verheven vorm is een genieting voor fijnzinnige cultuurproevers. Het ellendige is nu echter dat de literaire kritiek in handen is gevallen van mislukte artiesten en so-called geleerden.
Wat ik niet allemaal gelezen heb in de maand december van het jaar 1980!
De jurist K.L. Poll beweert in zijn culturele bijlage van nrc Handelsblad dat dichters op moeten houden met het woord ‘woord’ (en al zijn poëtische varianten als ‘lied’, ‘gedicht’ enzovoorts) te gebruiken in hun verzen (dat woord zal waarschijnlijk ook al niet meer toegelaten zijn door die K.L. Poll). Poll vindt dat ‘een beetje kinderachtig’. Leuk van Poll. Want daar gaat Achterberg door de gootsteen!
Helemaal niet leuk dus. Treurig. En dom van Poll.
Geleerden als Anbeek hebben vreemdsoortige opvattinkjes. Zulks betoogde ik reeds. En randdebielen spreken, in het ergste geval schrijven, over kunst-voor-het-volk.
Ik heb niks tegen het volk. Ik begeef mij het liefst in zeeliedenkroegen, naar plekken die het daglicht niet verdragen of zomerkampen. Daar kom ik heel gaarne. Niet om de literatuur maar om het gewone leven. Maar matrozen met de Werken van Rupert Brooke in de hand? Padvinders die Ingeborg Bachmann lezen? Messetrekkers die genietingen ervaren bij de lectuur van Paul Celan? Belachelijk!
Literatuur is moeilijk doen voor gestudeerde mensen met enig gevoel in de donder. Een confidentie: in mijn schaarse vrije tijd schrijf ik gedichten. Ik zou me dood schamen (respectievelijk héél trots voelen) als ik naast mij in de trein een loodgieter zag lezen in een van mijn poëziebundels.
Literatuur is namelijk moeilijk schrijven (zwaarwichtig doen) over gewone dingen als van-een-meisje-houden, niet zo goed met de dood van je broer uit de voeten kunnen of homoseksueel zijn en daarentegen tóch met meisjes vrijen. Literatuur is de allermoeilijkste kruiswoordpuzzel die, in wezen, teruggebracht kan worden tot twee, soms in elkaar overgaande, componenten: ik houd van jou en ik kan je wel neersabelen.
We weten dus nu wat literatuur is. Maar wat is nu literatuurwetenschap? Literatuurwetenschap is al dat moeilijke gedoe nóg moeilijker trachten te maken.
Ik heb geen zin meer in gekwek. Ik kom tot de orde van de dag (ik ben brood vergeten te kopen, dat kreng kwam weer een uur te laat, ik heb pijn in mijn buik). Literatuur is moeilijkdoen. Laat geen sterveling het proberen dit genre (‘de literatuur’) plat te trappen, gemeenzaam te maken of te verlagen tot een paar zinnen. Het zijn maar een paar zinnen - waar de literatuur het over heeft, dat is waar - maar ik (en meer lezers) willen zo graag op een pauwetroon zitten en niet op een klapstoel.
In mijn geval heb ik met al mijn gedichten, met die ene roman, met al die andere publikaties waar dan ook in, niets anders willen zeggen dan dit: ik voel me erg eenzaam en ben bang voor de dood.
De lezer die dit voldoende vindt om van mij te weten behoeft geen publikatie van mij meer te lezen of ook nog maar iets van mij te kopen. De lezer die mijn opsiering van de zojuist geschetste triviale ellende door middel van honderdduizend te vele woorden wil kennen, gaat zijn gang maar. Maar ik zeg hem/haar: ik voel me erg eenzaam en ik heb een doodsneurose. Meer is er niet. Er zijn uitleggers van mijn proza en poëzie - zelfs dat al. De lezer moet zich echter niet laten bedriegen door Anbeeken, Pollen en anderen.
Ik heb een professionele drinker gekend die op alcoholieke avonden steevast sprak: ‘Wat leeg is moet vol en wat vol is moet leeg!’ Welnu, hij sprak literair. En hij had daar geen Anbeek voor nodig. Want laat ik tot slot dit opmerken: échte, moderne, literatuur is ook en vooral popmuziek. Verdriet op papier, gezang èn op de plaat. Mick Jagger (Cry to me, 1965): ‘When your baby leaves you all alone/and nobody calls you on the phone/don't you feel like crying’. Ik ken geen betere, vollediger letterkunde. Alle romans en gedichten gaan daarover.
Waarmee ik de literatuur heb opgeheven en haar heb teruggebracht tot haar ware gedaante. Literatuur is van nu af aan geen wetenschap meer, geen Anbeek, geen gelul. Literatuur is maar één woord: eenzaamheid.
Gebruikte literatuur: Dr. rer. pol. Gerhard Grün, Diplom Kaufmann Die Marktaufgabe des deutschen Weinhandels und ihre betriebswirtsschaftliche Lösung, Walter de Gruyter & Co., vormals G.J. Göschen'sche Verlagshandlung - J. Guttentag, Verlagsbuchhandlung - Georg Reimer - Karl J. Trübner - Veit & Comp., Berlin 1940. 167 S., broschiert. (= Betriebs- und verkehrswirtschaftliche Forschungen, Herausgeber: Prof. Dr. Konrad Mellerowicz, Berlin; Prof. Dr. Paul Deutsch, Leipzig; Prof. Dr. jur. Dr. phil. Walter Rohrbeck; Köln, Heft 6.)