De Gids. Jaargang 144
(1981)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 548]
| |||||||||||
Herman de Lange
| |||||||||||
[pagina 549]
| |||||||||||
re oorlog (en vernietiging) of overgave aan de Sowjet-Unie. Rummel beweerde niet dat het Amerikaanse strategische vergeldingsvermogen (‘second strike capability’) verdwenen was. Hij meende echter dat dit niet langer geloofwaardig was. Om deze veronderstelling plausibel te maken ging hij uit van een heel uniek scenario. Gezien de doelaccuratesse en het geweldige explosieve vermogen van haar nieuwe ss-18 raketten zou de Sowjet-Unie alreeds of binnenkort beschikken over het vermogen een beslissende en succesvolle verrassingsaanval te doen op de Amerikaanse Minutemanraketten (1000 in getal), waardoor deze grotendeels zouden zijn vernietigd. Op het moment dat de Minutemanraketten in puin werden geslagen, zou de Amerikaanse president moeten beslissen over de vraag of hij het Amerikaanse vergeldingsvermogen (b-52 bommenwerpers en Poseidononderzeeboten, ongeveer zes tot zevenduizend atoombommen) in werking zou stellen. Volgens Rummel zou hij dat niet doen, want in dit geval hadden de Verenigde Staten ondanks de geweldige vernietiging door de Russische aanval nog een overlevingskans. Als gevolg van een Amerikaanse vergeldingsaanval zou de Sowjet-Unie nog eens honderden raketten en duizenden kernwapens op militaire en civiele doelen van de Verenigde Staten afvuren, hetgeen het einde van Amerika zou betekenen. Op grond van dit rampspoedige toekomstscenario, dat zich volgens hem al kon voltrekken in 1978 of 1979, hield Rummel de Amerikaanse regering en bevolking een welbekend recept voor: ‘Unless we strongly reaffirm our national interest in freedom, recognizing that we are locked into a protracted struggle with totalitarianism, unless we find leaders with the will to persevere and honestly communicate to the American people the profound danger we face, and unless we regain our military superiority, the choice can be only between war or surrender. Soon’.Ga naar eind6. Op 11 november 1976 richtte een groep van 141 Amerikaanse burgers, waaronder klinkende namen (oud-ministers, hoge ambtenaren, generaals buiten dienst et cetera) officieel een ‘Committee on the Present Danger’ op. Dit comité publiceerde al snel enkele pamfletten, waarin de eigen politieke opvattingen en doelstellingen werden uiteengezet.Ga naar eind7. In een eerste publikatie werd geschreven: ‘Our country is in a period of danger, and the danger is increasing. Unless decisive steps are taken to alert the nation, and to change the course of its policy, our economic and military capability will become inadequate to assure peace with security.... The principal threat to our nation, to world peace, and to the cause of human freedom is the Soviet drive for dominance based upon an unparallelled military buildup’.Ga naar eind8.
In een ander pamflet, dat een half jaar na de oprichting van het comité verscheen, werden de militaire vermogens en vooral de politieke doeleinden van de militaire macht van de Sowjet-Unie opgesomd: ‘The attainment of the ultimate Soviet objective - a Communist world order - requires the reduction of power, influence and prestige of the United States... the ultimate instrument - and the backbone of Soviet strategy - is military power’.Ga naar eind9. Om de ernst van de situatie te beschrijven trokken de woordvoerders van het comité een analogie met de situatie vóór 1939.Ga naar eind10. Zo schreef het toekomstig lid Barnett in een brief aan Eugene Rostow, die president van het comité zou worden: ‘...the us today is about where Britain was in 1938, with the shadow of Hitler's Germany darkening all of Europe.’ Rostow accepteerde deze analogie, hoewel hij zei niet zeker te zijn of de actuele situatie nu leek op de bezetting van het Rijnland of op München.Ga naar eind11. Rostow, die vanaf oktober 1966 tot januari 1969 een onderminister voor politieke aangelegenheden op het ministerie van buitenlandse zaken was geweest, werd als president van het comité één van de actiefste leden. In publicistische arbeid werd hij echter overtrof- | |||||||||||
[pagina 550]
| |||||||||||
fen door Paul Nitze, de studiedirecteur van het comité. Paul Nitze is geboren in 1907. Nadat hij als advocaat voldoende rijkdom had verworven, ging hij tijdens de tweede wereldoorlog verschillende openbare functies vervullen. Zijn loopbaan kwam in een stroomversnelling begin 1950, toen hij op het ministerie van buitenlandse zaken George Kennan opvolgde als hoofd van de afdeling beleidsplanning. In deze hoedanigheid was hij de voornaamste auteur van het befaamde document nsc-68 van de nationale veiligheidsraad uit 1950. Op basis van een analyse van de Russische bedreiging (militaire vermogens en politieke doeleinden) bevatte dit document een uitgebreid programma voor de herbewapening van de regering Truman.Ga naar eind12. In 1957 speelde Nitze een rol bij het opstellen van het Gaither-rapport over de Amerikaanse