De Gids. Jaargang 144
(1981)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 561]
| |
Carolijn Visser
| |
[pagina 562]
| |
voor een gulden per dag door India getrokken, ze hebben Bob Dylan tijdens een concert gezien en ze zijn naar het popfestival geweest op het eiland Wight. Dat waren nog eens tijden, vinden ze achteraf. Toen was jong zijn tenminste leuk en avontuurlijk. Daarom claimen ze het recht om de jongens en meisjes van nu uit te maken voor alles wat lelijk is. In menig bruin café wordt beweerd dat het toch de taak is van de jeugd om de revolutionaire fakkel brandende te houden, taboes te doorbreken en voor leven in de brouwerij te zorgen. De heren die dit soort gedachten onder woorden brengen, verbergen een bierbuikje onder hun spijkerpak, maar de Frank Zappa-snor prijkt nog fier op hun bovenlip. Wanneer ze een Belgisch pilsje voor zich laten inschenken voegen ze er mopperend aan toe dat jongeren tegenwoordig alleen maar belangstelling hebben voor geld en carrière.
De hoop dat de verbeelding toch nog aan de macht zou komen, laaide even op toen de eerste punks zich aandienden. Progressieve ouders haalden opgelucht adem. De punks leken de strijd te gaan aanbinden met de vervreemding, de werkloosheid en andere euvels van onze kapitalistische samenleving. Snel maakten ze zichzelf weer ongeliefd omdat ze hun leren kleding met nazistische symbolen versierden. De punkmeisjes raakten ook uit de gratie omdat ze niet eens de moeite doen om er aantrekkelijk uit te zien. De rebelse meiden van de jaren zestig droegen tenminste kittige minirokjes. Het feit dat veel punks een katapult, een koevoet of een mes op zak hebben, maakt de communicatie er niet makkelijker op. Bovendien, wanneer iemand zijn aversie overwint en een punk aanspreekt, omvat de reactie niet veel meer dan een paar woorden. Als ze nu eens beschaafd op een rijtje zetten tegen welke facetten in deze maatschappij ze bezwaren hebben, dan zou dat eventueel politiek te vertalen zijn, zo wordt in veel buurthuizen en tijdens lerarenvergaderingen gesteld. De punks, en ook andere jongeren, doen dat niet. Zij besteden niet veel tijd aan informatieverschaffing. Een eigen televisie- of radioprogramma hebben ze niet. Een eigen krant maken ze niet. Volwassenen tasten volledig in het duister wat betreft de gedachtenwereld van jongeren. Behalve de graffiti op de muren krijgen ze niet veel tekst en uitleg. En de slogans in day-glow kleuren zeggen buitenstaanders niet veel. De jeugd van de jaren zestig voelde zich als een vis in het water wanneer ze op papier uiteen ging zetten wat ze vond van de maatschappij. Honderden kilo's gestencilde berichten hebben ze rondgedeeld. Bladen als Provo, Hitweek en Aloha werden goed gevuld en veel gelezen. De jongeren van nu houden hun mening liever voor zich. Wie geïnteresseerd is moet maar vragen stellen, vinden ze. Het heeft geen zin, zeggen ze om iets toe te voegen aan de stroom informatie die toch al over de Nederlanders wordt heengestort. De dertigers vragen zich bezorgd af of er überhaupt wel kritische gedachten aanwezig zijn onder die kort geknipte kapsels. Soms bekruipt hen het bange vermoeden dat de jongeren er niet in de eerste plaats op uit zijn om de wereld te verbeteren. Wanneer jongeren wél hun stem laten horen, over iets dat ze niet bevalt in dit land, dan zijn de dertigers daar zeker niet van onder de indruk. Tevreden stellen ze vast dat zíj dat allemaal al veel eerder door hadden. Ze vinden dat er in het afgelopen decennium niets nieuws is gebeurd. Destijds werd op het Spui, door het provo-meisje Koosje dat daar krenten uitdeelde, een beslissende slag aan het gezag toegebracht. Het medicijn dat zij de zieke jeugd voorschrijven is: een dosis derde-wereld-problematiek, informatie over de gedepriveerden van onze samenleving, wat milieukennis, een paar waarschuwingen voor het fascisme, een vingerwijzing naar het nieuwe gevaar, de chip. | |
[pagina 563]
| |
Daar worden de multinationals rijk van, dus Nederland totalitair. Verder nog een paar groepsgesprekken over de komende derde wereldoorlog en de weg wijst zich vanzelf. De jongeren die dit menu krijgen voorgeschoteld hebben er niet zoveel trek in. Het gedram komt hun de oren uit. Hun hoofd staat naar heel andere dingen. Ze zijn juist gek op calculators en op digitaalhorloges met een ingebouwd alarm.
