De Gids. Jaargang 144
(1981)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 511]
| |
G. van Benthem van den Bergh
| |
[pagina 512]
| |
binnen. Dat die problemen worden onderkend en dat wordt geprobeerd om er wat aan te doen is zeker noodzakelijk. Zo wees de Club van Rome op reële problemen, zoals onlangs nog eens werd bevestigd door het Amerikaanse rapport Global 2000. (Alweer dat jaartal!) Maar in dat rapport wordt bij voorbeeld in tegenstelling tot dat van de Club van Rome berekend dat er geen algemeen tekort aan grondstoffen zal optreden. De grenzen aan de groei zijn rekbaarder dan de milieupessimisten dachten. Ook de projecties van Global 2000 zijn nog gebaseerd - en dat kan misschien ook moeilijk anders - op de veronderstelling van ongewijzigd beleid. Maar dat beleid is aan het veranderen, al zou dat in nog sterkere mate dienen te gebeuren, vooral om er voor te zorgen dat er niet nog meer mensen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika onder het bestaansminimum komen te leven dan nu al het geval is. Global 2000 schetst een somber beeld, maar het leidt beslist niet tot het soort ondergangsverwachtingen die het Club van Rome-rapport heeft opgewekt en die sindsdien zijn blijven rondwaren. Kortom, we hebben bij het milieupessimisme te maken met een vermenging van hypochondrie en werkelijke problemen. Dat is in nog sterkere mate het geval bij de apocalyptische verwachtingen die worden verbonden met de ‘waanzinnige bewapeningswedloop’ die op een met kernwapens uitgevochten derde wereldoorlog zou moeten uitlopen. Omdat dit volgens mij het meest uitgesproken geval van hypochondrie is, zal ik er wat uitvoeriger op ingaan.
Hoe sterk de angst voor kernwapens is toegenomen, bleek onlangs uit de reacties van luisteraars op een ‘documentaire’ die Radio Brabant uitzond over de gevolgen van een atoomboom die op het vliegveld de Peel zou zijn gevallen. Het uitzenden van zo'n programma is op zich al een teken van hypochondrisch denken, omdat men dat toch alleen kan doen in de oprechte overtuiging dat dit nu, anders dan in het nabije verleden, werkelijk zou kunnen gebeuren. Als gevolg van de massale aandacht die kernwapens de laatste tijd hebben gekregen, blijken vele mensen dat inderdaad te denken: voetbalwedstrijden werden gestaakt, mensen doken in kelders weg of sloegen op de vlucht. De ontwikkeling en het in gebruik nemen van steeds nieuwe, trefzekerder kernwapens en overdrachtsmechanismen is zeker niet zonder gevaren. Maar dat als gevolg daarvan de oorlogskansen nu al zouden zijn toegenomen, is onjuist. De fysicus J. Robert Oppenheimer heeft de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie eens vergeleken met twee in een fles opgesloten schorpioenen. Als de ene schorpioen de ander aanvalt sterft hij zelf ook. De onvoorstelbare vernietigingskracht van kernwapens houdt de nucleaire mogendheden in een ijzige omarming, die ze dwingt zichzelf te beheersen. Zoals Kroetsjev die dwang tot zelfbeheersing in 1964 formuleerde: ‘Atoomoorlog is stom, stom, stom. Als je naar de knop grijpt, grijp je naar zelfmoord.’ In de terminologie van de militaire strategie wordt deze situatie mutually assured destruction genoemd, dat afgekort helaas mad oplevert. Maar zo gek is die situatie niet. mad houdt in dat geen van beide partijen in staat is om het nucleaire arsenaal van de tegenstander in één klap, met een zogenaamde ‘first strike’ zodanig uit te schakelen, dat niet meer het risico bestaat dat die tegenstander de eigen stedelijke centra zal vernietigen en daarmee het verder functioneren van de eigen staat en samenleving onmogelijk zal maken. Zolang dat risico bestaat en het gevaar dat iedere militaire verwikkeling, waarbij de grote mogendheden direct betrokken zijn, zal escaleren tot een nucleair conflict, zullen de schorpioenen hun staarten onbeweeglijk houden. Om mad in stand te houden is het nodig dat de lange-afstand-kernwapens onkwetsbaar zijn. Een aanzienlijk deel van de nucleaire bewapeningswedloop is voortgekomen uit het streven van | |
[pagina 513]
| |