nationale veiligheid, dat terecht door president Eisenhower in de la werd gestopt.Ga naar eind13. De toon en de inhoud van beide documenten waren sterk verwant. Twintig jaar later trof men precies dezelfde toon en dezelfde inhoud aan in de publikaties van het comité en de artikelen van Nitze.Ga naar eind14. Onder Kennedy en Johnson vervulde Nitze verschillende posten in de rang van onderminister en staatssecretaris. Vanaf 1969 tot 1974 was hij lid van des salt-delegatie. Uit deze functie trok hij zich in 1974 terug. Vanaf dat moment ging hij in het openbaar ijveren tegen een salt-11 accoord met de Sowjet-Unie. Nitze ontwikkelde gelijksoortige scenario's over een Russische verrassingsaanval op de Minutemanraketten van de Verenigde Staten als Rummel. Ook hij meende dat de president in dat geval niet zou besluiten tot vergelding, maar zich zou neerleggen bij overgave. Dergelijke scenario's passen zeer wel in de denkwereld van Nitze, welke gekenmerkt wordt door de volgende uitgangspunten: a. In de internationale politiek is militaire macht de voornaamste bron van invloed. b. In het nucleaire tijdvak zijn beperkte oorlogen mogelijk en nuttig. c. In de huidige wereldpolitiek is de Sowjet-Unie een politieke gigant met universalistische aspiraties, die stap voor stap zijn doeleinden tracht te verwerkelijken. d. Het bestaan van kernwapens heeft de aard van de oorlog niet veranderd. Nucleaire oorlog hoeft niet te leiden tot een katastrofe. e. De vernietigingskracht van kernwapens vormt geen obstakel voor hun gebruik. Kernwapens zullen daarom niet altijd als zuivere afschrikking kunnen functioneren. f. De beslissing kernwapens te gebruiken zal niet gebaseerd zijn op irrationele motieven van wanhoop, maar op de veronderstelling dat met behulp van de inzet van kernwapens een militaire overwinning mogelijk is. Kernwapens zijn evenals conventionele wapens instrumenten van buitenlandse politiek.Ga naar eind15. Op basis van deze denkbeelden en scenario's werd het Amerikaanse publiek en West-Europa de komende rampspoed aangezegd. Van de drukpersen rolden weer in overvloed boeken waarin de toekomstige oorlog werd beschreven. In 1976 was het jaar van maximaal gevaar 1979 of 1980. Met het verstrijken van de jaren werd het juiste tijdstip van de katastrofe, de Russische verrassingsaanval, in de tijd opgeschoven. Op dit moment bestaat er in de kring van de zwartkijkers en de haviken overeenstemming dat het grootste gevaar ligt in het midden of aan het eind van de jaren tachtig. Intussen is in de Verenigde Staten de regering Reagan aangetreden. Vele zwartkijkers en haviken uit ons verhaal zijn lid geworden van deze regering. Ironisch gesproken vindt er momenteel een belangwekkend sociaal experiment plaats, waarin de ondergangsprofeten nu in de gelegenheid worden gesteld de voosheid van hun profetie aan te tonen. In dit licht moet men ook de benoemingen van Rostow en Nitze als respectievelijk directeur van de ‘Arms Control and Disarmament Agency’ en leider van de Amerikaanse salt-delegatie beschouwen. | |||||||||||
[pagina 551]
| |||||||||||
2 Science fiction voorstellingen en ingebeelde rampspoeden.Autoriteiten die spreken over complexe werkelijkheden, zoals internationale politiek, waarin moeilijk voorstelbare grootheden, zoals militaire technologie en nieuwe wapensystemen, ook nog een rol spelen, verwerven gauw een hoge mate van geloofwaardigheid, wanneer mensen de indruk krijgen dat bedreigingen en rampspoeden in het verschiet liggen. Voor vele mensen is het pure feit, dat de Sowjet-Unie over kernwapens en raketten beschikt al voldoende grond voor de overtuiging dat er gevaar bestaat. Ruim twintig jaar geleden, toen de Sowjet-Unie voor het eerst over de combinatie van thermonucleaire wapens en lange-afstandsraketten kon gaan beschikken, werd door velen de situatie nog veel onheilspellender ervaren. Niet voor niets leefden de Verenigde Staten in die tijd ook in de ban van de rakettenpaniek (‘missile gap’). Voor de meeste mensen bleef de paradoxale ontwikkeling sinds 1945, dat als gevolg van de revolutie in de vernietigingsvermogens van nieuwe wapens deze militair en ook politiek onbruikbaar waren geworden, onbegrijpelijk. Veel gemakkelijker werd de toen populaire mythe geloofd dat de Sowjet-Unie binnenkort een vernietigende verrassingsaanval op de Verenigde Staten zou uitvoeren, omdat dit laatste land nog geen of veel te weinig lange afstandsraketten zou bezitten. De betekenis van Amerika's machtige bommenwerpervloot (2000 b-47 en b-52 bommenwerpers voor de middellange en lange afstand, die behalve de Sowjet-Unie gemakkelijk de gehele aarde konden verwoesten) werd in het licht van de nieuwe rakettechnologie totaal onderschat of al niet meer gezien.Ga naar eind16. Aan dit voorbeeld kunnen vele andere worden toegevoegd. Ik kies nog een voorbeeld, dat erg onschuldig lijkt, omdat het zo ver in het verleden ligt. De invoering van stoomaandrijving en scheepsschroef in de oorlogsvloten van Frankrijk en Engeland in de jaren veertig