De Gids. Jaargang 144(1981)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 437] [p. 437] Gérard Leonard van den Eerenbeemt Vijf gedichten inzicht zonder uitzicht. in een heuvel, al klimmend, zijn berg erkennen. van, lichter dan schaduw naar de hermetische taaiheid van koud haar de zelfde kou, raspt de kraaienkeel, hangt lasso's langs de helling. de aarde, daar sta ik op wordt met de dag platter maar de maat der dingen blijft mestzwart onbereikbaar. [pagina 438] [p. 438] toen waren wij hier daar staat het, toen bloeide daar nog de kamperfoelie foetsie! nu komt de doodvinder vlinderverslinder zelf langs. het kind zou wel weg willen vliegen in een gat verdwijnen uit zijn geluid willen vallen. altijd 's nachts harkt heilige angst de paden van het park, dan hurkt hij in zijn irris, rammelt met zijn emmers [pagina 439] [p. 439] vredige rust, te snijden maar fris in de verf. onvoorstelbaar. wat of hier verborgen ligt? molm, denk ik, pi'a vo'ta's ijle adem. nog iemand, die mijn pen wil vasthouden, mijn mes? die kleine hand misschien die mijn tralies streelt, er geen melodieën aan ontlokt? [pagina 440] [p. 440] wit is geen geur op kristallen halmen in wind gewonnen, is wit gewapend. wit is het ogenwit wit is het doelwit wit is de witte raaf de onuitdoofbare sneeuw wit is de oplettende neger niet rose zijn de lachende gezichten te controleren valt er niets. er is sneeuw en er is het halve woord, al roerende gestold. [pagina 441] [p. 441] hier maken de duinen diepe buigingen van oor- verdovend zand. mooi dat ik de zee hoor, ‘waar een oceaan door een con- tinent wordt overreden’. mijn andere been, beent ook al weg naar zijn binnenwereld. hoeveel steviger zijn versvoeten of een ondergaande zon. een onderaardse gang? en waar eindigt die, vroeg ik? toen werd het stil en vloog een duif weg. maar ik bleef. Vorige Volgende