De Gids. Jaargang 143(1980)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 548] [p. 548] Huub Beurskens Vijf gedichten de vanger draait van de vis de romp van het hoofd van de vis dat niet schroefbaar was. een hoge vogel ontwijkt blijk baar iets. het is te dag om een ster die in 't water beeldt. vanger vormt enkel dood. enkel huis vormt de waterslak, het maken komt niet in haar windingen op [pagina 549] [p. 549] tegen de koelte van een mes ademen slaaplippen licht, de andere vingers liggen om niet te blinken dicht. alle vogels zijn onderwater. ieder riet staat geluidloos foedraal voor een zonnestraal. tot de vis leest dat zijn lip een vreemde taal uitslaat en een lijn roest in het hart van de vanger haakt slaapt de jongen met zijn net van nylonkous [pagina 550] [p. 550] de vis met een hazelip. in kieuwspleten fluistert het kind over de haas en zijn dader: waar een adem uit vlakland de lucht in schoot dwars door een haas die loodrecht en met open mond geen vleugels maar de onderkant van zijn luchtruim vond. een vader oorveegt de vis en rukt bloedig schubben van de jongensmond [pagina 551] [p. 551] de vis zwemt in het water en vergeet zich vooral in de zomer maar als de vis een honger heeft bijt hij zich in de staart: in de vis: daar leeft het dier verder. bovendien vreet het alleen krabben en algen. vist de visser zich een vis dan eet hij er alleen de vinnen van de rest wierp hij terug. met de hengellijn (Noot: dit gedicht is een variatie op Alexander - ‘Der Fisch’ in: Alexanders poetische Texte, her- ausgegeben von Leo Navratil, München 1977). sluitend in holling in lucht op holling in water de basaltsteen. een laatste vuur komt voor de dag. hoelang houdt water het schitteren nat? uiteindelijk betrekt alle licht de zon die zakt onder de meeuw die richting nachtkolonie schreeuwt van de vis onder de steen die ongezien ontsnapt Vorige Volgende