De Gids. Jaargang 140
(1977)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 633]
| |
Het jaar van de jichtGa naar voetnoot*Remco CampertMoord in het atelier
Nu je niet kunt lezen
wat ik schilder
ontstaat er een blinde vlek in het atelier
daar waar zon mijn pupillen raakt
Jij dood
uitdovende fraaie flonkering in de spiegel
verslaafd aan het licht
heb je nu al het licht verbruikt
Ik zet het tastende mes
in de rondborstigheid van de schilder
je verteert als een vlinder
de kunst is onbewoond
| |
[pagina 634]
| |
Patric ConradP.P.R. SupersterI
Omdat de straat waarin je woonde toen je stierf
zijn naam draagt, vernoem ik de meester:
Otto van Veen, later Venius,
Werkende voor Isabella Clara Eugenia
en aartshertog Albrecht van Oostenrijk, later landvoogd der Nederlanden.
Omdat de straat waarin ik woon nu ik nog leef,
zijn naam draagt, vernoem ik de meester:
Adam van Noort, werkende voor de Poen.
II
Agenda: Donderdag 27 januari 1977 - 14H30.
Berlijn, Gemäldegalerie - Andromea.
Ik wil haar aanschouwen, naar men zegt
heeft ze iets menselijks. Ze is geketend.
Zoals jij. Zoals ik.
En verder, na het rendez-vous, wandelend door het museum van marmer,
mompel ik iets over die natte nacht, toen er,
temidden het riet dat rook naar regen in de brede bocht van de stroom,
tussen ebbe en vloed, tussen jou en mij,
hoe onbegrijpelijk ook, lekker niets gebeurde.
| |
[pagina 635]
| |
III
(vrij naar Orlando Furioso) Bevend ontbloot de oude eremiet - gedeeltelijk weliswaar - de slapende
Angelica en slaakt in de zomeravond die valt een kreet van afschuw:
‘Shit!’ schreeuwt hij, ‘te laat!’
Drie maal helaas inderdaad. Haar staat van ontbinding is reeds zo ver
gevorderd, dat ieder normaal gesprek met haar uitgesloten lijkt.
Zacht als zakken zakken vochtige vormen
over dijen als kussens van ziek satijn
en lager, liggen in lagen haar mooie plooien
in de plooien van haar lakens verlaten.
In de reeuwse geur van haar vouwen steunt een vrouw
op armen als darmen.
Aas!
IV
De elfjes, aanwezig op de receptie, waren zo gespierd,
dat ze best voor twaalfjes konden doorgaan.
En verder werden opgemerkt: Maria de M., Koningin Moeder:
drie kinnen, klam,
breed als een gevel en bleek als de gruwel. Een zoon ook:
oud geboren en versierd en in een mist van mythes vermist.
En jij, de ongeneeslijke, waar spartel je nu,
en in welke trieste steden slenterend,
bang misschien?
V
(Alma Rubens indachtig) Take this for the pain, Alma darling,
and you will be able to go on.
Aldus de gieren, de vrienden, de gapende rechters met pruiken.
En kijk ik naar haar, ik zie mezelf:
Ook zij ervoer het daglicht als een vreemde, plagende gloed,
die schaamteloos de Duisternis komt verstoren.
Haar sporen: de echo van haar smeken, de schaduw van haar wanhoop.
Ook zij werd door haar dood zwaar geschokt. Ook zij.
En dit is meer dan droefheid, ja dit is meer.
| |
[pagina 636]
| |
Gust GilsDe up to date gebrachte Rubenskantate, of: kijk uit voor jaren met een R
allicht of wat dacht u heeft Rubens bestaan. evenals Shakespeare
en even lang geleden. met dit verschil Rubens
was geen akteur, tenzij op een ander soort planken:
Rubens, de zich Pietro Paulo noemende, was diplomaat,
bedrijvig reiziger, tevens kunsthandelaar van formaat
waarnaast de huidige antwerpse aantikijrs
zowel als galerijhouders jammerlijk verbleken -
en, Rubens nog steeds, niet in de laatste plaats personage
dat op witte voet stond met de spaanse overheerser.
dat alles was Rubens, en meer.
*
ouderen onder ons herinneren zich misschien
alvast van horen zeggen, dat Rubens bovendien
eeuwenlang doorging voor een schilder van niet minder
dan geniale verdienste. de naam Rubens
was een begrip. het pikturale summum van een volk
van schilders, vergulder nummer één van ons blazoen
en trekpleister voor het wereldtoerisme: getuige
de eindeloze stroom bewonderaars uit de vreemde
die nog in de twintigste eeuw
de romantiese rekonstruksie van zijn woning
met een ingetogen bezoek vereerden.
wij weten nu beter. Rubens schilderde weliswaar,
een niet onverdienstelijk dilettant naar men meent,
maar geen doek van zijn hand, na ernstig onderzoek,
is nog duidbaar met zekerheid. en zoals later voor Dali gold:
schilderen was hoe ook niet zijn voornaamste kwaliteit.