Over de jaren zestig hebben ze nog een paar vragen. Klopt het dat alleen meisjes in het Maagdenhuis de broodjes smeerden? En hoe is het mogelijk dat hun leraar naar India is geweest en zonder probleem kon beginnen aan elke studie die hij wenste? In die tijden waren de collegezalen blijkbaar nog niet overvol en bestond er geen numerus fixus, de nachtmerrie van menige jongere nu. Van een afval-race had toen nog niemand gehoord. Over een baan heeft hun leraar zich nooit zorgen hoeven maken, want er was werk genoeg. Die man heeft makkelijk praten, denken de leerlingen. Ze zeggen het niet hardop, want de meester mogen ze Kees noemen, hij heeft nog wel altijd gelijk en het recht op het laatste woord. Na het invoeren van de Mammoetwet staat op de scholen de kennisoverdracht niet meer als vanzelfsprekend centraal. De leerlingen krijgen tegenwoordig ook sociale vaardigheden bijgebracht. Ze moeten zich immers assertief kunnen opstellen in deze steeds ingewikkelder wordende maatschappij. Ze moeten mondig kunnen deelnemen aan inspraakprocedures, later in de afbraakbuurt waar ze zullen komen te wonen. Niet alleen op school, ook in de jeugdbladen als Viva tot en met de Boemerang van de fnv, wordt jongeren voorgehouden dat werk vooral leuk moet zijn. Dat medezeggenschap een voorwaarde is om goed te kunnen functioneren. In de eindexamenklas wordt er op de valreep een nieuw rollenspel geïntroduceerd: de sollicitatie-situatie. De helft van de leerlingen speelt een bedremmelde jongere op zoek naar werk, de andere helft doet zich voor als een norse chef of een dorre ambtenaar. Want het moet vooral realistisch zijn van de leraar. Zijn verhalen over hoe het zou moeten zijn, houdt hij nu even voor zich. Hij vertelt zijn leerlingen dat ze niet met open armen ontvangen zullen worden. Dat je als jeugdige werknemer toch altijd aan het kortste eind trekt. De kritische leraar verzucht: we leven helaas nog altijd in een prestatiemaatschappij. Op werk hoeven zijn leerlingen niet eens te rekenen, op een studie die hun voorkeur heeft evenmin. Doe je best maar is zijn advies. Klop overal aan, vraag hulp aan de decaan of aan de psychiater. Aan het eind van de les haalt hij zijn racefiets uit het lerarenhok en koerst richting nieuwbouw. Een aanzienlijk aantal leerlingen is er al ver voor de eindstreep van doordrongen dat een diploma geen garantie is voor succes. Daarom haken ze af. Cijfers over drop-outs zijn moeilijk te krijgen omdat meestal niet bekend is wat leerlingen gaan doen als zij de school vroegtijdig verlaten. Sommigen gaan elders verder leren, anderen geven helemaal de moed op. Uit een onderzoek van het cbsGa naar eind2. bleek dat 10 tot 13 procent van de kinderen zonder diploma van school vertrekt. Van een eerste Mavo klas uit '73 had zes jaar later zelfs 16 procent geen enkel diploma in bezit.Ga naar eind3. Scholieren vertelden mij vaak over vroegere klasgenoten die het bijltje erbij neer hadden gegooid, omdat ze het nut van de hele onderneming niet meer inzagen. Bij degenen die doorstuderen laat dat een knagend gevoel achter. Zijn zij misschien de sukkels, vragen ze zich af, die niet weten dat het geen zin heeft om in rotten van tien te zitten zweten achter de eindexamenopgaven? ‘Jouw generatie werkt bij Randstad.’ Pendelende scholieren zullen reclameposters met deze tekst elke dag tegenkomen op het station of op de tramhalte. De slogan is geïllustreerd met een meisjes- en een jongensgezicht. Geen opvallend mooie tieners. Ze kijken afwachtend, treurig, berustend. Goede vertegen- | |
[pagina 564]
| |
