De Gids. Jaargang 140
(1977)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 655]
| |
E.J. Dommering
| |
[pagina 656]
| |
Uit deze periode is echter ook een cartoon in Punch bekend, waarin een jong echtpaar (aangeduid als respectievelijk ‘aesthetic bridegroom’ en ‘intense bride’) staande in een ‘modern’ ingerichte kamer met oosters kamerscherm, een theepotje van verfijnde vorm tegen het licht houdt, terwijl de ‘intense bride’ verklaart ‘Let us live up to it.’ Hetzelfde echtpaar komen wij tegen bij William Gaunt in The Aesthetic AdventureGa naar eind5. bij een door hen juist aangeschafte vaas. Hun ideaal is minder stellig (maar het ging ook niet om een de Engelsen zo na staand voorwerp als een theepot), want zij beperken zich tot ‘Can we live up to it?’. Gaf Wilde in Oxford in dit epigram uiting van zijn ongrijpbaar schoonheidsideaal? Wilde heeft vermoedelijk retrospectief aan zijn Oxfordse image gewerkt. Tijdens zijn Amerikaanse tournee lanceert hij het Blue China-epigram tegen een journalist, eraan toevoegend dat een dominee geschokt van de kansel predikte dat het met Engeland gedaan was als haar jeugd zulke idealen nastreefde.Ga naar eind6. Dit gesol met porcelijnen vazen kan natuurlijk niet goed gaan en bij Croft Cooke vallen ze dan ook definitief in scherven.
In de eerste Londense periode kreeg het image van de in fluweel geklede langharige dandy langzaam gestalte. Wilde was het voorbeeld voor -, althans van de met name in Punch belachelijk gemaakte ‘esthetische’ jonge generatie. Het onderwerp was zozeer ‘in’ voor sociale satire, dat de populaire Gilbert en Sullivan de revue Patience aan een in fluweel gehulde dichter-dandy met een zonnebloem en lelie in de hand wijdden. Stond Wilde model voor deze over Piccadilly wandelende poëet of strekte deze Wilde nu juist tot voorbeeld? Wilde geeft alweer de sleutel: ‘Anyone could have done that. The great and difficult thing was what I achieved - to make the world believe I had done it.’Ga naar eind7. Zijn reputatie als dandy vestigde hij definitief met zijn reis door Amerika. Wilde hield over het hele land lezingen over esthetische onderwerpen. In werkelijkheid was het een geslaagde self promotion. Het image van een zich met lotusbloemen voedende dichter was hem vooruit gereisd, in de verwachtingen omtrent zijn kleding en kapsel stelde hij, mede om de aandacht voor zijn juist voltooide toneelstuk Vera and the Nihilists te trekken, dan ook niet teleur: langharig in fluweel met zijden kousen, op zijn groene overjas ontbrak de bontkraag niet. Hij weigerde evenwel, ook na aandrang van de organisatoren van zijn reis, een zonnebloem of lelie (de bloem van de dichter uit Patience) tijdens zijn lezingen te dragen. En zo sprak hij de mijnwerkers van de zilvermijnen in de Rocky Mountains toe over de schilderijen van Botticelli, en ‘zij huilden als kinderen’ schreef hij aan een Engelse kennis.Ga naar eind8. Het kan ons niet verwonderen dat zijn latere pleidooi voor het socialisme ‘The soul of men under socialism’ al spoedig ontspoort in een esthetische verhandeling: zijn sociale doelstelling lost zich op in Griekse harmonie. ‘The new Individualism is the new Hellenism.’Ga naar eind9. Het gevoel voor stijl (althans effect) verlaat hem te midden van deze Nieuw Helleense mijnwerkers overigens niet. In het opstel Impressions of AmericaGa naar eind10. schrijft hij: ‘Then they asked me to supper, and having accepted, I had to descend a mine in a rickety bucket in which it was impossible to be graceful.’ Maar in een brief, waarin hetzelfde voorval wordt beschrevenGa naar eind11., heet het: ‘I of course true to my principle being graceful even in a bucket.’ Ook hier is Wilde's leven ‘mooier’ dan zijn werk! Terug in Europa begint de tweede periode van zijn leven, zoals Wilde - tenslotte de beste biograaf van zijn leven - zelf zei.Ga naar eind12. Hij woont een tijdje in Parijs en doet daar de laatste modes op. Victor Hugo ontvangt hem op audiëntie. Ook Sarah Bernard gaf hem belet in haar kleedkamer.Ga naar eind13. Daarna keert hij terug naar Londen (zijn derde periode?). Hij vestigt zich al spoedig in Tite Street in Chelsea. Hier wordt het ‘House Beautiful’ door hem en zijn echtge- | |
[pagina 657]
| |
note naar de laatste mode van de tijd ingericht. Die mode is nog net geen art nouveau, maar ook niet meer geheel prerafaëlitisch. De van dit huis bekende beschrijvingen geven een goed beeld van de periode. De muren van Wilde's studeerkamer waren geschilderd in lichtgeel, het houtwerk in rood. Op rode zuilen stonden een paar Griekse beelden. Aan de muur hingen een Monticelli en een Beardsley. De eetkamer was praktisch geheel in wit (witte vloerkleden) en lichtblauw uitgevoerd. In de zitkamer op de eerste verdieping was het meeste effect nagestreefd met een door Whistler uitgevoerd plafond (waarin pauwestaarten waren geschilderd). De stoelen waren van bamboo in zwart-wit, de muren wit en er stonden talrijke kunstvoorwerpen, terwijl Whistlers aan de muur hingen. De ‘rookkamer’ (naar de etikette van de tijd een afzonderlijke kamer voor heren. Vivyan Holland vermeldt dat zijn vader ook in de eetkamer rookte, iets wat erg ‘gedurfd’ was) was in oosterse stijl, duister van atmosfeer door de zwarte gordijnen en het donkere Morrisachtige behang: de rookwaren werden op Marokkaanse divans genoten. Mevrouw Wilde's slaapkamer ten slotte was traditioneel Victoriaans ingericht.Ga naar eind14. In dit huis was Wilde spoedig het middelpunt van de Londense society, zeker toen hij de gevierde toneelschrijver was geworden van de toneelstukken die hij in een vrij korte periode ‘schreef’, dat wil zeggen zwart op wit stelde. Veel van de in dit huis aanwezige kunstvoorwerpen zouden korte tijd later tijdens het proces bij opbod worden verkocht of gewoon worden gestolen. In Tite Street woonde zijn lichtend voorbeeld, de Amerikaans-Engelse schilder Whistler, maar ook Justice Wills, de rechter die Wilde later zou veroordelen.Ga naar eind15.
