De Gids. Jaargang 144
(1981)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |
Hans Vlek
| |
[pagina 164]
| |
Merzbau
Dit is geschreven met rode Rolling Marker, viltstiftpen,
welks fraaie vorm, eens leeg, wordt weggegooid,
terwijl ik toch, als ieder ander, zuinig ben,
me hieraan erger, en niet aan de waanzin wen
waarmee men fraai witplastic bekers of lege fles
weggooid als onnut, onbekend met de les
dat al 't gemaakte heeft een waarde, gemeten
naar het zweet dat werkenden vergaarden.
Zo herinneren mij K. Schwitters merzbauten
niet slechts aan mijn, maar meer aan fouten andermans
die, gezeten aan de jus d'orange
hun goedkope geld aan kreeft spenderen
zonder van mij de les te leren dat deze
economie niet het Zlfst. Nw. ‘Kwaliteit’ moet deren!
| |
[pagina 165]
| |
Mijn favorieten
Wölfli, Steinberg, Klee, Lennon,
Deelder, Gils, Christine d'Haen en Krishna Menon.
Ravi Shankar, Dylan, Lucebert, Corneille,
Elsschot, Hermans, Mülisch, niet Tentije.
Polet, Hamelink, Morandi en Carrá,
Ramakrishna, Sonneveld, Han-Shan, Allah,
Waskowski, Enzensberger, van Ostayen en J.C. van Schagen,
Kouwenaar, Blake, Ginsberg en Verhagen.
Bernlef, Schippers, Hokusai, Padma Sambhava,
Gauguin, Milarepa, John Coltrane,
Drs. P., Moby Grape en minder Tante Leen.
Simon Vinkenoog en Koot en Bie,
Marx-brothers, Mick Jagger en eentje die
'k misschien ooit zelf zal wezen. Overlezen!
| |
[pagina 166]
| |
Marrakech-menuetten
We hadden de Nivea naast het bed gezet.
Ochtendstond naderde zilver, en op de minaret
in de buurt was de muëzzin over
nauw' ontwaakte wijken uitgeroepen, uitgetuurd.
Ik drong zeer langzaam je geheime gangen binnen,
en jij dacht aan de honderden trompetten
uit Gnoua, het Tangers tijdschrift van Ira Cohen,
waar op het omslag d'afrodiacaanse kever stond,
en zo bedreven we de liefde in de ochtendstond
waarna we ons vermoeid naar 't dakterras begaven
om ons aan Alla's eigen zonlicht eens te laven
en aten 't platte brood met marmelade,
goedkope Ierse boter, en verwekten zo
Mohammed-Jan, onz' allereerste koter!
| |
[pagina 167]
| |
Soms, 's middags kwam de hadji op bezoek.
Ik sneed wat kief, las een of ander boek
en zat stil nadenkend zeer euforisch in de hoek.
Op de waslijn hing m'n andre oude spijkerbroek.
De hadji copuleerde met de vrouwen uit de buurt,
en van hem hadden we de bescheiden woning gehuurd
die we versierden met platen van Mekka en Medina,
daar Mohammed eens op 't Jodendom was uitgetuurd,
hoewel hij, als ongeletterde profeet
toch minder wist dan ik nu weet
en men hem als weeskind vaak vergeet
en dat is d'oorzaak van veel Marrakechmedinaleed.
God weet gelukkig hoe ik heet, dichter,
drager Zijner idealen, levend zweet.
| |
[pagina 168]
| |
We dwaalden wat door parken en moskeeën,
ieder op zich, maar toch met tweeën.
Bezeten door het eeuwenoude ideaal om
te komen tot een universele taal
van mondiale mensenliefde, in een
roes van palmen en een halve maan
die we somstijds voor 't kleine venster zagen staan
als we 't simpel daaglijks voedsel vanuit tagineGa naar eind* naar
mond hadden gedaan, vanwaar het weer terechtkwam in
het hurktoilet, waar w'op gezette tijden spijsverterend
door Natuur dan werden neergezet. Daarna gingen we
voldaan naar ons eenvoudig bed. Ik deed wat zéer
eenvoudig houtsnijwerk en jij gaf Engelse les, we rookten
kief maar waren verlost van de a-islamitische fles!
| |
[pagina 169]
| |
De hemel inspireerde me mystiek-poëtisch, al
verhandelt de kruidenier daar menig animale fetisj.
Ik heb die gedichten later weggegooid
omdat ze met te veel arabesken waren getooid.
Daar staat nog meenge heilgentombe wit
nu als zwart op het papier, ja dit.
Daar draagt men nog een fraaie tulband om het hoofd
als kroon, waarvan men in 't Westen
vaak onwetend wordt beroofd. Gelukkig
heb ik drie jaar lang in Allah zeer geloofd, en
daarom is, Hem dank, mijn vuur nog niet gedoofd.
Verblind door kleur dwaalden we door de Souk,
en in de stad kwam 'k iemand tegen met een doek
van Edvard Munch onder de arm. Het was heel warm.
Marrakech, november 1970-februari 1980 | |
[pagina 170]
| |
Het sonnet
Hoe vreemd ritm'en regelmaat van het sonnet!
Net alsof je met een Siberische tijgerhaar
uit langvervlogen tijden voor de literaire pret
op de viool der schoonheid speelt, met
rijm als mayonaise voor een ego
dat zich laat overheersen door de Schijn.
Constructiever lijkt me het spelen met Lego
en dat zal misschien ook leerzamer zijn.
Zo drinkt men bellettristisch wijn
op mooie uitgeversrecepties, fijn,
waarop ik met boeddhistische taalconcepties
uiterst wantrouwig het gebeuren gadesla.
Gedichten dienen te bezinken in een la,
zei van Ostayen, waar ik gaarne achter sta.
|
|