woordigers van de jongeren anno 1981 zullen de reclamemakers gedacht hebben. Voor velen is ‘Jouw generatie werkt bij Randstad’ een andere formulering van: Voor mij is er geen leuk, vast werk meer over. Waar de aantrekkelijke baantjes zijn gebleven, hebben de reclamejongens ook onderzocht en ook daar spelen ze op in. In de weekbladen prijzen gearriveerde dertigers de bank aan. ‘Als je mij vijf jaar geleden had gezegd dat ik zou gaan beleggen, had ik je uitgelachen.’ Dat is de persoonlijke boodschap van de generatie die zich wel zo lekker voelt zonder wilde haren. De jongeren treffen dankzij dit alles een situatie op de arbeidsmarkt die het beste te beschrijven is met de term ‘closed shop’. Medelijden is er nauwelijks voor deze groep die overal te laat voor komt, steeds de deur in het gezicht krijgt dichtgesmeten. De jongeren wordt thuis voorgehouden dat ze juist alle reden hebben om tevreden te zijn. Ze hebben op hun tiende al een stereo-installatie en met hun twaalfde een eigen telefoon. Op school krijgen ze te horen dat ze tot een bevoorrechte groep horen. Kijk eens naar de jeugd in de derde wereld, suggereert de leraar. Jongeren hebben het nog nooit zo goed gehad als nu en wees maar blij dat je niet je hele leven hoeft te werken, voegt hij er aan toe.
De scholieren denken minder vrijblijvend over hun eigen toekomst. Ze willen dat hun opleiding hen uiteindelijk werk zal bezorgen. ‘Leren voor zelfontplooiing’ doen ze 's avonds wel op een hobbyclub. Als vanzelfsprekend wordt aangenomen dat jongeren vooruitstrevender zijn dan volwassenen. Daarom heeft lange tijd niemand het de moeite waard gevonden om te onderzoeken of dat inderdaad zo is. Bij de laatste verkiezingen, mei 1981, waren jongeren een begerenswaardige groep kiezers. De balans werd opnieuw opgemaakt. De resultaten van een aantal opiniepeilingen kwamen voor links denkende leraren en jeugdwerkers als een klap in het gezicht. De vvd is de populairste partij onder zowel scholieren als werkende jongeren.Ga naar eind4. Slechts tien procent van de jongeren was er voor om door middel van acties de maatschappij te beïnvloeden.Ga naar eind5. Een overgrote meerderheid vindt dat de mensen zelf hun individuele problemen moeten oplossen, en niet de overheid.Ga naar eind6. Er ging een siddering van afschuw door een aantal docentenkamers toen deze feiten bekend raakten. Maar nog geen paar weken later waren ze weer vergeten, of terzijde geschoven. ‘Het zal wel door de Tros en door Veronica komen,’ zo verklaarde een lerares de ‘verrechtsing’ onder de jeugd. Geen ontwikkeling om serieus te nemen volgens de jonge garde van het lerarencorps. Enkele groepen jongeren kunnen zich verheugen in een enorme belangstelling van welzijnswerkers, de media en de politici. Alles wat zij zeggen, wordt op een goudschaaltje gewogen. In volgorde van belangrijkheid zijn dat: Surinaamse en Molukse verslaafde jongeren, heroïne-hoertjes, tweede generatie gastarbeiders, niet-verslaafde Surinaamse en Molukse jongeren en ongeschoolde, werkloze kinderen uit kansarme gezinnen. De nadruk ligt vaak op de meisjes omdat die dubbel, drievoudig of viervoudig slachtoffer zijn. De media berichten over de ellende van deze jongeren aan de voet van de maatschappelijke ladder met een haast wellustige graagte. In vrijwel geen enkel artikel wordt gepraat over hoe deze jongeren de problemen de baas kunnen worden. De conclusie is altijd weer dat ze door hun positie onvermijdelijk verder moeten vervallen in geweld, vandalisme, verslaving en lusteloosheid. Ontsnappen daaraan is onmogelijk, vertellen de experts keer op keer. Volgens een bericht in nrc-Handelsblad van 24 maart '78 is ‘de situatie van Surinaamse jongeren... zo nijpend, dat akties op korte termijn te vrezen zijn... Het minste waar aan gedacht wordt zijn kraakakties.’ Dezelfde krant meldt notabene op dezelfde dag dat: ‘de hoge risicogroepen latent of manifest agressieve jon- | |
[pagina 565]
| |
