Steef Davidson
Isaak Kaplanas
Isaak Kaplanas werd op 21 augustus 1905 in St. Petersburg geboren als zoon van een joodse apotheker uit Litouwen. In 1917 verhuist hij met zijn familie naar Witebsk, waar hij gaat studeren en een regelmatige bezoeker wordt van de kring rond de filosoof Michael Bachtin, die later als zovelen in een van Stalins kampen aan zijn einde kwam. Hier schrijft hij zijn eerste gedichten onder invloed van de Russische Symbolisten. Na de revolutie begint hij aan een rechtenstudie en in 1925 gaat hij in Kaunas, de toenmalige hoofdstad van Litouwen, wonen en begint aan een carrière als journalist en vertaler van Russisch en Litouws. Hij maakt kennis met Thomas Mann, Michael Tsechow en de zanger Chaliapin.
In 1940 annexeren de Russen Litouwen en als een jaar later de Duitsers binnenvallen moet hij vluchten. Hij neemt dienst in het Rode Leger en wordt ingezet als vertaler bij Radio Moskou. Hij wordt lid van de schrijversbond en kan tot het eind van de oorlog publiceren in kranten en tijdschriften. Daarna keert hij terug naar Litouwen waar hij verneemt dat zijn familie door de Duitsers vermoord is. In Wilnus, waar hij gaat wonen, trouwt hij en krijgt een zoon. De eerste jaren kan hij zich wijden aan literair werk, tot in 1948 de Russen hem oppakken en zonder proces veroordelen tot vijftien jaar dwangarbeid. De heksenjacht op ‘Kosmopolieten’ en ‘Intellectuelen’ is bedoeld om het Litouws nationalisme uit te roeien.
Na een korte periode in Moskou gezeten te hebben in de Lubianka gevangenis, wordt hij overgebracht naar een werkkamp, waar hij uit westerse technische bladen vertalen moet. Het grootste deel der kampbewoners zijn geïnterneerde buitenlanders en krijgsgevangenen die tijdens iedere politieke crisis, vooral gedurende de Korea-crisis, leven in angst geëxecuteerd te worden. Na Stalins dood wordt hij gerehabiliteerd, keert terug naar Wilnus, en binnen een jaar is hij weer geaccepteerd als lid van de schrijversbond. Tweemaal, de eerste keer door de Duitsers, de tweede keer door de Russen, is zijn bibliotheek met al zijn notities en werk volledig verwoest.
In de Chroeststjov-periode wordt hij niet lastig gevallen, maar in 1970 breekt een nieuwe golf van intellectuele repressie in Litouwen los, deze keer ook met sterke antisemitische tendensen. De prijs voor het uitreisvisum dat hij in 1973 krijgt is de achterlating van zijn manuscript ‘Het Wilnus Commentaar’ dat al geaccepteerd was voor publikatie.
Sinds enkele jaren woont hij in Amsterdam. Hier schrijft hij zijn poëzie en werkt aan een historische roman die, zich baserend op nieuwe gegevens, een ander licht zal werpen op de laatste jaren van het tsaristische en de eerste periode van het Sowjet-regime. Onlangs ontdekte Kaplanas in een Poolse bibliotheek in Parijs een onbekend en ongepubliceerd gedicht van de Russische dichter Fedor Tjutiev. Het verscheen in zijn Franse vertaling in het maartnummer van Revue des Etudes Slaves.
Isaak Kaplanas hoopt binnenkort zijn memoires te voltooien.