De Gids. Jaargang 143(1980)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 251] [p. 251] Boccarossa Zes gedichten onbekend en ongezien de avond van de moord in de straat van de vissende kat een jongen die wanhopig fluit iedereen raakte me aan ik plukte hun oogballen uit mijn decolleté en trapte ze plat onder zeer hoge hakken rood en zwart dunner dan sigarettenvloei was de tweede huid waardoor stormen ontstonden rood leer en wit bont in blikkerend Napels waar mannen op auto's klommen terwijl ik een schildpad beminde en wandelde over het water maar nooit vormden zij een muur om onbeschermd tegen te leunen maar de ommuring van een binnenplaats [pagina 252] [p. 252] dit zijn mijn verkrachters in een kring om mij heen drinken zij zwarte thee zij zijn mij vergeten hun handen zijn ontvleesd hun haren stoffig ogen en neuzen verdwenen mijn haat siddert nog steeds tussen deze machteloze schimmen warm bloed stroomt uit al mijn openingen ik kwam messen en kogels tekort maar hun straf heet eenzaamheid dit lichaam is al gebruikt deze zakdoek ook deze woorden al eerder gelogen in dit braaksel al iemand gestikt wie zal een nieuw woord tegen mij spreken was het de zee die mijn wonden waste of was het mijn eigen bloed wie zal mij ooit gewichtloos beminnen ik trok speekselsporen in de warmte van sodom klaagde mijn liefde aan heilige muren ik kuste de hand van de dood [pagina 253] [p. 253] ik die deze bewegingen nooit gekend heb de borst van een vader voor hete en bittere tranen de schoot van een moeder als een val terug in de tijd een hand die troostte terwijl de gedachten niet elders waren o mijn lief duifje ik leer je alles wat je vergeten was in mijn armen wordt je niet ouder dan drie weken wij zijn op weg naar de eerste dag [pagina 254] [p. 254] er is een spiegel die ik vaak gekust heb zonder mezelf te zien er is een telefoon waarin ik lang gesproken heb terwijl niemand luisterde er was een man die ik nooit gezien had wiens toekomst ik kende er was liefde die langzaam mijn kant opzwom eerst was er een hand die sloeg een andere streelde en wuifde daarna een bloedende mond die door onbekenden gesloten werd een gouden doos vol geheimen in zijdepapier sommige reuzen braken mij open maar enkel lippen kunnen mijn negenendertig geheimen openbaren een kabouter bewaakt deze grot in dit paradijs gaat alleen de liefde naar binnen Vorige Volgende