beide partijen om te blijven beschikken over een onkwetsbaar kernwapenarsenaal van grote omvang. Als mad niet meer zou bestaan, als een van beide partijen zou gaan beschikken over een first strike vermogen tegen het gehele kernwapenarsenaal van de tegenstander, zou er inderdaad gesproken kunnen worden van toegenomen oorlogskansen als gevolg van de bewapeningswedloop. Maar dat is nu niet het geval en dat zal zeker tot het jaar 2000 niet het geval zijn. In Amerika hebben haviken, aan wie president Carter geloof hechtte, lichte paniek gewekt door te beweren dat de Amerikaanse op land geplaatste intercontinentale raketten kwetsbaar zouden zijn geworden.Ga naar eind1. De mx, opgesteld op ondergrondse treintjes, had daar het antwoord op moeten zijn. Maar al zouden de huidige in silo's opgestelde intercontinentale raketten door de Sowjet-Unie in één klap vernietigd kunnen worden, hetgeen zeer onwaarschijnlijk isGa naar eind2., dan nog zou mad verzekerd zijn, omdat de op onderzeeërs en vliegtuigen gestationeerde raketten onkwetsbaar blijven. Reagans recente beslissing om de mx in vaste silo's op te stellen wijst erop, dat de paniek over de kwetsbaarheid aan het wegzakken is. Blijvende onkwetsbaarheid geldt ook voor het raketarsenaal van de Sowjet-Unie. Een van de opstellers van de nieuwe Amerikaanse nucleaire strategie (die overigens maar in details afwijkt van de uit de tijd van McNamara daterende strategie van het ‘aangepaste antwoord’) zegt met zoveel woorden: ‘Nothing in the countervailing concept offers the United States the prospect of eliminating Soviet ability to respond effectively to an American attack’.Ga naar eind3. De bewapeningswedloop heeft, hoe militair onnodig, politiek gevaarlijk en economisch verspillend een belangrijk deel ervan ook moge zijn, de oorlogskansen niet vergroot.Ga naar eind4. Om kernwapens zoveel en de soort aandacht te geven als nu in Nederland gebeurt is daarom een teken van hypochondrie. De aandacht wordt meer gericht op ingebeelde tegenspoeden dan op de werkelijke problemen. Wat centraal zou moeten staan is de vraag hoe mad kan worden gebruikt om de stilzwijgende regulering van de onderlinge machtsstrijd, zoals die met name door de overeenkomst over de Hot Line en de als onderdeel van salti overeengekomen beperking van de aanmaak van antiraketsystemen (abm) is bevorderd, verder uit te bouwen. En dat is primair een politiek probleem. Militaire machtsmiddelen en militaire strategie spelen daarbij overigens wel een belangrijke belemmerende rol, met name omdat de militaire machtsbalans uitgedrukt in hoeveelheden wapens wordt opgevat als indicator van de relatieve machtspositie van beide partijen, die op zijn beurt weer bepalend wordt geacht voor de mogelijkheden politieke invloed uit te oefenen. Dat de Verenigde Staten vanuit een dergelijk perspectief aan macht zouden hebben ingeboet is de reden dat het Reagan-bewind een zo hoge prioriteit aan versterking van de Amerikaanse militaire macht heeft gegeven. Het gaat om herstel van politiek prestige, niet om het idee dat daarmee een atoomoorlog te winnen zou zijn, al lopen er in Amerika door overmoed bevangen strategen rond die dat beweren.Ga naar eind5. Het is overigens niet de eerste keer dat dergelijke denkbeelden over de mogelijkheid van een ‘beperkte’ nucleaire oorlog opkomen. Kissinger heeft er in 1957 een boek over geschreven waaraan hij zijn bekendheid te danken had. En er zijn nog steeds militaire strategen die zich moeilijk kunnen neerleggen bij het feit dat kernwapens als gevolg van mad impotente wapens zijn, niet actief voor het verwezenlijken van politieke doelstellingen kunnen worden gebruikt.
Hoewel iedereen die even nadenkt, zou moeten begrijpen dat het escalatie risico met mad op de achtergrond bewust ontketende beperkte kernoorlogen uitsluit, heeft zich nu ook de notie ingeburgerd dat Amerika en de Sowjet-Unie een kernoorlog in Europa, op ‘ons | |
[pagina 514]
| |
grondgebied’, zouden willen gaan uitvechten. De ontwikkeling van de neutronenbom zou op het Amerikaanse verlangen daartoe wijzen, evenals de plaatsing van Tomahawk en Pershingraketten als kernwapens voor het Europese ‘theater’. Dat is alweer hypochondrie: de neutronenbom, hoe men daar verder ook over moge denken, is een onderdeel van de strategie van het aangepaste antwoord, terwijl het moderniseringsbesluit paradoxaal genoeg was bedoeld om de politieke samenhang van de navo te versterken. Dat de discussie in Nederland zich minder op de politieke en militair-strategische problemen van de Oost-West-verhouding - en de wereldpolitieke gevolgen daarvan - richt dan op de gevaren van kernwapens, bewijst dat ingebeelde tegenspoeden de werkelijke problemen zijn gaan overheersen. De angst voor kernwapens heeft op zijn beurt ook de discussie over kernenergie beinvloedt. De gevaren van kernenergiecentrales zijn relatief gering en verklaren onvoldoende waarom de anti-kernenergiebeweging een zo grote omvang en intensiteit heeft gekregen. Ingebeelde tegenspoeden zoals de totalitaire atoomstaat; kernenergiecentrales die als een atoombom zouden ontploffen; terroristen die plutonium uit kerncentrales zouden kunnen ontvreemden, hebben er waarschijnlijk een belangrijke bijdrage aan geleverd.Ga naar eind6.
