| |
| |
| |
Jacques Hamelink
Zes gedichten
Surge
Hoogte viel niet te handhaven;
terwijl de aria verkringde
dook je dwarsdoor de ijzige wolk
blind op het rustpunt van een kaap af, verkleumd
in je nog iriserende zomerplunje.
Je hebt minder stem dan een merel.
De toevallige sprank, vonk
van een fibula, doet het natte kruit niets meer.
Hoor, een hark maakt rond het huis een begin
de grijze struik schudt zich
| |
| |
Vinkeveense plassen
De dag is nog jong, net als de klare, maar
buitenboordmotoren, de pest in,
verknallen het weekend. Zelfs de meeuw
gedraagt zich tussen twee buien door
getroubleerd, imiteert je, zwartgallige vinkeveense.
Toch blijf ik hier liggen, gemeerd - o
elsetacken en leuterigh riet - aan een bonk veen
die morgen al eclipseert. Schrik niet
van mijn vislijn, mijn leefnet,
mijn blinkende haken. Ze zijn, hoor mijn gefluit,
slechts pro forma: kom je nou nog op de rand
van mijn bootje zitten of kan ik dat ook
wel vergeten vandaag, autochtone meermin?
| |
| |
Vindplaats
Aan het eind van de vorst
lag de hartevreter met zijn buik naar boven
hier opgebaard in het ondiepe
dikke water, als een oud brood.
Is dit toeleg, de goudgroene schim van vandaag?
Zoveel gelukte figuren. De zwaluw vliemt
langs de wallekant. De treurwilg
heeft zich alweer gesluierd, de grond is dicht
bedekt met de nieuwe sneeuw, ik praat
tegen de rose en witte appelbloesem, liefste,
ook als dit oponthoud alleen spel is
laat ik me bedriegen door de luxe.
| |
| |
Tarantella
De dansstuip van stukken krantepapier in doorgangen
versnelt, de dag wordt donker
overkapt door motorengedreun. Mensenkind, dat nu het raam sluit
in de bergwand van een straat, en weggaat,
maak mijn angst geen andere dan de jouwe,
onttover me niet als straks het noodweer
zich verdicht tot een horde vleugels aan alle kanten
tegen metaal of muren aanstotend
om de musicerende engel van Van Eijck
| |
| |
Hemisferen
Was ons leven dat van de eenden
en hun kinderen vanmorgen nog
bootje spelend in de vlakke tevreden tobbe
van de rivierbocht onder de eclatante hemel, -
het was simpel. Een heel ander lot is het onze.
Opnieuw toenaderen kan ik niet, noch afstand doen,
en voor jou geldt hetzelfde. Wat vertraagd licht was voor twee
verschittert zich, wijkt in hemisferen
uit elkaar, - één, eerst, blak zilver
en één daarna, goudbitter.
| |
| |
Gemengde berichten
voor de zon van je verjaardag.
Het leven, dat zich verbergt
in gerochel en getik, hoopt zich op,
verplaatst zich, wisselt je in
voor een courant geestdodend artikel.
Kassa! Een papegaai wauwelt, de quizmaster op de radio
laat naar je raden. Gezien uit een ooghoek:
een vrouw, drie hoog, werpt een snelle
gracieuze kushand uit het venster,
die als hij zich ontplooit
verschrompelt tot stofdoek.
|
|