Amerikaanse lezers bij voorbeeld Bradbury's The History Man en Hermans' Onder professoren (in een goede vertaling - Under Professors - bij voorbeeld) voor te leggen en dan te zien hoe het uitpakt. Ik vraag me af of het Engelse voorbeeld wel zoveel meer zou aanspreken.
Misschien dat het woord sleutelroman ons toch wel verder helpt. Anbeek heeft natuurlijk gelijk - als hij dat tenminste bedoelt - dat de Nederlandse literatuur provinciaal - of parochiaal - is en daardoor in het buitenland moeilijk weerklank vindt. In zekere zin is de hele Nederlandse literatuur een sleutelliteratuur, vervuld van herkenningstekens, die slechts landgenoten aanspreken, en het vergt geduld en openheid bij buitenstaanders zich geleidelijk die tekentaal te verwerven. Met andere letterkundes is dat niet anders. Het herkenbaar eigene brengt een literatuur tot bloei maar maakt haar tevens minder toegankelijk voor buitenstaanders. Ook binnen een nationale literatuur vinden we de werking van dit hermetisch element. De Zuidelijke letterkunde in de Verenigde Staten is een voorbeeld. Ze is een literatuur voor ingewijden, een vertelling die uitspint wat het gehoor aan voorkennis bezit en weert in haar evocatie van een besloten, geobsedeerde wereld de buitenstaander af. Kennis van het Zuiden, zijn geschiedenis, zijn psychologie helpt; het helpt te weten wat een bottle tree is (en wat het niet is) als men Eudora Welty leest. Maar tot op zekere hoogte is de niet-Zuiderling gedoemd buitenstaander te blijven en behoudt de Zuidelijke literatuur haar hermetisch karakter. Nu is dat op zich een kenmerk van literatuur dat de lezer kan intrigeren en vasthouden.
De relatie van buitenstaander en hermetische geslotenheid kan zelfs in de verhaalstructuur doordringen als in Faulkners meesterlijke Absalom, Absalom!, waar de verteller, Quentin Compson, tegenover een buitenstaander, een Canadese medestudent, tot een tastende reconstructie van een noodlottige familiegeschiedenis in zijn geboortestreek komt. Hoezeer de toehoorder meedenkt en meeconstrueert, hij blijft buitenstaander. ‘Tell me about the South. What's it like there. What do they do there. Why do they live there.’ Why, niet how. De vraag rijst als het verhaal al ver is gevorderd.
Het moet toch mogelijk zijn om buitenstaanders - buitenlanders - tot die vraag over Nederland te brengen als ze Nederlandse literatuur lezen. Why do people live there? Waarom leven wij hier? Wat voor verantwoording leggen wij af in onze literatuur over onze gehechtheid, onze verworteling in Nederland, hoe verscheurd die affectie ook zijn mag.
Onze positie is niet ongelijk die van het Amerikaanse Zuiden, onze literatuur, hoewel nationaal, als die van het Zuiden een streekliteratuur, kleinsteeds, provinciaal, maar met alle opgehoopte benardheid, obsessie en machteloze rebellie vandien. Men moet de Nederlandse provinciestad van binnen uit kennen, de verstikking van zijn sociaal, kerkelijk en cultureel leven, om de magische transformatie te herkennen die zij in veel Nederlandse literatuur ondergaat - de allure van mythische kosmologie als bij Van Schendel, Vestdijk, de vroege Mulisch en Van het Reve, Wolkes. Zijn die obsessies, is die mythische rebellie zo moeilijk te herkennen voor buitenstaanders? Of de wat kleinere gebaren, de meer melancholieke of ironische rebellie van Nescio, Carmiggelt of Koot?
Zo goed als het Zuiden van de Verenigde Staten niet zonder een Center for the Study of Southern Culture meent te kunnen, aan de Universiteit van Mississippi, zo vergt ook de verbreiding van Nederlandse literatuur iets van die schaal en omvang. Losse, toevallige confrontatie met enige recente bestsellers haalt niet s uit, zo min als het uitblijven van respons iets zegt over de Nederlandse literatuur. Iedere bewering, op zo'n smalle basis gedaan, is met haar tegendeel te bestoken. De Amerikaanse literatuur geëngageerd, betrokken op actuele problemen, zoals feminisme, rassenstrijd, politieke verwording? Natuurlijk,