Wilde was de apostel van de ‘art for art's sake’ filosofie. Deze filosofie, die de esthetische ervaring maakt tot een hyperindividuele gebeurtenis, was iemand die van zijn leven een kunstwerk maakt ook wel op ‘het lijf’ geschreven! De schoonheid om haar zelver wil voltrekt zich buiten natuur en samenleving. Zij voltrekt zich buiten en tegenover de natuur die zij nadrukkelijk niet wil imiteren. De natuur is lelijk, vooral door de herhaling. Zelfs in het unieke moet zij zich reproduceren: Gide noteert uit Wilde's mond: ‘Elke keer dat de natuur een nieuwe vorm uitvindt, herhaalt zij die. Een zeemonster in een zee weet dat er in een andere zee een monster is dat op hem gelijkt.’ ‘De werkelijkheid,’ verklaart hij in een interview, ‘is louter achtergrond.’Ga naar eind16. En het is een storende achtergrond. Tijdens zijn Amerikaanse reis zegt hij over de Niagara watervallen: ‘A vast unnecessary amount of water going the wrong way and then falling over unnecessary rocks.’17 De schoonheid mag vooral niet een imitatie van de natuur zijn. Zij is (aldus Wilde in de Decay of Lying) een geestelijk protest tegen de natuur. De mist van Londen is pas ‘mooi’, sinds Whistler haar geschilderd heeft. De natuur is niet ‘kunstmatig’. Het is een schoonheidsideaal dat Wilde ook met grote nadruk poneert tegenover de samenleving en dan met name tegenover de fatsoensopvattingen in die samenleving. Dat wil zeggen dat zij (de schoonheid) niets heeft uit te staan met morele categorieën. Deze meermalen door hem beleden opvatting heeft hij het bondigst verwoord in de bekendste van de later aan The picture of Dorian Gray toegevoegde stellingen: ‘There is no such thing as a moral or an immoral book. Books are well written or badly written. That is all.’ In het boek zelf laat hij lord Henry zeggen: ‘I never approve or disapprove of anything now. It is an absurd attitude to take towards life. We are not sent into the world to air moral prejudice.’
De oorspronkelijkheid van Wilde's ideeën moet sterk betwijfeld worden. Sommigen zien in hem | |
[pagina 658]
| |
louter een navolger van Whistler of Pater.Ga naar eind18. Wat overblijft is voornamelijk de kracht van zijn vertolking. Wilde vertolkt dan de ideeën van een bepaalde groep in de ‘Romantic’ of ‘Yellow nineties’ (naar de door Whistler geïntroduceerde modekleur, die de burger associeerde met alles wat avantgarde en/of verboden was; de titel van het door Audrey Beardsley geïllustreerde Yellow Book is er bij uitstek het voorbeeld van).Ga naar eind19. Het is de hiervoor al aangeduide filosofie van de ‘Art for art's sake’, die uit Frankrijk van de symbolisten was komen overwaaien. Voor de Engelse groep is later de term ‘Aesthetic Movement’ bedacht. De art for art's sake filosofie, die, naar wij mogen hopen onder het voortdurend genot van Turkse sigaretten (zoals Cyril en Vivian in The Decay of Lying hun dialoog over kunst beginnen met Cyrils uitnodiging: ‘Let us go and lie on the grass and smoke cigarettes and enjoy Nature’) en absint (Wilde vergeleek de prenten van Beardsley met absint: wreed en mooi) beleden werd, was een protest tegen de ratio en de moraal van een sterk utilistisch en puriteins levende en denkende industriële samenleving.Ga naar eind20. Bij Wilde nam deze houding een wending in de richting van een moreel protest, juist door de amoraliteit van de kunst te benadrukken. Wilde deed immers bij voorkeur esthetische uitspraken over ‘morele’ onderwerpen. Wilde onderscheidt zich van zijn tijdgenoten in zijn polemische temperament, in zijn voortdurende behoefte tegen de samenleving in de aanval te gaan. In het al eerder geciteerde The soul of men schrijft hij: ‘On the whole, an Artist in England gains something by being attacked. His individuality is intensified.’ Wilde zou wellicht als de vertolker van de ideeën van deze groep in zijn generatie, als de kleurrijke dandy die ook nog een goed boek had geschreven, de geschiedenis zijn ingegaan. De door en tegen hem gevoerde processen maken dat hij ‘onherroepelijk tragisch is geworden’.Ga naar eind21. | |
IIHoe raakte de estheet Wilde (praktisch op het hoogtepunt van zijn roem als toneelschrijver) verwikkeld in maar liefst drie processen, waarin het ging om niets anders dan banale vragen van goed en kwaad, gemeten naar de opvattingen van Victoriaans Engeland? Dat zijn vader, een Ierse medicus van reputatie, op het hoogtepunt van zijn loopbaan in een onverkwikkelijk smaadproces verwikkeld raakte is nauwelijks een verklaring. Het verklaart hoogstens Wilde's strijdvaardigheid en behoefte tot polemiseren als een familietrek. Daarbij moet echter een aantal elementen gevoegd worden, die tezamen de springstof vormen die de bom onder Wilde's bestaan zouden leggen: - Wilde had na zijn vertrek uit Oxford, aldaar terugkerend als ‘reputatie’, de student lord Alfred Bruce Douglas (‘Bosie’, zoals Wilde hem noemde), zoon van de achtste markies van Queensberry, ontmoet en hij was met hem een vriendschap begonnen, die ‘was to be none too fortunate for either of them’, in de woorden van Bosie,Ga naar eind22. of een ‘ill passed and most lamentable friendship’, zoals Wilde haar verkoos te noemen.Ga naar eind23. Met hem had hij een homofiele relatie, die de achtste markies van Queensberry niet goedkeurde. De markies had wat dat betreft radicaal andere opvattingen dan lord Henry uit Dorian Gray. Een vechtlustig man, deze Queensberry, want hij verbond zijn naam niet alleen aan de processen tegen Wilde, maar ook aan zekere spelregels van het Engelse boksen, die als de ‘Queensberry rules’ vermaard zijn gebleven. - Wilde had buiten Douglas menig betaald contact met ‘de boys’ om te spreken met Christopher Isherwood, die in zijn kort geleden gepubliceerde autobiografie, toch nog tot ontsteltenis van het publiek, dorst te zeggen dat hij alleen daarvoor, voor die ‘boys’, naar Berlijn was gegaan. Treurig vermeldt Wilde's trouwe biograaf Montgomary Hyde, dat er niets ge- | |
[pagina 659]
| |
beurd zou zijn als Wilde zijn homoseksuele contacten had beperkt tot de betere kringen in plaats van zich af te geven met krantenjongens en hotelknechtjes.Ga naar eind24. Maar het was nu eenmaal zo. Behalve gevierd in de high societyGa naar eind25., was hij een gevierde gast in homofiele kring. Kwistig zilveren sigarettenkokers met inscriptie aan zijn vrienden van de dag of de nacht uitdelend, spoedde hij zich van dineetje naar souper met een wisselende collectie knapen aan zijn zijde. Het is deze enigszins dolgedraaide, brooddronken, overeten, beroemde toneelschrijver Wilde die we op de bekende afbeelding van Toulouse Lautrec zien staan. ‘Feasting with panthers’ noemde Wilde het, en de prikkeling van het sociale gevaar dat er in school was minstens de helft van de pret.Ga naar eind26. - Wilde had door zijn ‘zedeloze’ opvattingen de Engelse burgerman geschokt en tegen zich in het harnas gejaagd. Zelf had hij, vermoedelijk tot hilariteit van zijn aristocratische toehoorders, gezegd dat hij zich ten doel stelde ‘to amuse the mob, to infuriate the respectable middleclasses and to fascinate the aristocrats’. Daarin was hij uitstekend geslaagd, met dien verstande dat de belangstelling