geren (zijn), die door hun leeftijd en maatschappelijke positie en door hun geringe ontplooiingskansen geconfronteerd worden met ongelijkheid en onvrijheid en volwaardigheid en als reactie daarop... dus geleidelijk vervallen in geweld.’ Hulpverleners en specialisten staan langs de lijn te juichen als de jeugd de tegels licht. Sommige wetenschappers laten zelfs teleurgestelde geluiden horen over de jongeren die daar niet zo'n trek in hebben. Criminoloog Timmerman zegt in de Volkskrant (21 mei 1981) dat ‘de schoolverlaters die geen baan krijgen (zich) blijven gedragen als de brave burgerman die geen criminaliteit pleegt omdat het niet mag’. Criminoloog Riekert Jongman beweert in de Volkskrant (14 april 1981) dat ‘veel criminaliteit te zien (is) als een gezonde, aktieve verzets-reactie tegen de sociale ongelijkheid’. In de jaren zeventig stond Jongman bekend om zijn uitspraak dat hij zich zorgen zou maken als zijn zoon geen delicten zou plegen.Ga naar eind7. De jeugdspecialisten zien niets liever, lijkt het wel, dan dat de jongeren ongezouten kritiek leveren op het bestaande bestel. Dan worden zíj tenminste weer om hun mening gevraagd. De maatschappij mag van hen letterlijk of figuurlijk opgeblazen worden. ‘Braak maar raak’ schrijven graffitici in het hele land op de muren. Want zo is het. Jongeren mogen gal spugen totdat ze er groen van zien. Daarna gaan we weer over tot de orde van de dag.
In het dagelijks leven hebben jongeren bar weinig te vertellen. De school ervaren velen als een infantiliserend instituut en het werk dat ze krijgen aangeboden is ondergeschikt. De beloning die ze daarvoor krijgen is afhankelijk van hun leeftijd. Zo kan het gebeuren dat twee cassières precies hetzelfde werk doen, maar de een krijgt twee keer zoveel betaald als de ander omdat ze enkele jaren ouder is.Ga naar eind8. Op de werkvloer, in de politiek en in de journalistiek hebben jonge mensen het gevoel nauwelijks serieus genomen te worden. In de Verenigde Staten krijgen talloze jongeren van begin twintig leidinggevende posities toevertrouwd. Een speciaal jeugdloon wordt in dat land gezien als leeftijdsdiscriminatie, ageism, wat als net zo verwerpelijk gezien wordt als seksisme en racisme. In Nederland hebben veel jongeren zich tijdelijk bij de situatie neergelegd omdat er ondanks alle inspanningen niets veranderd is. Het zijn de verliezers die voor hun drieëntwintigste een baan nemen. De rest piekert er niet over om zich voor een schijntje te laten koeieneren. Zij beginnen liever aan een tweede studie of zorgen ervoor dat ze een uitkering krijgen. De jongeren zien wel in dat er weinig problemen worden opgelost als zij zich in een somber zwijgen hullen. Dus maken ze het zich zoveel mogelijk naar de zin. Het aantal cafés, disco's en amusementshallen neemt steeds toe.Ga naar eind9. Bijna iedereen heeft de beschikking over een auto, een motor of een brommer en kan zich tegenwoordig vierentwintig uur per dag vermaken. Wie wil kan zich aansluiten bij de punks, de disco's, de rockers, de skinheads of de Mods. Niemand wordt een levensstijl opgedrongen. Eenling zijn mag ook. In elk winkelcentrum is een eindeloos scala aan muziek te koop. Thuis of in de auto kan dat afgespeeld worden met geavanceerde apparatuur die steeds goedkoper wordt. Ouders, de radio en de televisie hebben het wat dat betreft niet meer voor het zeggen. De tijden zijn ook voorbij dat jongeren zich tevreden hoeven te stellen met een klein zolderkamertje en een zure hospita, die bezoek na tien uur verbiedt. Een leger jongens en meisjes trekt als krakers door de grote steden. Ze wonen een tijdje hier, een tijdje daar. Ze eten samen, verbouwen samen en feesten samen. Aan het eenzame studeren waarover in de jaren zeventig zo werd geklaagd, lijkt zo een einde gekomen te zijn. Jongeren die geen zin hebben in een dergelijk ongeregeld leven, kunnen zonder veel problemen thuis blijven wonen, of in ieder ge- | |
[pagina 566]
| |
val vaak in het ouderlijk huis logeren. Daar wordt hun weinig in de weg gelegd. In veel gezinnen is het normaal wanneer de kinderen samenslapen met een vriendje of een vriendinnetje. Er is vaak geen sprake meer van het traditionele gezin. Dochters van achttien gaan met hun gescheiden moeder om als met een vriendin. Wanneer jongeren praten over problemen thuis, bedoelen ze daarmee niet iets wat lijkt op een generatiekloof, maar een kwestie die de familieleden gezamenlijk willen oplossen. Er zijn tegenwoordig veel ouders die zich afvragen hoe ze hun kinderen ooit het huis uit moeten krijgen. Die hebben het bij hen immers veel te goed.
