De Gids. Jaargang 141
(1978)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 407]
| |
R.M. Dekker
| |
[pagina 408]
| |
tijd populaire griezelverhaal, ontleend zijn. Hij beschrijft hoe de koning werd meegevoerd tussen ‘the horrid yells, and shrilling screams, and frantic dances, and infamous contumelies, and all the unutterable abomination of the furies of hell, in the abused shape of the vilest of women’.Ga naar eind1. De invloed van Burke op het Europese conservatisme kan niet onderschat worden: meer dan driekwart eeuw bleef de Reflections de standaardversie van de antirevolutionaire interpretatie. Pas na de ondergang van het Franse keizerrijk van Napoleon III in 1870 kreeg de conservatieve geschiedschrijving een nieuwe impuls. H. Taine begon in dat jaar zijn Origines de la France contemporaine. Hij wilde aantonen dat de Franse revolutie verantwoordelijk was voor het debâcle van 1870. In zijn beschrijving van de tocht naar Versailles staat de rol van het geld centraal. Volgens Taine was de hele beweging uitgedacht door niet nader aangeduide revolutionairen. Zij hadden al dagen van tevoren allerlei gespuis geronseld, vooral vrouwen: wasvrouwen, viswijven, bedelaressen, portiersters, naaisters en niet te vergeten hoeren. Hoeren deden immers alles voor geld. Uitvoerig vertelt Taine hoe de vrouwen de soldaten van het koningsgezinde regiment in Versailles verleidden en omkochten. De woede van 6 oktober verklaart Taine uit de ‘imagination féminine’.Ga naar eind2. De beschrijving die Taine gaf van bewegingen als deze hebben grote invloed gehad op vroege massapsychologen als Gustave Le Bon en Gabriel Tarde.Ga naar eind3. Hoe groot de invloed van de nederlaag van 1870 en van de Parijse Commune is geweest op de antirevolutionaire geschiedschrijving blijkt ook uit een artikel van M. de la Rocheterie uit 1873.Ga naar eind4. Zij schrijft dat de vrouwen het stadhuis in brand hadden willen steken, maar dat zij daarin niet slaagden omdat zij geen petroleum kenden: pétroleuses-avant-la-lettre! Onsmakelijk wordt haar verhaal wanneer ze beschrijft hoe de vrouwen op de kadavers van de gedode lijfwachten dansten. Een ander curieus element is de nadruk op de deelname van als vrouw verklede mannen, die ook al door Taine was gesignaleerd. In 1911 werd dit laatste element door L. Madelin in zijn Révolution française nog meer naar voren gehaald.Ga naar eind5. Hij sprak zelfs van een ‘grossière mascarade’. De beweging was volgens hem grondig voorbereid en de deelname van als vrouw verklede mannen moest dit verdoezelen. Overigens volgt Madelin Taine na en dikt diens verhaal hier en daar zelfs nog aan. De standaardversie van de rechtse interpretatie van de revolutie zou echter de Révolution française van Pierre Gaxotte worden.Ga naar eind6. Deze verscheen in 1929 en werd nog herdrukt in 1970. Gaxotte was in de jaren '30 de stuwende kracht achter het fascistische en antisemitische weekblad Je suis partout. Bij het verschijnen had het boek grote invloed op delen van de Franse jeugd die het, volgens Robert Brasillach, ‘enkele gezonde waarheden’ bijbracht.Ga naar eind7. Gaxotte deed in feite niets anders dan het up-to-date brengen van Burke en Taine en in zijn passage over de tocht naar Versailles volgt hij Taine en Madelin klakkeloos na.