van de aristocraten enigszins was afgenomen na de publikatie van The soul of men under socialism. - Homofilie was in het toenmalige Engeland strafbaar gesteld, en niet weinig ook. Het onderwerp is trouwens, getuige de reacties op Isherwoods biografie, in Engeland ook vandaag nog gevoelig. De Engelse biografen hebben meestal ook moeite met dit aspect van Wilde's leven. Want zo mooi als zij over hem kunnen vertellen, zij slaan onmiddellijk aan het verklaren als het om Wilde's homoseksualiteit gaat. Twee hardnekkig terugkerende varianten in die verklaring zijn een opgelopen syfilis, die verder contact met zijn vrouw zou hebben verhinderd, en de kinderfoto van Wilde waarop hij uitgedost is in meisjeskleren. Beide verklaringen zijn even overbodig als onjuist. Ten slotte: Wilde's polemische aard bracht hem ertoe de lont zelf in het kruitvat te steken... Híj was degeen, die met een proces begon. De eigenaardigheid van dit feit mag niet uit het oog worden verloren. Alle ‘objectieve’ verklaringen ten spijt, de aanleiding tot dit historische drama is de ook naar de maatstaven van de eigen tijd zinloze daad dit proces te beginnen. Sommige biografen verklaren, waarschijnlijk geïnspireerd door beschouwingen in De Profundis, Wilde's handelen-tegen-beter-weten-in, uit een Christusidentificatie. Zo zijn er meer romantische verklaringen voor deze confrontatie tussen individu en menigte. Zij liggen in dezelfde lijn als de Kruisgang-taferelen die bij de processen in de Old Bailey beschreven worden. Wilde heeft over zijn eigen gedrag gezegd dat het zich in een automatisme, waar hij geen vat op had, voltrok. Het image dat hij geschapen had, het kunstwerk dat zijn leven was, had een zelfstandig leven gekregen, waarbij de persoon Wilde een machteloze toeschouwer was.
De aanzet tot de procedure lag in Wilde's relatie tot Douglas. In die relatie tot Douglas stak een snobistisch element: Wilde was er zeker op uit een geziene gast (zeg maar: een bezienswaardigheid) in ‘hogere’ kringen te zijn, en in zijn intieme omgang met een ‘lord’ ontbrak dit aspect niet. Douglas was een kind van zijn klasse met artistieke aspiraties: hij was inderdaad ‘gefascineerd’ door de artiest Wilde. De dichter wilde een lord zijn, de lord een dichter. Wilde nam de veel jongere Douglas op sleeptouw. Ofschoon Wilde getrouwd was - hij had twee kinderen - ging hij regelmatig met hem op pad. Zij vertoefden een tijd in een buitenhuis in Babbacombe, aan de Engelse kust. Wilde voltooide er A Woman of no Importance. Het is één van de gelukkigste momenten in hun vriendschap: ‘I am here in a lovely house in a glen over the sea; there are Rosetti drawings and a window by Burne-Jones and many lovely things and colours. I hear London as some grey monster raging over the publication of Salome, | |
[pagina 660]
| |
but I am at peace for the moment.’Ga naar eind27.
Hier brak ook een ruzie tussen hem en Bosie uit, die hem bracht tot het schrijven van enige zeer emotionele brieven aan Bosie. De slordige Bosie liet ze in handen komen van afpersers en via een omweg kwamen zij in het proces te voorschijn om daar door het grijze monster te worden verscheurd. Samen hadden zij enige tijd hun fatale huishouding in het dure Savoyhotel in Londen, waar zij beiden jonge knapen ontvingen. Het waren de knapen die later tegen Wilde in het proces zouden getuigen. En nog in 1895, het jaar van het proces, bezochten zij Algiers om de Arabijnse jongelieden te bewonderen en aan de hasjish te snuiven. Gide, de in dit soort zaken leugenachtige Gide, was er ook (en om dezelfde redenen) maar in zijn ‘herinneringen’ weet hij van de prins geen kwaad. De achtste markies van Queensberry raakte over de relatie van zijn zoon zeer opgewonden. Hij liet in Londen geen gelegenheid passeren om Wilde te beledigen en te tarten. Naar aanleiding van een brief van zijn hand met voor Wilde en zijn echtgenote beledigende inhoud raadpleegde Wilde al een sollicitor om de kansen van een smaadproces te overwegen. Het werd hem ontraden. In de vestibule van het huis in Tite Street komt het nog tot een handgemeen tussen de Markies en Oscar. Met waardering beschrijft Bosie later hoe de zwaarder gebouwde Wilde, ofschoon hij niet in een ‘quite first class condition’ was, de ex-kampioen weltergewicht resoluut de deur wees. Hij vermeldt niet of bij dit treffen de Queensberry rules werden toegepast.Ga naar eind28. Onze markies die brieven aan zijn zoon ondertekende met ‘your disgusted so called father’, was niet te stuiten. Zijn zoon, die ook al niet evenwichtig uit het generatieconflict met zijn vader te voorschijn was gekomen, wakkerde het vuurtje aan door op de beledigende brief van de ‘so called father’ te antwoorden met een telegram ‘What a funny little man you are’.Ga naar eind29. Queensberry ving nog bot bij de première op 14 februari 1895 van The importance of being Earnest, waar hij een scène had willen maken. Wilde was gewaarschuwd, en een in allerijl opgetrommelde politiemacht kon voorkomen dat Queensberry toegang tot het theater kreeg. Queensberry moest de voor Wilde bestemde ruiker wortelen en andijvie bij de toneelingang deponeren. Het slechte weer deed de ‘funny little man’ afzien van zijn voornemen vermomd als politieman toch nog binnen te dringen. Op 18 februari 1895 omstreeks 16.30 uur gaf de achtste markies van Queensberry zijn visitekaartje aan de portier van Wilde's club af. Het lag er tot 28 februari. Toen pas werd het aan Wilde, die niet vaak op de club kwam, overhandigd. ‘To Oscar Wilde posing as a sodomite’ stond er op het kaartje te lezen, of eigenlijk stond er ‘somdomite’, want de markies was de correcte spelling van zulke zedeloze woorden niet machtig. Waarschijnlijk was de markies tot deze actie geïnspireerd door het ‘funny little man’ telegram van zijn toegewijde zoon. Wat hem daar in het bijzonder in gestoord had, was het openbare karakter van de mededeling via de telegraaf. Hij zocht thans op zijn eigen wonderlijke wijze een openbare mededeling: afgifte aan de portier in open enveloppe. Het zou het beroemdste visitekaartje in de geschiedenis worden. Wilde was door geen wijze raadgeving meer te stuiten. Diezelfde dag schreef hij zijn vriend Ross dat hij een smaadproces wilde beginnen: ‘My whole life seems ruined by this man. The tower of ivory is assailed by the foul thing.’Ga naar eind30. Ook Alfred Douglas was niet te houden: deze had visioenen hoe hij tegen zijn vader zou kunnen getuigen, en in het openbaar zou kunnen uitleggen hoe deze de gesel van zijn familie was geweest. In de processen was Bosie echter de grote afwezige: heren van aanmerkelijk lagere stand bestegen de getuigenbank. | |
[pagina 661]
| |
9 maart 1895, drie weken na de succesvolle première van The importance of being Earnest, was het eerste Wilde proces een feit. Queensberry had Wilde waar hij hem wilde: in de hoek van het openbaar schandaal. Wilde stapte verblind in de ‘booby trap’, die de ‘funny’ markies voor hem had neergezet.Ga naar eind31. De beroemde toneelschrijver had een lord voor het gerecht gedaagd: de rechtzaal zou te klein zijn voor het publiek, ofschoon er geen dames onder dat publiek zouden zijn.