van de vorige eeuw, betekende een revolutie in de maritieme strategie. Voortaan waren de vloten niet meer afhankelijk van windkracht en windrichting. Maritieme operaties konden nu veel planmatiger worden uitgevoerd. De tactiek van zeeslagen zou hierdoor ook veranderen. In deze jaren leefden Engeland en Frankrijk op gespannen voet met elkaar. Er waren koloniale twisten geweest en de herinnering aan Napoleon was in Engeland nog erg levendig. Frankrijk zette de meeste vaart achter de modernisering van haar vloot. Engeland ging behoedzamer te werk. Dit lag niet alleen aan de behoudzucht van de Engelse admiraliteit, die niet graag haar trots, namelijk grote zeilschepen, wilde verliezen, maar ook omdat de tactische en strategische implicaties van deze vindingen nog allerminst duidelijk waren. Omstreeks 1845 startte de Whig-politicus, Palmerston, een actie om de militaire uitgaven voor marine en landstrijdkrachten van Engeland te vergroten. Om zijn pleidooi geloofwaardiger te doen schijnen, gebruikte hij vooral de Franse bedreiging als argument. Dankzij haar geweldige investeringen in de marine zou Frankrijk binnenkort de beschikking krijgen over een grote vloot, waarmee zij in één nacht via het nauw van Calais 50000 of 100000 manschappen met volledige uitrusting op de kust van Zuid-Engeland zou kunnen doen landen. Omdat het vasteland van Engeland nauwelijks verdedigd was, zouden de Franse troepen bijna nog dezelfde dag voor Londen kunnen staan. Met grote hardnekkigheid herhaalde Palmerston zijn voorspelling en langzamerhand ontstond er in Engeland een paniekstemming bij allerlei politici en bij delen van de publieke opinie. Rationele en feitelijke argumenten om de paniek tot bedaren te brengen hielpen niet. De voorstelling dat er een Franse dreiging bestond, was al voldoende. Een lid van het Lagerhuis kon beweren dat Frankrijk niets in het geniep deed, dat haar defensieuitgaven openbaar waren en dat haar militaire installaties en scheepswerven in Cherbourg voor iedereen toegankelijk waren, | |||||||||||
[pagina 552]
| |||||||||||
zoals hij zelf kortgeleden had ervaren, maar dit alles hielp niets. De achterstand en de dreiging leken geloofwaardig. Andere argumenten, zoals de onmogelijkheid om een dergelijke operatie in een zo korte tijd uit te voeren en de fysieke onmogelijkheid voor de Franse vloot om bij de krijtrotsenkust van Zuid-Engeland aan land te gaan, werden eveneens genegeerd. Slechts de plotselinge val van de regering van Louis Philippe in februari 1848 en diens asylaanvraag in Engeland te zamen met zijn zoon, prins de Joinville (in de Engelse paniekverhalen waren koning en prins de boze geesten, die achter de zogenaamde Franse agressieplannen hadden gezeten), deden de paniek plotseling in rook opgaan.Ga naar eind17. Voorspellingen van katastrofale militaire toekomstontwikkelingen gedijen het beste in een klimaat waarin de politieke en militaire betekenis van nieuwe militaire technologieën of wapensystemen niet goed wordt begrepen, zodat fantasievoorstellingen zoals een invasie of een verrassingsaanval met raketten, alle ruimte krijgen. Een andere voorwaarde is dat de tegenpartij niet enkel agressiviteit, maar vooral ook roekeloos en niets en niemand ontziend avonturisme wordt toegeschreven. De voorspellingen van de hedendaagse zwartkijkers en haviken berusten inderdaad op een combinatie van science fiction-voorstellingen met betrekking tot nieuwe wapens en een beeld van een agressief en suicidaal Rusland. De science fiction-voorstelling met betrekking tot de grote waarschijnlijkheid van een kernwapenoorlog berust op vier veronderstellingen: a. Een kernwapenoorlog kan bij verrassing beginnen. De mythe van de druk-op-de-knopoorlog. b. Een kernwapenoorlog kan beperkt blijven en eventueel gewonnen worden. c. In termen van organisatie en management kan een effectieve kernwapenaanval worden gepland en uitgevoerd. d. Lange afstandsraketten zijn uiterst accurate wapens, waarmee in een verrassingsaanval (pre-emptie) de vijandelijke raketten gemakkelijk kunnen worden uitgeschakeld. Deze vier veronderstellingen zijn eenvoudigweg ridicuul. Zij kloppen niet. | |||||||||||
3 Fantasievoorstellingen om paradoxen op te lossen.De forellenmentaliteit van de Nitze's en Rostow's en met hen talloze politici, militairen en wetenschappers heeft hen veroordeeld om tegen de stroom van de werkelijkheid op te zwemmen. De forel doet dit van nature, maar genoemde politici doen het willens en wetens. Zij blijven vasthouden aan opvattingen over politiek en militaire macht die dateren uit het pre-nucleaire tijdvak. Ze schijnen zo gebiologeerd te zijn door militaire macht en oorlogvoering, dat zij er zich niet eens van bewust zijn dat ook de militaire macht van vroeger en de conventionele oorlogvoering onderworpen was aan fricties, beperkingen, paradoxale ontwikkelingen en ongewilde gevolgen. Hun beeld van de oorlog bestaat uit mengeling van moderne voorstellingen op basis van de hedendaagse technologie en recente ervaringen