kazerne. Daar waren een tweeduizend man, Russen, Polen, Belgen, enzovoort en ik had daar een klein ziekenzaaltje ingericht en hield daar dagelijks polikliniek. En het was wel nuttig. Als ik het niet aankon of het niet zag zitten, en dat deed zich nogal eens voor, zoals u zult begrijpen, dan bracht ik die mensen naar het ziekenhuis en dan werden ze daar behoorlijk behandeld.
In deze kazerne, een hele grote ‘binnenexercitieplaats’, stond opzij een magazijn van de ‘Deutsche Wehrmacht’. Voor de deur van het magazijn zat een Amerikaanse bewaker, altijd dezelfde man, en die zat zich geweldig te vervelen. Ik bezocht hem nogal eens en praatte dan met hem. En die man zei mij op een gegeven moment: ‘Listen, I got instructions to guard this door, but no instructions to guard that key which will open you the back-door, and I got no instructions to guard this fucking stuff here.’
Dus wij hebben toen een vrachtauto georganiseerd en wij hebben de inhoud van dat magazijn gedistribueerd. Die inhoud was suiker, drank, rijst, et cetera, zeer welkome zaken. Maar daar waren ook anderhalf miljoen sigaretten, waar ik heel veel plezier van heb gehad, niet dat ik rookte, maar toch. En verder enkele duizenden kapotjes, die ik op mijn polikliniek uitdeelde.
Die anderhalf miljoen sigaretten, daar heb ik er twintigduizend van aan deze tandarts gegeven. En de rest gebruikte ik om mensen die mij diensten bewezen te belonen of om benzine van te kopen, enfin, noem maar op.
Op 1 mei hebben wij die vrachtauto volgeladen met, ik denk, een miljoen sigaretten en op de binnenplaats rondgestrooid, wat veel gevechten en ook wel wat messensteken heeft veroorzaakt.
Later, terug in Nederland, heb ik gehoord dat in die tijd één sigaret 1 Mark kostte. Dus een korte tijd ben ik miljonair geweest. Wat mij zoveel plezier doet is, dat ik er geen moment spijt over heb dat ik met dat vermogen van mij zo veel mensen een genoegen heb kunnen doen.
Wel, in augustus ben ik teruggegaan en ik weet niet meer waarom, maar om de een of andere reden was er behoefte aan mij in het kamp in Amersfoort, waar een dokter de repatrianten moest keuren, eventueel moest helpen ook op maatschappelijk gebied. En daar heb ik dus enkele maanden gewerkt.
Dat Amersfoort was een hele belangrijke plaats, want wandelend in het bos ben ik daar dat meisje R. weer tegengekomen, dat ik mij uit Vught herinnerde en dat ook twee jaar concentratiekamp achter de rug had, en daar een stuk aardiger van geworden was, geloof ik.
Wij hadden beiden de vaste overtuiging dat wij nooit zouden trouwen, maar om de één of andere reden zijn wij daarvan afgeweken. En ik heb met haar durven trouwen, omdat ik dacht: een vrouw die twee jaar concentratiekamp overleeft die zal ook een huwelijk met mij wel overleven.
En dat is zo gebleken tot op deze dag.
Zij heeft het overleefd en ik geloof dat ik mij voor die vierendertig jaar langzamerhand ook wat dat betreft als een zeer verwend persoon mag beschouwen.