hoorbare, alomtegenwoordige onvindbare is een poëtisch probleem.
‘Het maanlicht vult de zuivre heemlen
Met glanzende geheimenis
De luister blauwe verten weemlen
Van Die alom en nergens is’ (Boutens).
Van zulk een transcendente God zouden wij toch niet meer kunnen weten dan wat daarvan in onze hersenen aanwezig is en werkt. Wat de informatie betreft die in de hersenen op werkzame wijze aanwezig is, moeten wij wel onderscheiden:
1. Ervaring opgebouwd uit eigen waarnemingen van de werkelijkheid. Deze ervaring vergt aanvulling en correctie.
2. Ervaringen verkregen uit de tweede hand, die veel te vaak langzamerhand als eigen ervaring worden beschouwd, onmisbaar zijn, maar nog meer voor correctie in aanmerking komen.
3. Pseudo-ervaringen ontleend aan: dromen, fantasieën, idealen, utopieën en wanen, begoochelingen, euforieën, dwanggedachten, illusies en hallucinaties - alle nuttige of bedreigende creaties van de hersenen zelf.
De transcendente God komt als ervaring uit de tweede hand of als pseudo-ervaring.
4. De gedachte dat onze hersenen bij hun ontstaan een onbeschreven blad, een tabula rasa zijn, is onjuist. Aan alle waarneming en ervaring vooraf gaat de opbouw van een apparaat dat
1. is ingesteld op de wereld waarin wij leven;
2. is aangepast aan het lichaam dat het gaat beheren;
3. verwachting heeft van het sociale patroon waarin het zal verkeren;
4. tijd en ruimte waarin waarneming en ervaring tot stand komen, registreert;
5. gereed is tot het selecteren, vastleggen en ordenen van de ervaring;
6. van meet af aan bereid is het gedrag te componeren;
7. besef ontwikkelt van de weg (Tao) die gevonden moet worden in het labyrint van het bestaan, dus ten aanzien van de strategie van het gedrag.
Door de integratie van waarneming en ervaring veranderen de hersenen voortdurend. Zij zijn zodanig op de toekomst gericht dat waarneming en ervaring onmiddellijk in gedrag kunnen worden omgezet (een fraai voorbeeld: tennissen, waarbij het bewustzijn niet meer invloed heeft dan een dirigent op een orkest).
De vastgelegde code (geheugen) werkt als een melodisch choreogram.
De menselijke hersenen zijn daarenboven een collectief orgaan, aangewezen op samenwerking met tijdgenoten en opeenvolgende generaties. Voor het vervullen van zijn vele taken beschikken de hersenen over meer dan 50 reeds bekende lokalisaties van functies: zien, horen, proeven, ruiken, tasten, bewegen, ademhalen, circulatie, lichaamsschema, stemming, emotie, agressiviteit, angst, seksualiteit, verzadiging, herinnering, spreken, luisteren, schrijven, lezen, rekenen, muziek en dergelijke.
Deze lokalisaties van functies noemt men centra. Men zou ook van actiecentra kunnen spreken, wellicht ook van vermogens.
Voor zijn functie is een centrum afhankelijk van een groot deel van de hersenen, wellicht zelfs van vrijwel het geheel.
5. Hoe is nu God in onze hersenen aanwezig?
Niet alleen als het stoffelijk gecodeerde weten omtrent God, ontleend aan de ervaring of fantasie van anderen. Maar als actie-centrum, als gids op de weg door het leven, ons soms bewust wordend als ons zelf, ons eigenste zelf, ons vindingrijke uitkomst biedende zelf, de autoritaire beslisser, soms dwangmatig, soms vrijmachtig, de rechtvaardige beoordelaar, de strenge afwijzer, het geweten, consciëntie, syneidesis, de aanwijzer van waarheid, goedheid, schoonheid, het verhevene. De wetgever:
‘Hij brengt mij op de heirbaen van zijn wetten