met verrassingsaanvallen en van middeleeuwse voorstellingen over het begin en het verloop van een oorlog.Ga naar eind18. Irrationaliteit wordt verpakt in rationele modellen. Een kernwapenoorlog begint nooit bij verrassing. Allereerst zullen de internationale spanningen tot een ondraaglijke hoogte moeten oplopen. De daaraan gepaard gaande militaire maatregelen van waakzaamheid en mobilisatie verkleinen de betekenis van de factor verrassing. Laten we niettemin veronderstellen dat één van beide partijen een aanval kan voorbereiden in de vorm van een bliksemslag bij heldere lucht. Via haar verkenningssatellieten, radarstations op schepen, vliegtuigen en het vasteland en afluisterposten zal de andere partij binnen enkele minuten merken dat de tegenpartij aanvalsmaatregelen treft. Er volgen nu geen routineprocedures, zoals die | |||||||||||
[pagina 553]
| |||||||||||
normaal gevolgd worden, wanneer de computers valse waarschuwingssignalen geven of wanneer de Sowjet-Unie onverwachts proeven houdt met ss-n-8 raketten, maar er begint enkele minuten later een procedure op gang te komen die veel ernstiger is. Routineprocedures bestaan slechts uit het doen opstijgen van een aantal b-52 bommenwerpers en het commando verhoogde waakzaamheid op de Minuteman raketbases. In overzichten over militaire krachtsverhoudingen en wapensystemen wordt een belangrijk wapensysteemonderdeel of militaire infrastructuur vergeten, waarschijnlijk omdat daarmee niet geschoten kan worden. Ik bedoel de communicatie-, commando- en controle- en waarnemingssystemen van de strategische militaire macht van beide supermogendheden. Dit onderdeel vergt jaarlijks verschillende miljarden dollars. Het wordt in stand gehouden door zeer hoogwaardig elektronische apparatuur en door gekwalificeerd en zeer geoefend personeel. Via de netwerken en de centra van dit onderdeel zullen de opdrachten worden verspreid, wanneer er besloten wordt een kernwapenoorlog te beginnen. In tijd van vrede kent dit onderdeel een drieledige taak: begeleiding van de mobiele strategische systemen; observatie van de tegenpartij en de verwerking van de honderden waarnemingsgegevens die per minuut binnenstromen in de commandocentra en ten slotte permanente beveiliging van de kernwapensystemen en de kernwapens, zodat er geen ongelukken kunnen gebeuren. De mythische voorstelling van de druk op de knop moet het produkt zijn van een middeleeuws brein, dat zijn fantasieen vormt met behulp van hedendaagse technologie. Deze zou dan een fantastisch groot monstrum vol technische apparaturen moeten zijn en met een knop waarop een mens kan drukken. Dankzij de moderne technologie is de foute indruk ontstaan dat met betrekking tot de bewapening de rol van de mensen op de achtergrond is geraakt. Dit is optisch bedrog. Het tegendeel is waar: de mens en de beheersingskunde van mensen, waarbij gebruik wordt gemaakt van complexe technische systemen, zijn veel belangrijker geworden. De gedachte dat een kernwapenoorlog beperkt kan blijven, is eveneens ontleend aan science fiction, en kan alleen maar woekeren in laboratoriumexperimenten en abstracte scenario's. Om in de politieke realiteit te blijven moet eerst de vraag beantwoord worden wat men dient te verstaan onder een beperkte kernwapenoorlog. McGeorge Bundy heeft hierover het volgende opgemerkt: ‘a decision that would bring even one hydrogen bomb on one city of one's own country would be recognized in advance as a catastrophic blunder; ten bombs on ten cities would be a disaster beyond history; and a hundred bombs on hundred cities are unthinkable.’Ga naar eind19. De supermogendheden bezitten echter duizenden en tienduizenden kernwapens. Hoe moet men een kernwapenoorlog noemen waarin 500 of 2000 kernwapens worden ingezet? Deze voorstelling berust voorts op twee veronderstellingen, die eenvoudigweg volstrekt in strijd zijn met de realiteit van oorlog en het menselijk gedrag in een oorlog. Een beperkte kernwapenoorlog zou mogelijk zijn wanneer het voeren daarvan een simpele operatie zou zijn, waarin weinig mensen en weinig apparaten, centra en systemen een rol zouden spelen. Een kernwapenoorlog lijkt echter in niets op de achttiende eeuwse vorstenoorlogen, ondanks het feit dat in beide typen oorlog de autoriteit gecentraliseerd en sterk hiërarchisch is. Wanneer eenmaal een kernwapenoorlog is uitgebroken, ongeacht de vorm waarin dit geschiedt, dan bestaat er geen rem meer op de zelfvernietigingsmachine. Immers het doel van centralisatie en volstrekte hiërarchie bij de kernwapenplanning is niet de oorlogvoering te vergemakkelijken, maar een kernwapenoorlog te voorkomen. Een beperkte kernwapenoorlog zou bovendien inhouden dat er een soort gemeenschappelijke afspraak tussen de strijdende partijen | |||||||||||
[pagina 554]
| |||||||||||
