De Gids. Jaargang 143(1980)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 177] [p. 177] Elly de Waard Twee gedichten Zo ver ben je terwijl je naast me zit. Je wijkt tot in jezelf, je bent er niet. Je mond die toegang geeft tot je gezicht, Ontkent in zwijgen zijn ontvankelijkheid - Hoe diep geworteld ligt behoedzaamheid? Verlangen spiest zich aan je lieflijkheid, Zich wettend aan je zwichtende genegenheid - O die verscholen bloeien zijn de beste, Niet die zich koesteren aan de drukte van een weg, Maar die de zeewind heimelijk over hun verborgen vruchten laten gaan. [pagina 178] [p. 178] Mijn liefde hongert naar je en ik honger Naar lyriek - o lief gezicht Dat ook van binnenuit nog wordt verlicht Door een verstand - De zon die van het water in je ogen schijnt Verjaagt de schaduw van mijn dag - O voeling heb ik met een brand Die groter is dan die waarin ik sta - Bed mijn hart, niet in beklemming, Maar in vlees, in ademhalen! Zoals de roos, een zuigelingenhoofd in windsels Zonder gezicht, richt ik mij Naar het zuigen van je winters licht Waarin de schaduwen van duiven zingen zonder dat het iets verlicht. Alleen in rijkdom immers is het licht verstrooid, Pas als het schraal wordt gaat het stralen. Zonsondergang, bespatte borst, bebloede veren Van het westen - de resten van de dag, Bijeengeveegd tot een vulkaan, Worden gesmoord in ijs. Liefste, die mijn bestaan bekort Door het kloppen van mijn hart zo te versnellen - Laat mij de voedingskracht van de gedachte aan je maal Niet zozeer overschatten dat ik hem met de hongerdood betaal - Neem mij onder de hoede van de nacht van je verstand, De daarin altijd waakzame gevoelsarmoede. Vorige Volgende