Seksualiteit is een onderwerp waar jongeren niet gauw door van streek raken. Ze spreken erover met een vrijmoedigheid die Phil Bloom, het meisje dat in de jaren zestig naakt op de vpro-televisie verscheen, zou verbazen. Het is de ervaring van hulpverleners van het Rutgershuis dat jongens en meisjes tegenwoordig onbevangen vertellen dat ze nog nooit met iemand naar bed zijn geweest en daar ook geen belangstelling voor hebben. Vroeger zeiden ze dat om hun eerbaarheid te bewijzen, nu omdat ze zich wat dat betreft vrij voelen om een keuze te maken. Als reactie op een aflevering van de rubriek Maizena die ik een tijd verzorgde voor het nrc-Handelsblad, kreeg ik een groot aantal brieven van jongeren die opgewekt verslag deden over relaties die ze hadden aangeknoopt met mannen of vrouwen die tien, twintig jaar ouder waren. Op veel scholen leidt het niet tot problemen wanneer een leerling meedeelt homoseksueel te zijn. Zelfs op het conservatieve opleidingsinstituut Nijenrode neemt niemand er aanstoot aan dat homoseksuele paren een kamer delen. Het is natuurlijk niet zo dat alle oude patronen verdwenen zijn. In de Haagse PostGa naar eind10. hekelden twee Skinheads de punkmeisjes omdat dat ‘afgelikte boterhammen’ zouden zijn. Volwassenen prijzen niet vaak de onafhankelijke, open opstelling van de jongeren. Wanneer het onderwerp ‘jeugd’ ter sprake komt, vallen er al gauw een paar afkeurende woorden over hun realistische perceptie van de wereld. De jongeren van vandaag hebben ook weinig redenen om het leven naïef toe te lachen. Ze willen zich door het leven manoeuvreren zonder zich daarbij al te veel teleurstellingen op de hals te halen. Ze wegen de voor- en nadelen van een energie verslindende carrière tegen elkaar af. Ze bedenken zich wel honderd keer voordat ze aan een gezin beginnen. De generatie van de dertigers heeft hun geleerd dat een scheiding altijd dramatische gevolgen heeft. Alle experimenten met verhoudingen hebben de jongeren het idee gegeven dat je er vooral frustraties aan overhoudt. Een paar Zeeuwse schooljongens vertelden mij met leedvermaak over een van hun leraren die soms bij het schoolhek wordt opgewacht door wat ze noemden: ‘steeds wisselende ex-vriendinnen die allemaal een kind van hem hebben. Net een harem.’ Zo'n onoverzichtelijke situatie trok hen niet aan. Jongeren willen over het algemeen een langdurige verhouding met één partner. Dat lijkt hun al ingewikkeld genoeg. Voor communes en driehoeksverhoudingen hebben ze niet veel belangstelling. Romantisch zijn ze niet: in liefde tot aan de dood geloven ze pas als het hun overkomt. Er is een kleine groep jongeren die al deze overwegingen van tafel veegt omdat ze geen zin hebben om aan het hele circus mee te doen. Zij vinden dat alle kritiek die de afgelopen jaren op de maatschappij is geuit nu in daden moet worden omgezet. Daarmee sluiten ze zich aan bij ideeën die in de jaren zestig ook al leefden. Het zijn dan ook vaak baardige dertigers die de woordvoerders zijn tijdens acties. De jongeren houden niet van die ideologische uiteenzettingen. Zij doen liever het grove werk. Bij kraakrellen bouwen zij de blokkades, en barricaderen de panden. Zonder veel te zeggen werken ze samen terwijl in de achterhoede een aantal langharigen de | |
[pagina 567]
| |