*
| |
[pagina 637]
| |
dat ons lage land, nauwelijks van Scheldesluiting
en verdeling in Noord en Zuid bekomen
ook dit nog te inkasseren kreeg: sorry maar geen Rubens
geen grootste schilder aller tijden meer -
je hield wel van minder dan dat een fikse
kulturele kater over. maar wij maakten teveel ontluistering mee
om nog in heldenverering te geloven. helden raken herleid
tot hun soms bedroevende proporsies. en ook,
de demistifikasie kwam geleidelijk. dat Rubens zich helpen liet
door leerjongens en konfraters, was al langer geweten.
zijn penseel zette alleen van die meesterstreken
waarmee hij een lachend gezicht kon veranderen in een wenend
of omgekeerd. en iedereen was tevreden.
maar daarbij bleef het niet. item, onwelkome onthullingen
over hele reeksen doeken ten onrechte aan Rubens
toegeschreven. item, ketterse verdenkingen:
Rubens die welbewust zijn werken kompleet door anderen
schilderen liet. dat werd toen nog onvergeeflijk gevonden.
wij weten nu beter. Rubens schilderde niet, hij deed meer:
hij realizeerde! te vroeg geboren om filmer te zijn
schiep Rubens de pikturale regie. hij was tevens
de eerste neorealist, nota bene: immers zijn keuze
maakte een werk tot een Rubens. ter verduidelijking
en illustrasie: ik heb geld en koop een Fred Bervoets.
die ik vervolgens schaamteloos ekspozeer als:
‘Schilderij van Fred Bervoet, door Gust Gils.’ want (redeneer ik)
mijn persoonlijke seleksie van dit objekt uit mijn omgeving
maakt het tot mijn persoonlijke kreasie. Marcel Duchamp
met zijn fietswieltje is bescheiden hierbij vergeleken...
maar iets dergelijks deed Rubens al eeuwen geleden!
en werd de eenzame voorpost van wat wij vandaag
de indirekte schilderkunst heten.
*
| |
[pagina 638]
| |
kortom, wat wij dit jaar, zoals elke eeuw
niet kunnen laten te herdenken, is geen genie of imago meer
maar een mite. kapstok voor eigendunk die wij misschien behoefden
in vroeger tijd. deze herdenking daarentegen is een blijk
van het gevoel voor zwarte humor, ons volk zo eigen.
sillogisme. ik ben een vlaming. ik kan lachen
om mijn vergissingen. dus -
ik bedoel, waarom zou ik als vlaming in dit opzicht
beter of slechter dan een andere vlaming zijn? dus,
een vlaming kan. ik bedoel, om zijn eigen vergissingen
lachen. groen misschien, maar toch. het staat hem vrij.
*
dat Rubens nooit bestaan zou hebben laten we maar
voor rekening van de war- en heethoofden die zoiets beweren.
het is waar: in de familietombe
werd zijn skelet niet weergevonden -
maar skeletten bewaren slecht in ons klimaat.
lang niet zo goed als de schilderijen die al dan niet
van Rubens zijn, maar die bestaan. door wie ook vervaardigd.
en wie die geniaal wil vinden: het staat hem vrij.
| |
[pagina 639]
| |
Gerrit Kouwenaargeen dag zonder vlees1
Nooit vrede in de jaren dat hij leefde
zichzelf was zijn naam werd, altijd zijn weg
bevuild met soldaten prelaten padden
in brokaat handelaren in zielen
en pelzen rederijders ketters spionnen
nooit vrede - altijd aan zijn grenzen
de brandlucht de lijkstank, geen dag
zonder vlees op de plank
in de grond op het dons aan het spit in de mond
van de smulpaap
en altijd aan zijn hof het geslof
van een voorpost van god, het geknor
van een slager een klant, het gekweel
van een kwee een kraai een godin
| |
[pagina 640]
| |
2
De weerspiegelingen van de bomen in het water
zijn klaarder en volmaakter
dan de bomen zelf
en volmaakter dan ideeën zijn de dingen:
als ik een vrouw maak laat mijn hand
nog eeuwen later
een diepe indruk achter in haar vlees
en eeuwiger dan het mes van de clerus
in mijn linnen
is mijn uit het gouden boek der grote meesters
onophoudelijk geschaakte venus
en zo terwijl de zon blijft hangen in mijn wil
werp ik mijn schaduw als een klok vooruit en rust
in mijn gelijk als in een tobbe
met de drie gratiën onder handbereik
| |
[pagina 641]
| |
3
Allegorieën metaforen latijn, de pest
van de oorlog riekt naar papaverolie
en kraplak
altijd een beeldenstorm om verhaal
op te halen, altijd werk
voor de kerk aan de winkel
altijd de staatsiedegen om mee te rinkelen
de schildersstaf om te breken
achter het altaar de etensresten
in het boudoir de gedekte tafel
geen ander probleem dan de scheiding
tussen hemel en aarde
zo vloeibaar te maken als stroop
veel niets veel alles - nooit vrede
behalve toen hij nog even
met al zijn vlees in het steen ging huizen
en oude voeten kreeg in het landschap
waarin hij stilstond en dat hij verzon -
| |
[pagina 642]
| |
Marcel van MaeleAmper 63 en reeds versleten van 't jichtig knikken
In een storm van zien zodat horen
en voelen vergaat; in een geduldig verzuimen
vol onzichtbare horens en ronde gewrichten
broos en jichtig
waarin de molm reeds is verzeild
waartegen geen kastanjes en modderbaden zijn opgewassen,
de brede hoed op het kale hoofd
verstrooid.