Wilde stond zonder twijfel een literair proces voor ogen, een proces met de kunst als inzet. Queensberry zou immers The picture of Dorian Gray als ‘bewijs’ voor de ‘pose’ tegen hem gaan gebruiken. Waarschijnlijk dacht Wilde aan een proces als dat van Whistler, een aantal jaren eerder, tegen John Ruskin. Whistler had immers in 1877 Ruskin voor de rechter gedaagd, omdat hij naar aanleiding van een expositie van Whistler onder meer had geschreven dat het een schande was dat deze kunstenaar dorst te vragen ‘two hundred guineas for flinging a pot of paint in the public's face’.Ga naar eind32. Dat proces was een proces over de schilderijen van Whistler geworden (schilderijen, die soms tot hilariteit van het publiek, ondersteboven de rechtzaal werden binnengedragen), waarin Whistler (overigens met weinig succes) in discussie ging met de rechter over de esthetische betekenis van zijn schilderijen. Het ‘klimaat’ was er ook naar, omdat Wilde direct na het verschijnen van The picture of Dorian Gray in openbare discussie was gegaan met de schrijvers van de - vaak op morele gronden - negatieve kritieken op dit boek.Ga naar eind33.
De verwachtingen van Wilde kwamen niet uit. Hij besefte pas in Reading Goal dat hij een machinerie in werking had gesteld, waar al zijn ongenaakbare schoonheidsidealen in fijngemalen zouden worden. In De Profundis, dat hij in de gevangenis schreef, eerst in briefvorm aan Bosie, stelt hij vast: ‘Of course once I had put into motion the forces of society, society turned on me and said, Have you been living all this time in defiance of my laws, and do you now appeal to those laws for protection? You shall have those laws exercised to the full. You shall abide by what you have appealed to.’ De ivoren toren zou zonder consideratie worden neergehaald.
Het begon goed. Wilde doorstond het kruisverhoor van Queensberry's advocaat glansrijk. De moraal en schoonheid stormden op elkaar in, zonder elkaar ook maar een ogenblik te raken. Hij kon het hele scala van zijn esthetische opvattingen kwijt. Hier volgen enkele passages uit deze inmiddels klassieke dialoog. Sprekend over een pornografisch artikel, getiteld ‘The Priest and the Acolyte’ in de aflevering van het tijdschrift The Chameleon waarin Wilde de Phrases and Philosophies for the use of the Young publiceerde, vroeg Queensberry's advocaatGa naar eind34.: ‘U twijfelt niet dat dat een onfatsoenlijk artikel is?’ ‘Vanuit literair gezichtspunt is het hoogst onfatsoenlijk...’ ‘U bent de mening toegedaan dat er niet zoiets is als een immoreel boek. Mag ik vragen of dit artikel waarover wij spraken immoreel was? Het was erger, het was slecht geschreven.’ (Later in de gevangenis had hij met een bewaker literaire gesprekken. Over een schrijfster sprekend zei Wilde: ‘Ik heb niets tegen haar morele eigenschappen, maar te oordelen naar het literaire gehalte van haar schrijfsels zou zij in deze gevangenis moeten zitten.’)Ga naar eind35. ‘Begrijp ik u goed, wanneer ik zeg dat u niet een moreel of immoreel resultaat met uw werk beoogt?’ ‘Bij het schrijven van een boek houd ik mij uitsluitend met literatuur, met kunst bezig. Ik wil geen goed of kwaad doen, maar proberen iets te maken dat enige hoedanigheid van de | |
[pagina 662]
| |
schoonheid bezit.’ ‘Zou een pervers boek een goed boek kunnen zijn?’ ‘Ik weet niet wat u met pervers bedoelt.’ ‘Als ik zeg dat Dorian Gray zo zou kunnen worden opgevat?’ ‘Alleen idioten en ongeletterden zouden dat kunnen doen. De meningen van Filistijnen over kunst zijn onmetelijk stom.’ ‘De meerderheid van de mensen valt onder uw definitie van Filistijnen?’ ‘Ik heb schitterende uitzonderingen ontmoet.’ Naar aanleiding van een passage in Dorian Gray: ‘Toont deze passage niet de onnatuurlijke ondeugden van Dorian Gray?’ ‘Het beschrijft Dorian Gray als een man met een corrumperende invloed, ofschoon de aard van die invloed niet wordt omschreven. Ik geloof trouwens niet dat een mens een ander mens kan beïnvloeden, noch geloof ik dat er zoiets als slechte invloed in de wereld bestaat.’ Enzovoort, enzovoort.