situatie begeleidt en de pers en de politie te woord staat. Deze jongeren die een wereld voor ogen hebben zonder grenzen, zonder loondienst, zonder privé-huizenbezit, en zonder kernwapens, maken niet veel woorden vuil aan hun Utopia. Wie het niet begrijpt moet het maar voelen, vinden ze. In de brochures die sommigen van hen verspreiden stellen ze zelfs dat ze desnoods over lijken zullen gaan om hun ideaal te bereiken. Van overleg zijn ze niet gediend. Voor een aantal jongeren is de verleiding groot om helemaal geen keuze te maken. Met heroïne of als lid van een religieuze sekte zetten ze zichzelf buiten spel. Onbereikbaar voor vrienden en familie creëren ze een andere wereld. Hun leeftijdsgenoten hebben niet meer veel begrip voor deze ontsnappingspogingen. Ze vinden dat zowel junkies als de Moonies zich laten leven, ze moeten betalen met hun ziel. Wat dat betreft wordt de jeugd prijsbewust.
Wie reportages maakt over jongeren zal verrast zijn over hun bereidheid om mee te werken. Ze voelen zich een vergeten generatie en ze houden van publiciteit. Het liefst willen ze op de televisie, maar ook een verslaggever van een krant, zeker als die een grote oplage heeft, staan ze graag te woord. De uitspraak van Andy Warhol: ‘In the future every body can be famous for at least five minutes’, is tot in de verste uithoeken van Nederland door jongeren tot lijfspreuk gemaakt. Wel vinden ze dat een en ander op hun voorwaarde gebeuren moet. Ze behouden zich het recht voor om onbeleefd of grof te zijn als ze daar zin in hebben. Voor een ronde-tafelgesprek zijn ze niet makkelijk te porren. Woordvoerders die de sfeer waarin jongeren leven, kunnen vertolken zijn er niet. Iedereen wil wel praten, maar zegt er uitdrukkelijk bij dat hun meningen niet voor anderen hoeven gelden. Elk mens is uniek, vinden ze. Het iktijdperk heeft duidelijke sporen achtergelaten bij de jongste Nederlanders. Een stoel hoef je de meesten niet aan te bieden, want ze staan liever. In punk cafés en in disco's is dan ook vaak zelfs geen barkruk te bekennen. Lang achter elkaar serieus praten vinden ze niet leuk. Een gesprek moet regelmatig onderbroken worden om te flipperen, een plaat te draaien, even rond te lopen, of er moet hoognodig iemand opgebeld worden. Onlangs interviewde ik een paar jongens die Amsterdam volschrijven met graffiti.Ga naar eind11. Op mijn verzoek dronken we een pilsje in een café. Zij vonden dat tijdverspilling. Ze stonden te trappelen om weer de straat op en aan het werk te gaan. Wat jongens en meisjes het liefste doen, is shockeren. Dat hebben ze verheven tot een kunst die in de plaats gekomen is voor provoceren en discussiëren. Met zichtbaar genoegen vertellen ze dat ze liever De Telegraaf lezen dan de Volkskrant. Liever naar de Piraat kijken dan naar de vpro. Dat je nergens zo mooi woont als in de Bijlmer, niets zo goed smaakt als een kroket uit de automatiek. Dat de oud-Griekse literatuur de enige is die de moeite waard is. Dat het natuurgebied in de buurt wat hen betreft mag worden volgestort met beton. Dat een kerncentrale een mooi stukje vernuft is, of dat elke me-er een steen tegen zijn hoofd moet krijgen. Ze zeggen grijnzend dat geen enkel land zoveel toekomst biedt als Zuid-Afrika. Vol zelfvertrouwen beweren ze dat de parlementaire democratie een farce is. Dat Den Uyl een oude brombeer is en Van Agt een paljas. Dat Milton Friedman een heldere econoom is en zijn collega Mandel een warhoofd. En dat verder iedereen de kolere kan krijgen. |
|