De Gids. Jaargang 145(1982)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 539] [p. 539] Jacobus Bos Buiten bereik Mi lanct na di, gheselle mijn; Ook ik verlang naar je zo als hij naar haar nog niet langer dan een armlengte weg: zo voelt het wanneer van twee één gaat: zo een over alles heersend niets - Wie blijft laat zich minder na dan wie weggaat zich schuilhoudt in de ander met voetstappen van grint. Hij voegt zijn zwijgen bij haar zwijgen, in hem maakt de dood zich klaar - [pagina 540] [p. 540] Du coors die doot, du liets mi tleven. Voor de achterblijver is het erger omdat die achterblijft: zo kent hij zich het liefst, liefde en dood nabij - Zo ook denkt hij zich blind aan haar, onverdreven pijn die in hem leeft in hem beweegt zich tot niets laat sussen. Hier houdt het niet op alleen omdat dit woord dat andere tot hun eigen verbazing zo wit en kalm uitvlakt: hij wist dat hij de enige zou zijn die zich hem herinnert - [pagina 541] [p. 541] Dat was gheselscap goet ende fijn, Hij voert zijn kraai wroeging over vroeger en zijn kraai kan hem niet troosten - Land schappen draagt de kraai aan luchten, dan zijn eigen zang van afscheid en vaarwel: hoe liefde steeds een steen werd en dood nimmer met zich mat. Niets restaureert zich wat zich niet heeft voorbestemd: zelfs een kraai overleeft de val in deze afgrond niet - [pagina 542] [p. 542] Het sceen teen moeste ghestorven sijn. Zo wakend tussen laatste maal tijd en laatste sigaret zijn gezicht compleet leeg kijken buiten ieders bereik - Waar ben je gebleven? Hij moet wel lijden: wat was zal zijn herhaalt zich sedert eeuwen hoe op de juiste manier alles verkeerd gaat en afloopt, zijn geheim is mijn geheim: ik houd meer van je dan ik ooit van je zou houden - Egidius, waer bestu bleven? Mi lanct na di, gheselle mijn; Du coors die doot, du liets mi tleven. Dat was gheselscap goet ende fijn, Het sceen teen moeste ghestorven sijn. Vorige Volgende