De Gids. Jaargang 143(1980)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 497] [p. 497] J. Bernlef Vier gedichten Een forens, omkijkend Op het punt van weggaan keek hij om alles stond helder in het licht als glas het gezin als voor een foto links naast de deur waarop zijn naam nog leesbaar was Maar achter in de tuin begon het al met appelbomen in een dikke mist het dak in pannen opgelost net als de heg werd weggewist Hij wist dat dit niet echt kon zijn maar dat het voor iets anders stond dat niet te achterhalen was met wat hij van de dingen vond Alsof zijn blik naar binnen viel hem daar in vormen van gemis zag staan zonder dat zij dat wisten zwaaiend en nog onaangedaan Toen draaide hij zich om en leefde verder als een mens voor wie de tijd bestaat in het bereiken van zijn grens. [pagina 498] [p. 498] Verjaardag Ik weet niet eens hoe oud hij wordt alleen dat daar mijn vader staat die tot voor kort mijn vader was en nu een man waarmee ik praat Over vroeger toen hij mij soms sloeg (mijn moeder legt mij uit hoe zacht) over vandaag, de andere boeg wat hij daartussen heeft gedacht Sint Pancras, Sittard en Maastricht een poging om de tijd te plaatsen als woorden binnen een gedicht de ruimtes in elkaar te kaatsen zo dat de som verdwijnt in het verschil waarin wij worden wat ik wil: opgelost in wederzijds gevoel ieder op zijn eigen stoel. [pagina 499] [p. 499] Mijn broer Piet Het verleden heeft hij in zijn vingers als een pianist die Czerny's vruchten plukt en weet dat oefening baart kunst dat hij nu altijd alles spelen kan. Hij weet exact de maten van de bakkerskar, hoe bol het doek stond 's morgens van het brood, hoe de volle kar dan vrolijk ratelde door stille straten In een wit kistje aan de buitenkant (hij wijst precies aan waar) zaten de bollen en 't beschuit en in December speculaas, nog lacht hij bij de smaak En 's avonds keerden bakkers pratend weer (dan kreeg je wel eens iets dat over was) de deksels van de karren schuin omhoog, het doek naar binnen van de goede zaken, terug naar de HAKA. Hij kijkt mij aan. Weet je dat dan niet meer? De trotse krul op de deksel van hun kar de C van Coöperatie. Ik schud van nee. Ik weet alleen maar hoe of alles kwam. [pagina 500] [p. 500] Golden delicious Mijn moeder zit aanvallig in de tuin voor haar voeten de opwindgrammofoon met van dat paarse vilt van binnen mijn sporen zijn nog niet gezaaid Zomerbladeren blikkeren in de hoorn en uit een foto klinkt vervlogen de muziek van toen, een Gershwin-tune nu evergreen geheten Haar blote armen in het gras het lijkt voor altijd zomer His Masters Voice beheerst de tuin tot in de takken van de bomen Golden delicious hangen ze daar zwaar en volmaakt als de muziek waarnaar ze luistert met gesloten ogen vol overgave en met heel haar lijf Een middag in de tuin zo rond en zo volkomen dat er geen vader door kan dringen, geen kind erin de weg vindt naar zijn naam. Vorige Volgende