaal is Frankrijk door de knieën gegaan. Wat Afrika betreft zijn er behalve het voorbeeld van Mongo Beti's boek - waarmee het dank zij het doorzettingsvermogen van de auteur uiteindelijk nog goed afliep - een aantal andere gevallen te noemen. Zo heeft Mobutu persoonlijk gezorgd dat Cléophas Kamitatu's in Frankrijk verschenen La grande mystification du Congo-Kinshasa uit de handel werd genomen. Hetzelfde gebeurde met Jules Chomés L'ascension de Mobutu, waarbij Mobutu er ook voor zorgde dat de auteur door een knokploeg in België werd afgetuigd. Een ander voorbeeld is dat van de Guinese president Sekou Touré, die in 1976 de Franse regering wist te dwingen Jean Paul Alata's bij Editions du Seuil verschenen Prison d'Afrique in beslag te laten nemen zodra het van de per- | |
[pagina 82]
| |
sen rolde. In een aan de beslissing voorafgaande correspondentie tussen de Franse ministers van Buitenlandse en Binnenlandse Zaken werd benadrukt dat deze uitgave onprettig was voor de Guinese autoriteiten en dat publikatie onwenselijk was in een tijd waarin de relaties tussen Frankrijk en Guinee voor het eerst weer enigszins verbeterd waren.Ga naar eind7. Uit de genoemde gevallen blijkt duidelijk hoezeer de vrijheid van de Afrikaanse schrijver gebonden is door westerse willekeur, zowel politiek als economisch. Daar komt nog bij - maar dat is een ander onderwerp - dat de Afrikaanse schrijver die probeert een Europese uitgever te vinden, ook rekening lijkt te moeten houden met in het Westen gangbare literaire normen en technieken wanneer hij in aanmerking wil komen voor publikatie: de afhankelijkheid van het multinationale uitgeefsysteem. In Afrika lijkt de betrekkelijke onvrijheidstraditie van de westerse Latijnse landen overgenomen te zijn door de voormalige koloniën. Op het eerste gezicht zijn de Engelstalige landen iets vrijer, zo lijkt het althans voor de buitenstaander die Franstalige en Engelstalige Afrikaanse bladen vergelijkt. Gesprekken met Engelstalige schrijvers leveren een ander beeld op, maar zij vergelijken hun Afrikaanse bladen dan ook liever met de Britse. Volgens hen zijn er vele vormen van censuur die nooit aan de oppervlakte komen: de beperkte uitgeefmogelijkheden in Afrika worden gekenmerkt door een overwegend zeer voorzichtig beleid. Uitgevers in ontwikkelingslanden zijn nog veel kwetsbaarder dan die in westerse landen. Er wordt veel censuur vooraf toegepast, waarbij de schrijver gedwongen wordt concessies te doen. Ook zelfcensuur kan voor de schrijver die in eigen land zonder risico wil publiceren noodzakelijk zijn. Degenen die weigeren zich beperkingen te laten opleggen komen vroeg of laat in botsing met de overheid, zoals Ngugi wa Thiong'o moest ervaren in Kenya. De geschiedenis van deze internationaal bekende romancier, toneelschrijver en essayist werpt een interessant licht op de situatie van de hedendaagse schrijver in Engelstalig Afrika. Ngugi is vanaf het begin van zijn schrijversloopbaan maatschappijkritisch geweest in zijn werk, maar zolang hij in het Engels schreef was dat slechts in zeer geringe mate bedreigend voor de regering, al kwamen ook in vroege romans en toneelstukken al corruptie, landroof en volksverzet voor. In elk geval werd hem lange tijd niets in de weg gelegd. Dit veranderde toen hij in plaats van in het Engels in het Gikuyu, zijn moedertaal, begon te schrijven. Zijn eerste toneelstuk in die taal, Ngahiika Ndenda (‘Ik trouw wanneer ik wil’) was in dat opzicht meteen een voltreffer, waarvan de gevolgen niet uitbleven. In het dorp Kamirithu, waar de boeren en arbeiders in lemen hutten wonen, staat een cultureel gemeenschapshuis. Daar kwamen de mensen bij elkaar voor de repetities van Ngugi's stuk. Zij speelden het en voorzagen het van commentaar. Ze begonnen ook aanvullingen te suggereren vanuit hun eigen ervaring, want ze begrepen dat het over hun eigen situatie ging. In zekere zin was dat weer aansluitend bij de orale traditie, waar de hele gemeenschap participeert in een voorstelling. Door de keuze van het onderwerp en vooral ook door het gebruik van de Afrikaanse taal voelden de arbeiders zich er dusdanig bij betrokken, dat ze het hele stuk als hún zaak beschouwden, hún geschiedenis. Dialogen werden afgewisseld met mime, dansen en liederen, zoals in het traditionele toneel. Het werd echt volkstoneel over problemen waarmee de arme mensen in het Kenya van vandaag te maken hebben. Het maakte de boeren van Kamirithu bewust van hun omstandigheden en van de mogelijkheid tot verandering. Mensen kwamen van ver om het stuk te zien. Kort na de eerste voorstellingen in december 1977 werd Ngugi gearresteerd. Hij zat een jaar gevangen in Kamiti Maximum Security Prison. Daarover schrijft hij in een nieuwe roman Caitani Mutharab-ini (‘The devil on the cross’) en in een gevangenis-dagboek Detained. Tegen Ngugi is nooit een officiële aanklacht | |
[pagina 83]
| |
ingediend. Hij werd zonder commentaar een jaar later weer vrijgelaten, nadat uit de hele wereld protestbrieven waren binnengekomen bij de regering en bij Kenyase ambassades. Hij denkt zelf dat dit tot zijn vrijlating heeft bijgedragen. Zijn baan als docent aan de universiteit van Nairobi heeft hij nooit teruggekregen, al is daarop van alle kanten aangedrongen. Het genoemde toneelstuk was zo bedreigend omdat het in de taal van het volk werd opgevoerd en omdat dit in samenwerking met boeren en arbeiders gebeurde. En dan: als toneel was het ook voor analfabeten toegankelijk. Was het in het Engels gespeeld en in een schouwburg, dan had het vast zo'n vaart niet gelopen. Theater is voor de bevolking van Afrika dan ook veel aantrekkelijker dan leesliteratuur, zeker wanneer het openluchtvoorstellingen betreft die gratis toegankelijk zijn. Dat geldt zeker ook voor films. Toen de Senegalese schrijver en cineast Sembène Ousmane in Nederland was, vertelde hij dat zijn in het Frans geschreven roman Xala nooit tot problemen had geleid in zijn land Senegal. Toen hij echter zijn eigen boek verfilmd had in een Wolof-versie mocht deze niet integraal worden vertoond. De regering eiste dat een aantal kritische passages eruit geknipt zou worden. Het werd té gevoelig. Dit waren maar een paar voorbeelden van de vrijheidsbeknotting van schrijvers in onafhankelijk Afrika. Het is niet meer dan een heel klein topje van een ijsberg die ook in het Afrikaanse klimaat niet snel zal wegsmelten. |
|