zou bestaan om de oorlog binnen de perken te houden. Wanneer ze echter al onenigheid hadden over de vrede en vandaar de oorlog zijn begonnen, is er geen enkele reden om te veronderstellen dat zij in tijd van oorlog plotseling een gemeenschappelijk belang zouden hebben en al knokkend zouden gaan samenwerken. Hun gemeenschappelijk belang ligt in de vrede, dat wil zeggen in de voorkoming van directe oorlogvoering. Bij herhaling heeft de Sowjet-Unie laten weten dat de gedachte van een beperkte kernwapenoorlog absurd is. Een dergelijke oorlog zou onvermijdelijk escaleren. De Verenigde Staten zijn op dit punt veel onduidelijker geweest, maar ook zij achtten de mogelijkheid om een kernwapenoorlog beperkt te houden wel erg onwaarschijnlijk, zoals recente verklaringen van de vroegere minister van defensie, Brown, duidelijk maken.Ga naar eind20. Over het specifieke scenario van Rummel en Nitze kan ik kort zijn. De enige strategische denker van betekenis in de Verenigde Staten, Bernard Brodie, heeft het een interessante gedachte genoemd, maar hij liet er onmiddellijk op volgen: ‘but it would take an exceedingly venturesome and also foolish Soviet leader to bank on the president's not retaliating. Even Mr. Nitze is not really sure; he says only that he believes the president would not.’Ga naar eind21. Onder de meest ideale en dus volstrekt onwaarschijnlijke omstandigheden zou de Sowjet-Unie 900 Minutemanraketten kunnen vernietigen. Er zouden dan nog honderd overblijven voor een tegenaanval op honderd steden, maar voorts zouden de duizenden kernwapens op mobiele strategische en tactische systemen, zoals de onderzeeboten, bommenwerpers, jachtvliegtuigen op buitenlandse bases en vliegkampschepen en middellange afstandsraketten beschikbaar blijven. Wat veronderstelt echter een effectieve kernwapenaanval, waarbij tevens aangenomen wordt dat de Sowjet-Unie min of meer bij verrassing toeslaat? In de eerste plaats moeten de raketten en de gehele infrastructuur op zo'n technisch peil staan, dat er geen fouten in het materiaal aanwezig zijn. Wanneer de duizenden onderdelen van de raketsystemen en installaties niet in optima forma zijn, dan bestaat de kans dat raketten weigeren of tijdens de vlucht ernstige afwijkingen gaan vertonen. In de tweede plaats vraagt een raketaanval en een verrassingsaanval hoog getrainde manschappen, waartussen de coördinatie onberispelijk moet verlopen. Oefeningen op zulke schaal zijn er nooit gehouden. Men heeft eenvoudigweg geen ervaring met een dergelijke situatie. Wanneer de coördinatie niet goed verloopt, dan bestaat de kans dat de raket die het eerste bij een doel komt, niet het doel vernietigt, maar wel de raketten, die kort daarop volgen (broedermoord of fratricide).Ga naar eind22.
In tegenstelling tot wat vaak wordt geschreven, bezitten lange afstandsraketten nauwelijks de nauwkeurigheid die noodzakelijk is voor een effectieve kernwapenaanval welke de tegenpartij in één klap zou ontwapenen. In een recente studie over de vraag of de Verenigde Staten kwetsbaar zijn door een mogelijke Russische verrassingsaanval met kernwapens behandelde J. Edward Anderson de verschillende problemen die zich zouden voordoen bij een dergelijke aanval. Inderdaad is de doelaccuratesse een bijna onoverkomelijk probleem. De precisie van de huidige en in ontwikkeling zijnde raketten zou nog aanzienlijk moeten worden opgevoerd, maar dan blijven er nog steeds problemen, zoals de zwaartekrachtvelden van de aarde, die onderling sterk verschillen. Bovendien berust een vaststelling van de optimale omstandigheden waaronder een raket ruim 10000 kilometer moet vliegen, op laboratoriumervaringen en op een beperkt aantal proeven in de werkelijkheid, die de omstandigheden van de eigenlijke vliegroute niet volledig kunnen nabootsen.Ga naar eind23. Het belangwekkende van de studie van Anderson is dat hier iemand aan het woord is die niet enkel technoloog en wetenschapper is, maar die juist op het terrein van geleidingssystemen van lange afstandsraketten pioniers- | |||||||||||
[pagina 555]
| |||||||||||
werk heeft verricht. Bovendien is het duidelijk geworden dat het woordgebruik op dit terrein erg misleidend is. Dankzij de technologische ontwikkeling zijn raketten steeds preciezer geworden, ondanks alle mogelijke systeemfouten die kunnen opdoemen in de werkelijkheid. Dankzij deze onbetwistbaar toegenomen precisie zijn raketten nog niet accuraat, dat wil zeggen trefzeker geworden. Precisie slaat vooral op de nauwkeurige werking van de geleidingssystemen van de raket tijdens de vlucht. Doelaccuratesse is afhankelijk van een onzekere factor als de weersgesteldheid in de buurt van het doel en van de invloed van de zwaartekrachtvelden op de voortbeweging en de vluchtroute van de raket. Zodoende komt Kosta Tsipis tot de volgende conclusie: ‘There is, therefore, a fundamental difference between precision and accuracy. An imprecise missile will be inaccurate as well. But a precise missile is not necessarily accurate’.Ga naar eind24. Het is duidelijk dat de veronderstellingen van Nitze cum suis berusten op fantasievoorstellingen, die de confrontatie met de politieke en technische werkelijkheid niet kunnen doorstaan. Daarom noem ik deze