Wilde was voor zijn proces door vrienden gewaarschuwd dat Queensberry belastend bewijsmateriaal over zijn homofiele relaties tot zijn beschikking had. Dat materiaal hadden Queensberry's privé-detectives weten te verzamelen, terwijl Wilde met Douglas een snoepreisje naar Monte Carlo maakte om krachten op te doen voor het proces. Het is het reisje waar Wilde in De Profundis Bosie het vermoedelijk onheuse verwijt van maakte: ‘At a time when I should have been in London taking wise counsel and calmly considering the videous trap in which I had allowed myself to be caught... you insisted on my taking you to Monte Carlo...’Ga naar eind36. Het kruisverhoor van Wilde werd vastberaden vanuit de literatuur naar de knapen geleid. Die overgang verliep via twee brieven van Wilde aan Bosie (geschreven om de ruzie in Babbacombe te lijmen). De twee brieven waren eerder tegen Wilde gebruikt om hem te chanteren. Zo waren ze ook in handen van Queensberry gekomen, die ze nu gebruikte als rechtvaardigingsmateriaal in het proces. Eerst werd nauwkeurig de brief van Wilde aan Bosie, die deze passage bevatte, doorgenomen: ‘My own boy, your sonnet is quiet lovely, and it is a marvel that rose-leaf lips of you should have been no less for music of song than for madness of kisses. Your slim gilt soul walks between passion and poetry. I know Hyacinthus, whom Apollo loved so madly, was you in Greek days.’ Op de vragen van Queensberry's advocaat of dit een fatsoenlijke brief was, antwoordde hij dat de brief als een gedicht gezien moest worden. Queensberry's advocaat: ‘Veronderstel dat een man die geen kunstenaar is, deze brief geschreven heeft?’ Wilde: ‘Een man die geen kunstenaar is kan zo'n brief niet schrijven.’ En was het passend dat Wilde aan een man die twintig jaar jonger was dan hij, schreef: ‘My own boy’? Wilde: ‘Ik was erg op hem gesteld.’ (In De Profundis noteert hij over deze brief: ‘It can only be understood by those who have read the Symposium of Plato, or caught the spirit of a certain grave mood made beautiful for us in Greek marbles.’) Van de brieven aan Bosie ging het verhoor verder in de richting van de ‘boys’. Ook daar bleef de ivoren toren aanvankelijk nog overeind staan. Stuk voor stuk werden zijn uitstapjes met deze ‘boys’ doorgenomen en kon hij zich met een kwinkslag uit de situatie redden. Of hij Alphonse Conway uit Worthing kende? Verkocht deze niet kranten op de pier? ‘Neen,’ antwoordde Wilde, ‘het is de eerste keer dat ik van zijn relatie met de literatuur hoor.’ Of hij Alphonse mee naar Brighton had genomen en voor deze gelegenheid een blauw pak voor hem had gekocht? ‘Ja dat was juist.’ En een strooien hoed met roodblauwe band?’ Wil- | |
[pagina 663]
| |
de: ‘Ik ben bang dat dat zijn eigen keus was.’ Toen Queensberry's advocaat over Alfred Taylor kwam te spreken, ging het echter fout. Taylor, Wilde's medeverdachte in het tweede proces, was een gelegenheidgever en in zijn huis had Wilde menig jongeman ontmoet. Wilde's brieven aan Alfred Douglas stonden nog in de sleutel van een platonisch liefdesideaal. In het bordeel van Taylor bewoog Plato zich echter op glad ijs. De vragen werden steeds preciezer, Queensberry's advocaat scheen goed op de hoogte. Gevraagd of hij een bepaalde jongen had gezoend, versprak Wilde zich, door te antwoorden: ‘Welnee, hij was veel te lelijk.’
De laatste troef van de verdediging was de aankondiging van de getuige Parker, één van de boys in Taylors etablissement, waarmee Wilde frequent contact had gehad. Parker was met name een gevaarlijke getuige omdat hij Wilde en Douglas ook in het Savoy Hotel, waar zij enige tijd goede sier hadden gemaakt, had opgezocht. Queensberry's advocaat kondigde deze getuige met veel aplomb bij de jury aan: ‘Parker zal u vertellen hoe hij naar de Savoy ging om Wilde te ontmoeten, hoe hij whisky and soda en gekoelde champagne kreeg aangeboden en tot welke schokkende daden Wilde hem verleidde...’
Na de tweede zittingsdag overzag Wilde's advocaat, die voor het proces te beginnen Wilde's uitdrukkelijke verzekering had gevraagd dat Queensberry's uitlating nergens op sloeg, somber de resultaten. Het leek hem beter dat de aangekondigde getuigen niet gehoord werden. Hij kwam daarom tot de conclusie dat de voortzetting van het proces voor Wilde ernstige gevolgen kon hebben en adviseerde Wilde de uitweg te kiezen van erkenning van de juistheid van de minst ernstige van des markies' beschuldigingen: Wilde's pose als een sodomiet. Zijn literaire werk zou de jury immers als voldoende ‘bewijs’ voor een pose kunnen vinden. De poseur Wilde accepteerde, en de volgende ochtend werd de aanklacht tegen Queensberry ingetrokken. Nog diezelfde middag deponeerde Queensberry's advocaat al het door hem tegen Wilde verzamelde belastende materiaal bij de Director of Public Prosecutions, opdat, zo stond er in de begeleidende brief, ‘there may be no miscarriage of justice’. Het was de speculatie van Wilde's advocaat geweest dat de intrekking van de aanklacht Wilde in de gelegenheid zou stellen onmiddellijk Engeland te verlaten. Het was zaak snel te handelen, omdat een arrestatiebevel diezelfde dag te verwachten was. Sommige van de biografen houden staande dat de openbare aanklager met de uitvaardiging van een arrestatiebevel zou hebben gewacht totdat de laatste boottrein vanuit Londen naar Dover was vertrokken. De vraag is van academisch belang, want Wilde deed niets: als een lam liet hij zich naar de slachtbank leiden. Ook hier vertoonde zijn gedrag dat merkwaardige ‘automatische’ karakter. Die avond werd hij gearresteerd en in hechtenis genomen tot aan het begin van het proces. Het ging als een lopend vuurtje door Londen. De publieke opinie verlustigde zich in de overwinning van Queensberry. Al gauw werden de toneelstukken van Wilde van het repertoire genomen, hetgeen leidde tot een acute opdroging van zijn bron van inkomsten. Spoedig wisten zijn crediteuren het te leiden naar een openbare verkoop van zijn bezittingen. De ‘House Beautiful’ werd uitverkocht. Huilend schrijft Wilde, de beschuldigende vinger naar Bosie wijzend: ‘That all my charming things were to be sold: my Burne-Jones drawings; my Whistler drawings; my Monticelli; my Simeon Salomons; my China; my library with its collection of presentation volumes from almost every poet of my time... was absolutely nothing to you.’Ga naar eind37. Gelukkig waren er vrienden die de schade wisten te beperken door in de openbare verkoop ten behoeve van hem te kopen. Het was de tweede deconfiture in Tite Street. | |
[pagina 664]
| |
Buurman Whistler had ook een openbare verkoop van zijn bezittingen moeten gedogen, toen hij financieel krap zat. Hoe goedkoop gingen de Whistlers in Tite Street in die dagen niet weg!
