De Gids. Jaargang 143(1980)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 407] [p. 407] Hans Faverey Dichtheid, rimpeling, het ruisen Zich aan de golfslag onttrokken; door een brandende hoepel verdreven; terwijl, als om een stokroos, ofschoon nauwelijks: ruisend, zoals het kon zijn - teruggelegd door de branding; gestaan hier voor stokroos; noch een hoepel noch brandend, wat er toe gedaan; zo ruisend als het zijn kon, zo ruisend als het moest zijn. [pagina 408] [p. 408] Zulke tronk, zulke roos; aan het licht onttrokken, haperend; de weg versperd nog door een zwaan, mits niet van de tafel gerold het ei; ofschoon, nauwelijks - de zwaan door een steen geraakt voor slang in zijn staart beet; niette- min, alle scheuten zijn geen rozen: dezelfde tafel immers, verdampend al, wat er toe doende, nauwelijks er iets toe gedaan. [pagina 409] [p. 409] Maar waarom geen winde - ofschoon door de nu dovende hoepel, al smeulend om zichzelf, zwaan of geen zwaan, een roos zich ontdeed, nog nauwelijks aan het licht onttrokken, te niets en te nimmer ten dinge gekeerd; wat er toe doende, zo dwingend als het moest zijn: of was het een winde die niet met zich deed wat zich wiste, ten blinde gekeerd. [pagina 410] [p. 410] Branding noch stokroos; Ferne Geliebte, zich vergewissend; het witte paard zo spoorslags daaraan onttrokken, als zelden een tafel hapert om ei, hoepel, of winde; ofschoon, nauwelijks vlam gevat en ten dinge gekeerd, hetzelfde, afnemend, zich inhield: alsof, tussen verslagen gesteente, haperend aan het licht gekomen, een herfst- tijloos zich herinnerde, herinnerde. [pagina 411] [p. 411] Dagelijks een brandende stokroos, ingeademd door de branding; de zwaan door de hoepel verworpen; door slagroos onderbroken steen- slag, nauwelijks - ofschoon: wat een geblaas, wat een gehinnik; haperend aan het licht gekomen ik; teruggelegd door de branding; opdoeming, opgedoemd; die Ferne Geliebte, vrijwel zichzelf, ruisend, wissend, een winde. H.F Vorige Volgende