veronderstellingen en de stellingen die daarvan worden afgeleid, fantasievoorstellingen, die een schijn van wetenschappelijkheid ontlenen aan schijnbaar exacte laboratoriumexperimenten en scenario's, die niet enkel buitenissig zijn, maar vooral van elke werkelijkheidszin zijn ontbloot. De voornaamste paradox van de huidige politiek-militaire werkelijkheid is dat kernwapens zitwapens zijn. Reeds in 1946 had Bernard Brodie geschreven: ‘Thus, the first and most vital step in any American security program for the age of atomic bombs is to take measures to quarantee to ourselves in case of attack the possibility of retaliation in kind. The writer in making that statement is not for the moment concerned about who will win the next war in which atomic bombs are used. Thus far the chief purpose of our military establishment has been to win wars. From now on its chief purpose must be to avert them. It can have almost no other useful purpose.’Ga naar eind25. De volgende paradox luidt dat de betekenis van militaire macht in de internationale politiek, in het bijzonder in de betrekkingen tussen de supermogendheden, in die mate is verminderd waarin militaire macht in de vorm van massavernietigingswapens zichtbaar ligt opgetast. In deze situatie is de gedachte aan nucleair overwicht van elke zin ontbloot.Ga naar eind26. Gezien de zichtbare massavernietigingswapens van de supermogendheden, berust de gedachte dat niettemin directe gewapende confrontaties van beperkte aard en met beperkte, bij voorbeeld slechts conventionele, middelen, mogelijk zijn, op een volstrekte miskenning van de werkelijkheid. Een gewapend treffen tussen de supermogendheden blijft altijd een oorlog tussen kernwapenmogendheden. De laatste paradox luidt dat de angst die regeringen en politieke leiders hebben voor hun tegenpartij, kleiner is dan de angst die zij hebben voor de reële implicaties van hun massavernietigingsmiddelen. Daarvan heeft Brodie gezegd: ‘It is the curious paradox of our time that one of the foremost factors making deterrence reallly work and work well is the lurking fear that in some massive confrontation crisis it might fail. Under these circumstances one does not tempt fate’.Ga naar eind27. Omdat het kernwapen een onuitwisbaar gegeven zal blijven in de geschiedenis, zelfs wanneer staten en regeringen besluiten dit wapen eens en voor altijd uit te bannen, is het ontoelaatbaar in deze situatie op een wijze over politiek en militaire macht na te denken en beleidsadviezen te formuleren, die gebaseerd is op noties en doctrines uit het prenucleaire tijdvak. | |||||||||||
4 Invloed van de zwartkijkers op regeringen en vredesbewegingen.De invloed van de waanvoorstellingen en fantasieën van de zwartkijkers en haviken is dikwijls rampzalig gebleken. Een recentelijk voorbeeld is de regering Carter geweest, die | |||||||||||
[pagina 556]
| |||||||||||
deels onder druk van de haviken van buiten de regering en deels onder invloed van binnen uit ‘Bzrezinski, Brown, Schlesinger) aan de eisen van de haviken tegemoet kwam en een buitenlandse politiek en een defensiebeleid ging voeren, waarin men de denkbeelden en de concrete beleidsadviezen van de haviken kon herkennen. Weliswaar werd de overbodige b-1 bommenwerper geschrapt, maar de ontwikkeling van het volstrekt nutteloze mx-project compleet met duizenden kilometers lange ondergrondse gangen, af en toe onderbroken door lanceerbunkers, werd voortgezet. De salt-11 verdragen werden niet officieel geratificeerd, terwijl de betrekkingen met de Sowjet-Unie op een ongekend dieptepunt geraakten. Tevens werd er een nieuw doelwittenplan voor de kernwapens in de vorm van pd-59 van juli 1980 afgekondigd, dat geen enkel zinnig doel diende en alleen maar leidde tot grote verwarring en angsten bij de mensen en bij de tegenpartij.Ga naar eind28. De halfslachtige politiek en de onduidelijkheid en dubbelzinnigheid van de regeringsdocumenten waarin de buitenlandse politiek en het defensiebeleid werden beschreven, hadden enerzijds tot gevolg dat vele mensen zich bekeerden tot het geloof van de zwartkijkers, terwijl van de andere kant mensen en groepen, die de noodzaak van alternatieven bepleitten, misleid werden en op het verkeerde spoor werden gezet, zodat zij indirect ook nog het slachtoffer werden van de zwartkijkers en haviken. In dit verband treft de blaam ook nog de wereld van de wetenschap, natuurwetenschappers en vredesonderzoekers, die dikwijls onvoldoende kritisch de ontwikkelingen hebben gevolgd en verduidelijkt. De opkomst van de vredesbeweging in verschillende Westeuropese landen kan men beschouwen als een reactie op de nieuwe militaristische invloeden in de Verenigde Staten en ook in West-Europa zelf. Overigens had de massale ontplooiing van het ikv in Nederland vanaf 1977 nog andere, misschien specifiek Nederlandse, achtergronden, hoewel de actie tegen de kernwapens natuurlijk ook geruggesteund werd door de verschillende nieuwe kernwapenplannen, zoals neutronenbom en middellange afstandsraketten.