Het tweede proces begon in een sfeer van verdubbelde publiciteit op 26 april 1895 met Wilde in de verdachtenbank. Plato vond Ganymedes aan zijn zijde, want naast hem in de verdachtenbank stond de bordeelhouder Taylor. De combinatie was fataal voor Wilde. De ten laste gelegde feiten waren nog niet zo lang geleden strafbaar gesteld, want dit was gebeurd onder Criminal Law Amendement Act 1885. Het is een soort strafwetgeving waarvan men zich achteraf afvraagt of zij misschien uitsluitend maatschappelijke schade heeft aangericht. Het beeld van de processen die onder de wet werden gevoerd, was zozeer dat van afpersing, bedrog en meineed, dat de wet zich al spoedig de bijnaam ‘Black mailer's Charter’ verwierf. Het proces tegen Wilde is er een voorbeeld van. De aanklacht was ontucht met mannen (‘the felony of Sodomy’). Bovendien werd hij vervolgd wegens samenspanning met genoemde Taylor, een aanklacht die overigens niet zou worden gehandhaafd gedurende het proces. Van het literaire deel van het proces was weinig overgebleven, ofschoon de geïncrimineerde passages uit Dorian Gray nog wel deel uitmaakten van het procesdossier. Wilde begon wederom sterk. Max Beerbohm, die ooggetuige was van het proces, schrijft: ‘His speech about love that dares not tell his name was simply wonderful, and carried the whole court right away, quite a tremendous burst of applause. There was this man, who had been for a month in prison and loaded with insults and crusted and buffeted, perfectly self possessed, dominating the Old Bailey with his fine presence and musical voice.’Ga naar eind38. De getuige Parker werd gehoord, en na hem verscheen een stoet van andere getuigen, uit wier verklaringen het patroon van Wilde's escapades in de afgelopen drie jaar steeds duidelijker werd. Het bedienend personeel van de Savoy kwam de jury zelfs informeren over de toestand van de beddelakens in Wilde's kamer, opdat er maar geen ‘miscarriage of justice’ zou zijn. Het Victoriaans geweten stelde met natuurwetenschappelijke nauwgezetheid vast waar het precies door geschokt had willen worden. Max Beerbohm vertelt hoe de boys na hun getuigenis tegen Wilde te hebben afgelegd bleven rondhangen in de gangen van de Old Bailey op zoek naar ‘likely persons’.Ga naar eind39.
De jury oordeelde dat op een aantal punten een aanklacht niet gerechtvaardigd was. Op een aantal andere punten kon de jury echter geen overeenstemming bereiken. Hier deed zich een eigenaardigheid van de juryrechtspraak gevoelen, namelijk de unanimiteit waarmee de jury moet beslissen. Nu de jury het niet eens kon worden over een aantal punten, bestond dus de mogelijkheid dat op deze punten opnieuw een berechting zou volgen voor een nieuwe jury. Dat de jury niet tot een eenstemmige uitspraak kon komen, was ongetwijfeld mede een gevolg van de uitstekende verdediging, die in het bijzonder de aandacht had weten te vestigen op de louche achtergrond van sommigen van de getuigen à charge. Het waren getuigen die Wilde in een eerder stadium geprobeerd hadden te chanteren. En, zo stelde de verdediging, zou Wilde nu werkelijk zo stom zijn geweest een proces tegen Queensberry te beginnen, als de beschuldigingen die nu tegen hem werden ingebracht, waar zouden zijn geweest? Het was uitstel van executie. Het enige dat het Wilde opleverde was dat hij op borgtocht werd vrijgelaten. 20 mei 1895 ging het derde proces van start. Weer stond Wilde tezamen met een bordeelhouder in de verdachtenbank. Al het bewijsmateriaal, de beddelakens van de Savoy incluis, | |
[pagina 665]
| |
werd opnieuw aan de geschokte Victoriaanse burgerij tentoon gespreid. De ‘summing up’ van Justice Wills, dat wil zeggen de uiteenzetting der zaak door de rechter aan de jury voordat deze zich terugtrekt, was veel meer in het nadeel van Wilde dan in het tweede proces. Zo merkte rechter Wills, die nog een gezaghebbend boek over ‘circumstantial evidence’ had geschreven, op dat hij geschokt was over het feit dat zulke zaken als door de getuigen beschreven konden voorvallen in een first class hotel als de Savoy. Over Wilde's brieven aan Bosie zei hij: ‘Veronderstel dat deze brieven prozagedichten zijn, dat het dingen zijn waarvan de intellectuele en literaire waarde alleen kan worden geapprecieerd door mensen van cultuur, zijn zij daarom minder schadelijk voor een jonge man? Is de taal van die brieven geschikt om de passies, die bij een jonge man niet gestimuleerd behoren te worden, te beheersen?’ In wrok tegen Bosie schrijft Wilde later in De Profundis. ‘The judge sums up with little learning and much morality: I go to prison for it at last. That is the result of writing you a charming letter.’Ga naar eind40. Wat erger was: Taylors zaak was eerst behandeld en geëindigd in een schuldigverklaring met betrekking tot feiten die ook voor Wilde's zaak van belang waren. Wilde had wel een andere jury gekregen dan Taylor, maar hoe kon die nog onbevooroordeeld zijn? Tezamen met Taylor werd hij veroordeeld voor vele daden van ‘gross indecency with another male person’.
