op de observatie dat in Griekenland veel Amerikaanse toeristen met dit boek op zak liepen; volgens mijn observatie lopen ze er al jarenlang met een dik pak drukwerk van Mary Renault op zak, maar wat moet dáár dan voor conclusie aan verbonden worden?
Anbeek noemt Anja Meulenbelts bestseller De schaamte voorbij als een voorbeeld van een boek dat in ons land ‘niet als literatuur beschouwd wordt’ omdat er iets van actualiteit in het boek voorkomt. Maar beste Anbeek, dat kun je toch niet werkelijk menen? Dat dat boek niet serieus genomen is, komt omdat het een slecht en kortzichtig geschreven lor is, niet omdat er enige feministische problematiek in behandeld wordt. Dat het boek door dag- en weekbladredacties aan ‘feministes’ ter bespreking zou zijn gegeven (het enige argument waar Anbeek zijn conclusie op baseert) heeft geloof ik alleen maar te maken met de tirannieke instelling van de feministes zelve, die elke aandacht in de pers die van buiten hun kring komt al als per definitie verdacht beschouwen.
Maar vooruit, ik realiseer me terdege dat de redactie Anbeeks stuk als voorzet heeft bedoeld die door de medewerkers in doel geknald moet kunnen worden of op de aangever kan worden teruggespeeld. Een genuanceerde voetbalwedstrijd speelt zich grotendeels op het middenveld af en is dus niet om aan te zien. Een genuanceerd artikel lokt ook reacties op het middenveld uit, en daar vul je geen aantrekkelijk nummer mee. Daarom is het even weinig fair als nuttig al te lang bij zijn voorbeelden stil te blijven staan.
Welaan dan, ik voel verder wel voor Anbeeks redenering; hij stipt in een aantal opzichten wel datgene aan waarom de Amerikaanse literatuur ook mij grosso modo meer interesseert dan de Nederlandse. Maar dat is een persoonlijke voorkeur, ik heb nu eenmaal een ruime belangstelling voor dat land, en ik wil daar geen bewijsvoering voor hoeven aandragen. Ik prefereer mijn verre vrienden doorgaans boven mijn goeie buren; vaak gaan hun boeken over méér, zijn ze smakelijker geschreven, refereren ze nadrukkelijker aan een wereld ‘daarbuiten’. Dat dit nauwelijks literaire maatstaven zijn en dat ze, zo geformuleerd, nauwelijks iets zeggen over kwaliteit interesseert me niet. Een van de aantrekkelijke kanten van de Amerikaanse letterkunde is dat ze zo'n geschakeerd beeld vertoont, dat er voor elk voorbeeld wel een prominent tegenvoorbeeld te vinden is. Immers, ook de Amerikaanse literatuur kent zijn ‘teruggetrokkener’ exponenten; om maar twee van de bekendste hedendaagse romanciers en verhalenschrijvers te noemen, Cheever en Updike moeten toch duidelijk als auteurs van de ‘beperkte kosmos’ worden gekarakteriseerd, schrijvers in elk geval die daar het best lijken te gedijen. Voor beiden geldt dat hun nadrukkelijke excursies buiten die ‘beperkte kosmos’ hen niet zo goed afgaan. Kijk naar Cheever in Falconer, waarin hij een territorium probeert te bestrijken dat merkbaar niet het zijne is. Hetzelfde gold volgens mij voor de Updike van bij voorbeeld Rabbit Redux (over het wat dat betreft veel verdergaande The Coup lopen de meningen nogal uiteen).
De Nederlandse boeken die Anbeek in zijn vergelijking betrekt, Opwaaiende zomerjurken en Een vlucht regenwulpen heb ik geen van beide gelezen zodat ik ook zijn opmerkingen dienaangaande niet werkelijk naar waarde kan schatten. Maar het beeld dat ik heb van het Nederlandse proza, ook het meest recente, komt vrij goed overeen met wat Anbeek naar aanleiding van deze beide boeken opmerkt. Dat iets wat naar actualiteit zweemt geen kunst kan zijn lijkt me een opvatting die zich behoorlijk hecht in de vaderlandse kritiek heeft vastgezet. Ik moet daaraan toevoegen dat mijn beeld van de Nederlandse literatuur in niet geringe mate gevormd is doordat ik, als redacteur van uiteenlopende bladen, nu al een jaar of vijftien regelmatig proza onder ogen krijg dat ingezonden wordt door doorgaans beginnende en niet al te bekende schrijvers en schrijfsters. Wat me er telkens weer in opvalt