De vredesbewegingen van nu worden gekenmerkt door twee eigenschappen, die in feite met elkaar botsen. Enerzijds bestaat er een geweldige dadendrang, wat zich uit in een verscheidenheid aan activiteiten, waaronder juist ook kennisverwerving. Anderzijds bestaat er een onmiskenbare neiging tot doemdenken. Het sterkst aanwezig is dit doemdenken in de grote angst voor een kernwapenoorlog. Juist wanneer deze angst niet goed verwoord wordt, bestaat de kans dat een wat nuchterder kijk op de werkelijkheid moet plaats maken voor fantasievoorstellingen over de werkelijkheid. Dan komen getuigenis en leuze in de plaats van analyse en kennis. Deze fantasievoorstellingen kunnen formeel gaan lijken op die van de zwartkijkers en haviken. Ik noem enkele:
Ongetwijfeld is een kernwapenoorlog mogelijk. De volstrekte onmogelijkheid ervan kan men noch voorspellen noch exact bewijzen. Niettemin is een dergelijke oorlog wel erg onwaarschijnlijk. In het voorgaande heb ik reeds laten zien dat de haviken hun toevlucht moesten nemen tot hoogst onwaarschijnlijke scenario's en tevens een lange reeks veronderstellin- | |||||||||||
[pagina 557]
| |||||||||||
gen over de politieke en technologische werkelijkheid moesten invoeren, die hoogst twijfelachtig en in sommige gevallen volstrekt onwerkelijk waren, om hun these van het acute gevaar staande te houden. Afgezien van het feit dat een keurige Clausewitz-oorlog met kernwapens in Europa berust op een absurde fantasievoorstelling, is deze voorstelling een duivelstheorie, die niet berust op feiten. Wat misschien voor de Verenigde Staten een beperkte kernwapenoorlog zou lijken, wordt door de Sowjet-Unie ondergaan als een totale kernwapenoorlog. Bovendien schuilt in deze voorstelling nog een Gallische of Gaullistische waan namelijk dat de Westeuropese veiligheid niet langer gekoppeld zou zijn aan het veiligheidssysteem van de Verenigde Staten. In de wereld van de militaire politiek worden vaker op het eerste oog juist en zelfs moreel lijkende denkbeelden gelanceerd, die in feite een ander doel dienen dan wordt voorgegeven. Deze voorstelling is een goed voorbeeld, want de achtergrond en het doel ervan is het verwerkelijken van nationale kernmachten in West-Europa of van een Westeuropese kernmacht. Een ander voorbeeld is de aanval van de haviken op de strategie van de verzekerde vergelding met onkwetsbare wapens, welke wordt genoemd ‘mutual assured destruction’ of misschien beter geformuleerd ‘mutual assured deterrence’. Deze strategie zou volgens de haviken immoreel zijn, omdat het de vernietiging zou impliceren van steden en dus van miljoenen mensen. Daarom zou een strategie gericht op het uitschakelen van militaire installaties bij de tegenpartij veel menselijker zijn, omdat er minder doden zouden vallen. De valsheid van deze voorstelling blijkt uit het feit dat het stelsel van ‘mutual assured deterrence’, hoe onvolmaakt ook, een strategische doctrine is om de oorlog onwaarschijnlijk te maken, terwijl de andere zogenaamde ‘counterforce’ strategie niets anders is dan een nucleaire oorlogsstrategie. Kritiek op het verloop en de inhoud van wapenbeheersingsbesprekingen is zeker terecht. Niettemin blijft dit één middel om internationale stabiliteit en vrede tussen de grote mogendheden te handhaven. Temidden van de doeleinden van de buitenlandse politiek vervult wapenbeheersing een ondergeschikte rol. Toch is wapenbeheersing zo'n vast doel in de buitenlandse politiek geworden, dat ook de regering Reagan weer zal gaan onderhandelen met de Sowjet-Unie. Hoewel de resultaten van salt-1 beperkt zijn, versterkten zij het proces van ontspanning. Toen de volgende salt-besprekingen in een impasse geraakten, kwam de ontspanningspolitiek onder druk te staan.