Voormalig buurman Wills vond termen voor de zwaarste straf: twee jaar dwangarbeid. Hij overwoog onder meer dat mensen die deze dingen konden doen uit een oogpunt van schaamte dood moesten zijn, en dat men niet kon hopen enige invloed op ze uit te kunnen oefenen.Ga naar eind41. Hij was zich er vermoedelijk niet van bewust dat de laatste bewering merkwaardig genoeg overeenstemde met Wilde's uitspraak in het eerste proces dat er niet zo iets als invloed van de ene mens op de andere bestond. Twee jaar was het maximum volgens de wet. Wills vond het eigenlijk te weinig. Frank Harris laat kort na de uitspraak ‘troops of the lowest woman of town’ op de trottoirs bij de Old Bailey dansen ‘kicking up their legs in hideous abandonment, while the surrounding crowd of policemen and spectators grinned with delight’.Ga naar eind42. Bij Sherard dansen deze vrouwen hand in hand de farandole en werpen zij hun rokken omhoog.Ga naar eind43. Dit is de meeste biografen te gortig. Omdat het drama een slot behoeft, handhaven zij echter dansende prostituees die tegen Wilde zingen ‘E'll 'ave is 'air cut regular now’.Ga naar eind44. Er zal wel niets opzienbarends op die trottoirs gebeurd zijn, maar dat zich zulke verhalen konden vormen, zegt meer over de schok die het slot van het proces teweegbracht dan de ‘feiten’ zelf. Deze verhalen zijn het de val van de ivoren toren begeleidende geraas. Want het vonnis van Wills had het laatste sloperswerk verricht. | |
IIITwee jaar dwangarbeid: een enthousiast theaterpubliek is nog geen vrijsprekende jury, als het in het echt ziet gebeuren waarnaar het op het toneel ademloos keek. De esthetische lijn was Wilde halverwege het proces ontglipt, waardoor hij de greep op het ‘werk’ verloor. Het is alsof Dorian Gray halverwege het boek veroudert, omdat het vernis op het schilderij loslaat. Het proces dat het proces van de eeuw over homoseksualiteit werd, had het literaire proces van de eeuw kunnen zijn. Wilde was voor een proces van de laatste soort een uitstekende verdachte. Laten wij hem een ogenblik als deze verdachte beschouwen, dat is als de man die zich in het eerste proces tegen de beschuldiging van de markies verweerde. | |
[pagina 666]
| |
De eigenaardigheid van processen tegen kunstwerken of wat daarop gelijkt is, dat de discussie over de norm volgens welke het werk (en de maker) en de veronderstelde schadelijkheid van het werk voor de samenleving moeten worden beoordeeld, een zuiver speculatief karakter heeft. Rechtsvervolgingen in deze sfeer maken in de meeste gevallen een volmaakt willekeurige indruk. In NederlandGa naar eind45. kunnen we dat meemaken met de vervolging tegen pornobioscopen (juist omdat het hier om echte porno gaat, treedt het willekeurige karakter van de te hanteren criteria zo duidelijk aan het licht). Wie vijftig zetels in de tweede kamer aan zijn zijde weet, heeft geen politieke meerderheid, maar even zo vele zetels in een bioscoop verschaffen al een aanspraak op de ‘openbare’ moraal! De laatste honderdvijftig jaar is de kunst menigmaal het voorwerp geweest van justitiële ijver. Ulysses was lange tijd verboden in de Verenigde Staten. Lolita en Lady Chatterly konden aanvankelijk geen genade vinden in de ogen van de overheid. En Flaubert moest bij de rechter komen uitleggen waarom hij in zijn roman Madame Bovary niet blijk gaf van morele verontwaardiging over het zo minitieus beschreven gedrag van de gelijkname hoofdpersoon. Niet al deze literaire processen hadden een zo absurde inzet als het in 1877 tegen La terre van Zola gevoerde proces wegens strijd met de goede zeden, omdat in dat boek een passage voorkomt, waarin een melkmeisje op een boerderij een koe naar een stier leidt. Ook in de minder sprekende gevallen ontkomt men niet aan de indruk dat wij met achterhoedegevechten te doen hebben, tussen een ‘heersende’ moraal en een daarmee strijdig kunstwerk.
De justitiële aandacht vertoont periodieke oplevingen, zoals bij voorbeeld in Wilde's tijd. Als verklaring voor de in die tijd bestaande preoccupatie met vragen van zedelijkheid wordt dikwijls genoemd de tegelijk met het industrialisme opkomende, met een puriteinse moraal behepte middenklasse. Voor wat Nederland betreft is gewezen op het verband tussen de zedelijkheidswetgeving in 1910 van de christelijke minister Regout en de politieke organisatiegraad van de ‘kleine luyden’.Ga naar eind46. Het was inderdaad de tot woede gebrachte ‘respected middleclass’, die in de processen tegen Wilde, zo niet de jury, dan toch de ‘publieke opinie’ vormde, die bepalend was voor de atmosfeer waarin de berechting plaatsvond. Een voorname factor is de ‘democratisering’ van de onzedelijkheid. Wat beperkt bleef tot de ‘happy few’, wordt toegankelijk voor een burgerij, die kan lezen en schrijven. Wie niet kan lezen, kan ook niet door een boek geschokt worden. Onze tijd kenmerkt zich door een verdergaande ‘democratisering’. De televisie heeft ons geleerd dat vergroting en intensivering van het verspreidingsveld niet noodzakelijkerwijs de vrijheid van meningsuiting een dienst bewijst Of het ethisch réveil waarover men somtijds in Nederland hoort reppen, meer is dan de ethische bemoeizucht van een minister van justitie is voorshands onduidelijk. In ieder geval leidt het tot verhoogde ethische waakzaamheid bij de justitie.
Wilde is in de kunst-zedelijkheid-controverse een ideale figuur, omdat door hem de tegenstelling tussen kunst en moraal zo expliciet naar buiten werd gedragen. ‘The art for art's sake’-esthetica leende zich daar uiteraard uitstekend voor. Wilde's ‘esthetische’ preoccupatie met het kwaad zorgde bovendien voor de confrontatie.Ga naar eind47. Het is Wilde's extremisme afgezet tegen het extremisme van de zedelijkheidsopvattingen van zijn tijd, dat het verschil in het artistieke en het zedelijkheidsoordeel zichtbaar maakt.Ga naar eind48. In de ‘literaire’ processen komt men dezelfde soort discussies tussen de verdachte en de justitie tegen als in het proces van Wilde. In het proces tegen Gerard Reve moet (wil?) de schrijver ook het antwoord schuldig blijven | |
[pagina 667]
| |
op de vraag of hij iets pervers vindt. Gevraagd of hij de beschreven handeling met de goddelijke ‘ezel’ pervers vindt, antwoordt Reve immers: ‘Als het dier God is, komt mij daarover geen oordeel toe.’Ga naar eind49. Maar, vraagt de officier van justitie over de ezel aan de getuige à décharge Vasalis: ‘Als iemand daarover zo duidelijk droomt, dan is het alsof het werkelijkheid wordt.’ Waarop de getuige antwoordt: ‘Ik zou u niet graag vertellen wat er zou gebeuren, indien wij leefden zoals wij droomden. Als je op je dromen veroordeeld kunt worden, zouden we allemaal achter de tralies komen.’Ga naar eind50.