Tegenover deze beschrijvingen vol wreedheid en ontucht stelden de pro-revolutionaire historici de hunne, waarin zij deze feiten konden ontkennen of negeren en andere aspecten naar voren halen. De eerste pro-revolutionaire geschiedschrijver die alle drie deed, was Thomas Carlyle. Diens French revolution uit 1834 negeerde de beschuldiging van ontucht en ontkende die van omkoperij.Ga naar eind8. Carlyle verheerlijkte daarentegen de vrouwen: ‘O, women, wives of men that will only calculate and not act!’ Als primaire oorzaak zag Carlyle de honger: ‘In squalid garret, on Monday morning Maternity awakes, to hear children weeping for bread... O, we unhappy women!... Descend, ye Judiths, to food and revenge!’ Carlyle waardeert het collectief geweld opmerkelijk positief: ‘The French mob again is among the liveliest phenomena of our world. | |
[pagina 409]
| |
So rapid, audacious; so clearsighted, inventive, prompt to seize the moment; instinct with life to its finger-ends!’ De revoluties van 1848 inspireerden verschillende historici tot het schrijven van werken waarin de Franse revolutie verdedigd werd. Een daarvan was Jules Michelet die tot op heden de heilige koe van de Franse geschiedschrijving is.Ga naar eind9. Michelet bewierookte het Franse volk en in het bijzonder de Franse vrouw: ‘Ce qu'il y a dans le peuple de plus peuple, je veux dire de plus instinctif, de plus inspiré, ce sont à coup sûr les femmes.’ Michelet noemde de vrouwen de ‘avantgarde de notre révolution’ en dat konden ze volgens hem zijn dankzij hun ‘emotionele spontaniteit’. De nadruk die Michelet legt op het spontane, instinctieve en emotionele element dat vrouwen in massa-acties zouden vormen, sluit aan bij de theorie die Taine later zou verkondigen, maar de romanticus Michelet waardeerde die spontaniteit die de positivist Taine hartgrondig afkeurde. Ook de politicus Louis Blanc schreef als reactie op 1848 een geschiedenis van de Franse revolutie.Ga naar eind10. Zo lyrisch en onwetenschappelijk als Michelet was - annotatie vond hij bij voorbeeld belachelijk -, zo gewetensvol en exact werkte Blanc. Hij trachtte het verhaal over het omkopen met geld te reduceren tot een zaak van marginale betekenis. Typerend voor zijn evenwichtig oordeel is het feit dat hij ontkent dat de vrouwen ‘mégères’ waren (namelijk Burke's ‘furies of hell’), en dat het ook niet om louter heldinnen ging. Wel benadrukte ook Blanc de ‘spontaniteit van de volksvrouw’. Verheerlijking van de vrouw vinden we later alleen nog bij Jean Jaurès wanneer hij het heeft over ‘le grand coeur maternel’. Ook het vrouwelijk instinct duikt weer op in zijn Histoire socialiste de la Révolution française: ‘Elles devinaient très bien avec leur sûr instinct les manoeuvres des aristocrats et des prélats contre la Révolution.’Ga naar eind11. Bij Jaurès ontbreken details als het uitdelen van geld en als vrouw verklede mannen en dat zal zo blijven in de pro-revolutionaire geschiedschrijving van de twintigste eeuw. Alle serieuze wetenschappelijke historici vanaf de eeuwwisseling behoren tot deze stroming. Vertegenwoordigers ervan als A. Mathiez, G. Lefebvre en A. Soboul zullen de leerstoel bezetten die aan de Sorbonne gecreëerd is voor de geschiedenis van de Franse revolutie. De laatste auteur die zich diepgaand met de tocht naar Versailles heeft beziggehouden, G. Rudé, behoort eveneens tot deze lijn. Bij hem vinden we geen letter over geld, ontucht of verklede mannen.Ga naar eind12. Dat wekt toch wel enige verwondering. Waarom zijn deze smeuïge verhalen verdwenen? Wij krijgen helaas geen antwoord op deze vraag. Het is duidelijk dat de moderne geschiedwetenschap dit soort ‘petit-histoire’ niet meer de moeite waard acht, en dat maakt het des te interessanter om eens naar de opkomst en ondergang van enkele al dan niet op waarheid berustende details van de tocht naar Versailles te kijken.
Voor zover de genoemde historici elkaar niet overschreven, baseerden ze zich op één en dezelfde bron, de publikatie van de verklaringen van een aantal getuigen van de tocht.Ga naar eind13. Een Parijse politierechtbank had onmiddellijk na de tocht van de Assemblée opdracht gekregen een onderzoek in te stellen naar de aanstichter(s) ervan. Na enige maanden bleek dit onderzoek geen resultaten te hebben opgeleverd, maar wel werd besloten de verhoren van de bijna 400 getuigen te publiceren. Deze publikatie onder de titel Procedure criminelle wierp dus geen nieuw licht op de zaak, maar fungeerde als doofpot, waarbij, zoals gebruikelijk, de omvang het gebrek aan diepgang moest verhullen. De getuigen waren bijna allen leden van de Assemblée, lijfwachten van de koning en ander hofpersoneel en militairen. Velen waren van adel en slechts minder dan één procent was afkomstig uit handwerkerskringen onafhankelijk van het hof. De getuigen waren bijna allen mannen (meer dan negentig procent). Een der- | |
[pagina 410]
| |
gelijk elitair gezelschap geeft natuurlijk een vertekend beeld van een volksbeweging en bovendien kenden de meesten de feiten uit de tweede hand, van horen zeggen. Het lijkt erop alsof juist getuigen die tot de mystificatie bijdroegen ruime plaats kregen. Geen van de betrokken partijen in het politieke spel had ten tijde van de publikatie belang bij een echt grondig onderzoek en vooral verdachtmakingen in de richting van Philippe d'Orleans, die naar men meende een oogje op de Franse troon had, waren welkom.