Wanneer de afschrikkingspolitiek van de supermogendheden inderdaad identiek zou zijn aan de stellingen van strategische denkers als Kahn, Schelling, Nitze, Gray en aan wat de Nitze's en Gray's de Sowjet-Unie toeschrijven, dan zou de these van de vredesbeweging kloppen. Dit is echter niet het geval. Niettemin bestaat het tragische feit dat regeringen telkens hun defensiebeleid rechtvaardigen met stellingen welke zijn ontleend aan deze wereld. Kennelijk bezitten de stellingen over militaire macht van de haviken een wervende en legitimerende kracht. Het riskante van deze politiek is dat de andere partij ook telkens in de war wordt gebracht, precies zoals oude leninistische en communistische leuzen over militaire politiek de regeringen en mensen in het Westen in de war brengen. Het lijkt me dat de vredesbewegingen overigens in dit opzicht ook in verwarring zijn gebracht door de overigens briljante kritiek op de afschrikking van de Duitse vredesonderzoeker, Dieter Senghaas.Ga naar eind29. Deze kritiek betreft echter alleen de geschriften van strategische denkers uit de Verenigde Staten en geeft nergens aan of de afschrikkingsdenkbeelden van deze strategen inderdaad regeringspolitiek zijn geworden. Uit een analyse van het defensiebeleid en de militaire doctrine van de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie blijkt dat het veiligheidsbeleid op an- | |||||||||||
[pagina 558]
| |||||||||||
dere fundamenten berust, hoewel dit veiligheidsbeleid vaak wordt gerechtvaardigd met argumenten die zijn ontleend aan de wereld van de strategische denkers. De kern van de afschrikkingspolitiek is simpel: beide partijen hebben wezenlijke veiligheidsbelangen; een aantasting van deze belangen door de andere partij betekent dat de zelfmoordmachine in werking kan worden gezet; daarom is behoedzaamheid op zijn plaats, zodat men in de politiek en de diplomatie nooit die grens overschrijdt. Wanneer het doemdenken zou overheersen in de vredesbeweging, dan is de kans groot dat het scheppende denken over alternatieven en het openen van nieuwe mogelijkheden niet voldoende worden waargenomen. Men ziet dit op dit moment in Nederland geschieden. Wanneer men de zwartkijkers en de haviken niet meetelt, zijn er twee partijen in Nederland. Enerzijds de vredesbeweging en anderzijds politici en verschillende opinieleiders die om verschillende motieven de vredesbeweging helemaal niet of gedeeltelijk niet willen volgen. Beide kampen hebben zich als het ware ingegraven en bestoken elkaar met argumenten, die naar mijn mening weinig hebben te doen met de concrete voorstellen van het ikv. Het doel van het ikv is voorlopig niet de laatste procent kernwapens uit de wereld te halen. Het wil beginnen met de eerste procent om vervolgens te zien welke processen nationaal en internationaal dan op gang komen. Beide kampen doen alsof het uitsluitend gaat over de laatste procent. Het ene kamp gebruikt oneigenlijke argumenten, zoals de politieke geloofwaardigheid van Nederland in de navo en de militaire geloofwaardigheid van de navo tegenover de Sowjet-Unie en de onvermijdelijkheid van afschrikking, waarbij men zich bij uitstek bedient van argumenten die ontleend zijn aan de afschrikkingspropaganda van de strategische denkers en de negatieve uitwerking van een afwijzend besluit van Nederland ten aanzien van de middellange afstandsraketten op de ontwapeningsbereidheid van de Sowjet-Unie. De huidige voorstellen van de vredesbeweging zijn naar mijn mening volstrekt zonder militair risico. De kernwapens waarover het gaat zijn overbodig en hebben hun politieke functie van weleer verloren (het voorkomen van nationale kernmachten in West-Europa). Het zijn zitwapens, die misschien nog een politiek-symbolische functie vervullen.Ga naar eind30. George Kennan stelde kortgeleden voor dat de supermogendheden afstand zouden moeten doen van de helft van hun kernwapens. Hij noemde dit terecht een bescheiden voorstel.Ga naar eind31. Zelfs wanneer dit geschiedt, bestaat er nog geen risico. Ook wanneer een partij éénzijdig 10 of 25 procent van haar kernwapens zou afschaffen, verandert er niets. Pas wanneer we terechtkomen bij de laatste 25 procent militaire macht, dan kan ontwapening een risico worden, wanneer er geen nieuwe wereldpolitieke verhoudingen en ordes zijn ontwikkeld. In plaats van telkens het gevaar van een kernwapenoorlog te benadrukken en banvloeken te slingeren naar de afschrikkingspolitiek zonder deze te kwalificeren, zou de vredesbeweging er goed aan doen de noodzaak van ontwapening te beklemtonen met economische en wereldpolitieke argumenten. Economische argumenten zijn kostenoverwegingen en de uitputting van wetenschappelijke en natuurlijke hulpbronnen door de militaire technologie. In de tweede plaats zou men de corrumperende werking van voortgaande bewapening op mensen en waarden aan de kaak moeten stellen, waardoor het grootste gevaar dat schuilt in de bewapening namelijk de verwaarlozing van de derde wereld niet aan het daglicht komt. Daardoor kunnen er ook geen nieuwe wereldpolitieke ordeningen worden geschapen, die dringend noodzakelijk zijn. Het voordeel van deze aanpassing is dat men zich bevrijdt van de indirecte invloed van de zwartkijkers en haviken en dat men een publiek debat start, waarin niet langer fantasievoorstellingen en oneigenlijke argumenten overheersen, maar realistischer alternatieven | |||||||||||
[pagina 559]
| |||||||||||
aan de orde worden gesteld. |
|