Een rechter die een rechtsoordeel moet uitspreken, moet dat doen op grond van een consensus binnen een samenleving of specifieke groepen daaruit, die bij een bepaald geschil meer betrokken zijn. Het probleem waarmee een rechter in dit soort zaken te maken heeft, is, dat het kunstwerk zich vaak richt tegen een bestaande consensus, zodat een rechtsbeslissing niet veel anders kan inhouden dan een keuze voor die bestaande consensus (nog afgezien van het empirische probleem hoe een rechter de inhoud van een doorsnee-mening of een mening van een meerderheid moet vaststellen). Een mogelijke ‘escape’ is dat de rechter zich zet aan een esthetische beoordeling, maar dan laat hij zich in met iets waarvoor hij eigenlijk niet is toegerust. Hij kan zich daarvoor uiteraard door deskundigen laten voorlichten, maar hoe de ‘literaire’ consensus vast te stellen? Zo riskeert een zedelijke afkeuring van een werk met artistieke pretentie altijd aan de (andere) waarde, die een grotere groep van mensen in een later decennium er aan zal toekennen, voorbij te gaan. Een literair proces is achteraf gezien vaak niet meer dan een uiting van extreme controverses in een bepaalde historische periode, zoals vreemde staatshoofden alleen in politiek turbulente tijden frequent beledigd worden. Zolang er geen straffen van twee jaar dwangarbeid worden uitgedeeld, vormen deze processen voor de historische toeschouwer een amusant en leerzaam schouwspel. De constatering dat het recht voor een proces over kunst niet veel meer te bieden heeft dan een forum, waar de tegenstellingen duidelijk tegenover elkaar worden gezet, kan nauwelijks verwonderen. Het kunstwerk wil in de eerste plaats een afbeelding van de samenleving geven. Die afbeelding staat dikwijls op gespannen voet met het ‘heersende’ beeld, zodat de samenleving al gauw tot een veroordeling komt, die - als de tegenstellingen maar groot genoeg zijn - de vorm van een ‘juridisch’ geschil kan aannemen. Het verschil tussen het beeld van de toeschouwer en de afbeelding van het kunstwerk, vatte Wilde bondig samen: ‘The nineteenth century dislike of Realism is the rage of Caliban seeing his own face in a glass.’ ‘The nineteenth century dislike of Romantism is the rage of Caliban not seeing his face in a glass.’Ga naar eind51.
Het proces Wilde is niet een proces tegen de kunst geworden... of toch wel? Wilde's persoon, zijn kunstwerk ‘par excellence’ was immers in het geding. Abstraheren wij van Bosie, de boeken en de boys, dan zien wij in het proces een model van nonconformisme conflicteren met een model van een ‘burgerlijke’ moraal. Wilde's echte kunstwerk, dat wil zeggen zijn gedrag, is voor dat conflict een - door hem geacteerd - symbool. Het is een conflict dat in de twintigste eeuw in allerlei vormen terugkeert in de zestiger jaren ook weer in de rechtzaal. Zo stappen Victoria en Wilde hand in hand de twintigste eeuw in, alwaar zij nog lang in onmin verder zullen leven. | |
IVHoe is het ten slotte Wilde vergaan na de gevangenis? Zijn uitlating na zijn gevangenisstrafGa naar eind52. | |
[pagina 668]
| |
dat zijn kunstwerk was voltooid, was maar al te waar. Was hij daarmee ook ‘onherroepelijk tragisch’ geworden? Voor de geschiedenis wel, of het ook voor Wilde's laatste jaren gold moet betwijfeld worden. In het ontmythologiseringsproces van de latere biografen past ook een vrolijke onbekommerde Wilde die nog veel plezier in het leven had.
Wilde ging onder een schuilnaam in Frankrijk wonen. Zijn gezin verliet hem in ieder geval. Zijn beide zoons namen de familienaam Holland (de familie Wilde had Hollandse voorvaderen, die De Wilde heetten) aan, om de publieke schande waarmee de naam Wilde verbonden was te ontlopen. Wilde herstelde een soort relatie met Bosie. Hij en Bosie gingen een tijd in Napels wonen, waar Wilde de schitterende Ballad of Reading Goal voltooide. Het is zijn laatste literaire verrichting van betekenis. Hun ‘hereniging’ verwekte natuurlijk schandaal. Bosie vertelt hoe Engelsen in een Parijs restaurant bij hun verschijning spoorslags het etablissement verlieten om de naaste aanwezigheid van het tweetal te ontlopen. Wilde schrijft naar aanleiding van de roddels in de kranten over hun hereniging: ‘If newspapers chronicle the fact, that is their business; I can't help it... My existence is a scandal. But I do not think I should be charged with creating a scandal by continuing to live: though I'am conscious that I do so.’Ga naar eind53. Hun samenzijn was in die jaren hersteld, maar beide heren gingen elkaar postuum in De Profundis, respectievelijk Oscar Wilde and Myself op onverkwikkelijke wijze te lijf. De lectuur van beide stukken levert achteraf het beeld op van een gekibbel over geldzaken. van beschuldigingen over en weer van gebrek aan creativiteit. Het standsverschil tussen de Ierse Oscar en de adellijke Bosie komt in deze papieren ruzie plotseling (weer?) boven. Bij lezing van deze stukken vraagt men zich af wat het karakter van de hereniging van de laatste jaren moet zijn geweest: was het Wilde's laatste pose? Wilde maakte nog een reis naar Rome, waar hij zijn levenslange flirt met het katholicisme hervat. Zijn brieven beschrijven de praal van de pauselijke hofhouding. Een audiëntie bij de paus vervult hem met opwinding. De vrolijke kant van zijn bestaan toont hij in zijn enthousiasme voor de door hem opgevatte fotografie. Hij fotografeert de koeien in het park van de Villa Borghese, die daar toen blijkbaar liepen, en schrijft: ‘Cows are very fond of being photographed, and unlike buildings they don't move.’Ga naar eind54. Het is een voorspelling van de gemiddelde twintigste-eeuwse amateurfoto. In deze brieven passeert ook een bonte stoet van Italiaanse amants de revue. Er volgt nog een reis door Sicilië, waar in Taormina baron van Gloeden wordt bezocht, die zich aldaar onledig hield met het fotograferen van ontklede Sicilianen in Griekse poses.Ga naar eind55. Zowel het onderwerp als de kunstvorm zullen de gast genoegen hebben gedaan. De beschrijvingen van zijn laatste jaar in Parijs geven van hem echter een ander beeld. De conversatie ging hem niet licht meer af, terwijl de blijmoedige vrolijkheid niet meer van hem afstraalde. Een publiek schandaal kan niet voortduren.
Drie jaar na zijn vrijlating overleed Wilde, zesenveertig jaar oud, toch nog bekeerd tot het katholicisme, in hotel Alsace aan de Rue des Beaux Arts in Parijs, waar hij de laatste jaren had gewoond. Het was 30 november 1900, een jaartal kortom waar in de boekjes het tijdperk pleegt op te houden. Het was in ieder geval het jaar waarin ook Queensberry overleed. Zelfs over het monument van Epstein op zijn uiteindelijke graf op Père Lachaise konden de muze en de zedelijkheid het niet eens worden. De conservator vond het beeldhouwwerk indecent, en pas nadat er een bronzen plak als vijgeblad op was aangebracht, mocht het door de conservator verordonneerde dekzeil worden verwijderd. Het vijgeblad werd er afgesloopt, het dekzeil keerde terug, en tenslotte stond het | |
[pagina 669]
| |
monument er in ‘naakte’ staat, zonder dat iemand nog wist of begreep waarom de publieke zeden zich er ooit tegen hadden verzet.Ga naar eind56.
oktober 1977 |
|