Onderdeel van de mystificatie is het verhaal over het geld waarmee de deelnemers aan de tocht gekocht zouden zijn, wat terug te brengen is tot een aantal getuigenissen. De rol van het geld wordt pas benadrukt in de antirevolutionaire geschiedschrijving ná 1870 en dat is merkwaardig want de gedachte dat er een oorzakelijk verband bestond tussen geld en oproeren was al sinds de achttiende eeuw algemeen geaccepteerd. Volgens de Engelse historicus Richard Cobb wilde de Franse politie in de achttiende eeuw na een oproer altijd eerst achterhalen wie de ‘bailleur de fonds’ was geweest. En om de bewijsvoering tegen relmakers sluitend te maken zouden dezen zelfs wel eens door de politie van een Louis d'or worden voorzien.Ga naar eind14. Achteraf kan niet worden uitgesloten dat georganiseerde oproeren met betaalde knokploegen voorkwamen, maar de deelnemers aan de als hongeroproer begonnen tocht naar Versailles hadden waarschijnlijk voldoende motivatie om onbezoldigd mee te doen. Ook de deelname van als vrouw verklede mannen is waarschijnlijk een mystificatie. Dit detail wordt in minder dan tien procent van de getuigenissen in de Procedure genoemd. Nu is er sinds de zeventiende eeuw een tendens om oproeren steeds meer met een waas van geheimzinnigheid te omhullenGa naar eind15. en de eerste vermeldingen van deze travestie dateren uit dezelfde eeuw. Men kan zich daarom afvragen of dit verschijnsel werkelijk voorkwam of ontsproot aan de fantasie van de waarnemers. Nathalie Zemon Davis neemt aan dat het verschijnsel werkelijk voorkwam en geeft een aantal voorbeelden, waaronder de tocht naar Versailles.Ga naar eind16. Zij meent dat de mannen zich verscholen achter de zwakkere sekse in de hoop op een mildere behandeling door de overheid. Op zich is dat niet onmogelijk, maar volgens mij is het belangrijker dat de meestal mannelijke getuigen zich in steeds mindere mate konden voorstellen dat vrouwen dergelijke gewelddadige bewegingen leidden. Dit kan vooral ooggetuigen uit de bourgeoisie beïnvloed hebben, omdat vrouwen uit hun eigen omgeving steeds meer een leven zonder arbeid gingen leiden. Zou trouwens een waarnemer op veilige afstand werkelijk kunnen constateren of het om vrouwen of verklede mannen ging? Ik betwijfel het.
De ontucht die de vrouwen in Versailles bedreven zouden hebben is een derde mythe, die deze keer gebaseerd is op één getuigenis waarin dit gedrag eigenlijk alleen als toespeling genoemd wordt. De eerste geschiedschrijver die erover uitwijdt is Taine. Nu was Taine, die zelf meende de samenleving vlijmscherp te analyseren, eigenlijk een fantast.Ga naar eind17. Het gebruik dat hij van zijn bronnen maakte, was meer dan subjectief, het getuigde van kwade trouw. Het succes van Taine was er niet minder om en zijn depreciatie van de vrouw bleef hèt succes van de antirevolutionaire richting. Men kan zich afvragen waarom, maar een bevredigend antwoord is niet te geven. De tegenstelling tussen de anti- en pro-revolutionaire stroming komt het duidelijkst tot uiting in een recensie die de pro-revolutionaire Mathiez in 1926 schreef over het werk van een navolger van Taine.Ga naar eind18. Mathiez verweet hem wèl de Parijse vrouwen te belasteren, maar te verzwijgen dat de koningin, Marie Antoinette, dezelfde nacht met de Zweedse gezant in bed lag. Het conflict is hier wel gereduceerd tot de | |
[pagina 411]
| |
meest elementaire vorm: de antirevolutionaire schrijver heeft slechts oog voor de ontucht van de volksvrouwen, de pro-revolutionaire schrijver heeft slechts oog voor de ontucht van de koningin. Gelukkig raakte niet lang daarna de ‘histoire événementielle’ in diskrediet en werden kwesties als deze verwezen naar de damesbladen. Eén aspect van de tocht naar Versailles, ten slotte, was geen mythe: de doorslaggevende rol van de vrouwen, die hiermee aansloten bij een lange traditie van vrouwelijk protest in de vorm van demonstraties en oproeren.Ga naar eind19. |
|