Hoe komt het dat dit soms moeilijk te ontwarren mengsel van ingebeelde tegenspoeden en werkelijke problemen op verschillende terreinen in zo sterke mate de openbare discussie is gaan beheersen? Het ligt voor de hand om een samenhang te veronderstellen met de sombere economische perspectieven. Maar worden ook die niet door een dosis hypochondrie beïnvloed? Bijna niemand lijkt meer bereid om aan te nemen dat de economische teruggang misschien wel geruime tijd kan duren, maar dat dit helemaal niet hoeft te betekenen dat op wat langere termijn een opgaande beweging is uitgesloten. Een overdreven somber perspectief draagt op zich al bij aan het verlengen van de neerwaartse spiraal en belemmert een op industrieel herstel gericht beleid. De middelen om tegenkrachten te versterken krijgen zo minder aandacht dan de middelen om ons aan verarming aan te passen, zoals inleveren, broekriemen aanhalen, de zwaarste lasten op de sterkste schouders leggen en meer van dat soort bemoedigende leuzen. Werkloosheid, en vooral jeugdwerkloosheid is natuurlijk een nauwelijks ernstig genoeg te nemen probleem. Maar ik geloof toch niet dat de algemene maatschappelijke hypochondrie uit de problemen van economische teruggang alleen voortkomt. Zou er een samenhang zijn met onzekerheid en twijfel over de waarde en betekenis van de Europese of westerse civilisatie met zijn sterke nadruk op rede en verlichting en uitermate positieve waardering van wetenschap en techniek? In de Europese civilisatie was trouwens in de verschillende verschijningsvormen van romantiek al lang een onderstroom van twijfel en kritiek aanwezig. Maar als tegenstroom is die de laatste jaren veel sterker geworden en heeft zich vooral in Nederland aanzienlijke invloed verworven, ook in de politiek. Romantici zijn nu eenmaal van oudsher tot hypochon drie, tot het overdrijven van de euvelen van de samenleving geneigd. Dat geldt ook voor de nieuwe romantici van de kleinschaligheid.
De toegenomen hypochondrie is ook een gevolg van de gebrekkigheid van maatschapelijke oriëntatiemiddelen. De sociale wetenschappen besteden nog te weinig aandacht aan het verbeteren daarvan. Er is een overvloed aan informatie en een tekort aan kaders om die informatie te interpreteren en in samenhang te brengen. Dat maakt het voor veel mensen nog steeds zeer verleidelijk om de verwarrende veelheid van vragen, problemen en dreigingen terug te brengen tot enkelvoudige tegenstellingen. Dat blijkt steeds weer neer te komen op het verzelfstandigen en verpersoonlijken van maatschappelijke samenhan- | |
[pagina 515]
| |
gen en het aanwijzen van één schuldoorzaak. Voor marxisten is de schuldoorzaak het kapitalisme, voor anarchisten de staat, voor feministen de man, voor de milieubeweging de technologie, voor het ikv de kernwapens, enzovoort. Door het denken in schuldoorzaken wordt een pars pro toto perspectief gepropageerd, waarin de gekozen schuldoorzaak tot duivelse proporties wordt opgeblazen. Ingebeelde tegenspoeden zijn het resultaat. Ook de ontwikkeling van de verzorgingsstaat heeft tot de opkomst van maatschappelijke hypochondrie bijgedragen. Vele functies die vroeger werden vervuld door het familieverband, de buurt of het dorp, of door verschillende vormen van filantropie, zijn langzamerhand voorwerp van overheidszorg geworden, dat wil zeggen zijn gecentraliseerd, gebureaucratiseerd en geprofessionaliseerd. Dat heeft tot gevolg gehad dat er groepen ‘ziekenzoekers’ zijn ontstaan, zoals welzijnswerkers, therapeuten, agogen en zo meer. Zij bestaan bij de gratie van maatschappelijke en persoonlijke (‘relatie’) problemen en zullen dus geneigd zijn om die problemen ernstiger af te schilderen dan zij zijn.Ga naar eind7. Daardoor hebben zij - meest onbedoeld bijgedragen aan een wijdverspreide neiging tot zelfbeklag en het ontstaan van een mentaliteit van ‘wij eisen’, die maakt dat ook in de discussie over de problemen van het dagelijks leven vaak van overdreven zwartkijkerij sprake is. Is dit alles inderdaad vrij nieuw of is alleen de vorm veranderd? Zijn Nederlanders niet altijd zwaar op de hand geweest - en tot moraliseren geneigd, hetgeen een realistische kijk op maatschappelijke en politieke ontwikkelingen niet bevordert? Het is mogelijk dat Nederland daardoor vatbaarder voor de kwaal is dan de meeste andere Europese landen. Hoe dit ook zij, als nu iets de Hollandse ziekte genoemd kan worden, is het hypochondrie. |
|