De arm van de zaaier gebroken
(de regelmaat van de armslag zat),
het zaad dat zich zo welvoeglijk
heeft gespreid.
En wij, van al die verhalen nog niet bekomen!,
ook als ik in herhaling val
(maar dàt is de zonde niet)
en zeg: ‘De kelders van het verleden
liggen in de toekomst’,
dan wacht er ons geen klare wijn.
Zo stormen ons voorbij
de tot abstractie toe gehavende prooien
(jij kent dat wel: dat glunderend voorbijschieten!).
De hekel
de hoed der waardigheid (verstrooid)
het doek der verdraagzaamheid
het penseel van leugen of waarheid.
En lokt (de roep uit de verte!)
instemming uit...
| |
[pagina 643]
| |
En in de stal, het museum, de veilige haven,
hangen de heilige gedrochten gehavend,
terwijl in oost en west
de dichters aan de ketting liggen;
terwijl computers zich toespitsen
op het ontleden van de Grote Kunst
uit het Verre Verleden
verschrompelt het woord tot een verminkte vuist
tot voer voor archeologen op zoek naar de Steen der Wijzen.
En leve de ketters, want ze hebben het leven zin gegeven,
de jacht is heropend
de oorlogen worden opgesmukt
in naam van god
in naam van een naam
in naam van P.P.R.
R.I.P.
De praal van Rubens
het licht van Rembrandt
en Vondel schreef zijn zoveelste vers
(maar voor hem is de kous reeds af).
En dan die onbewaakte ogenblikken:
een kussende kermis, een amper gedrocht,
een ontsnapte duivel, een winderige lendendoek
het tipje altijd op de juiste plaats, een gesluierde
kaars in de aars.
Hij schreef zijn verhalen in de biecht,
het tijdperk van rad en spieren was reeds voorbij,
dat van raderen en aderen amper aangebroken.
En soms een ontstoken oog
- geen kronkel zo bedacht -
geen waarachtige groet uit het verre verleden
in dat kleverig Niets van Nu en Nergens
zo onverwacht.
Want nergens zit er een aapje in een of andere mouw.
P.P.R. neem deze schuld op je tengere schouders
bewaar het zwijgen en het gissen
en laat dit jubeljaar aan mij voorbijgaan.
Er staan belangrijker dingen op til:
een huis als een tuin,
vredesduiven, heilige paddestoelen,
de zingende Steen der Wijzen
en een middel tegen jicht.
| |
[pagina 644]
| |
Hugo RaesAnsichtkaart aan P.P. Rubens
Uit de muziekwinkel die nu aan je huis paalt stuwt de geluidsinstallatie de laatste nieuwe
Pink Floyd naar buiten.
Het is prachtig voorjaarsweer en de muziek galmt daarbijpassend, over de Wapper, die nu niet langer water is, maar een wandelpleintje. Aan de overzijde is een visrestaurantje gekomen. En je kan de binnenplaats zien van het Koninklijk Paleis waar ons huidig vorstenhuis afstand heeft van gedaan. Ze kwamen er nooit, en het kostte teveel aan onderhoud.
Nu is er het Internationaal Cultureel Centrum gevestigd, waar doorlopend tentoonstellingen worden gehouden. In de tuin staat ook een kunstwerk: vier groene neonbuizen (dit zijn lelijke buislampen) voor een spiegel...
Zon komt er 's morgens niet meer in je tuin: op een veertigtal meter afstand is de nieuwe Schouwburg opgetrokken, en vanuit je tuin zie je op de haast blinde zijgevel van deze mastodont.
In je buurt zou je wel gemakkelijk een of ander automodel kunnen uitkiezen, want er staan er duizenden ter vergelijking. Ook in de omgeving: veel banken, geldbanken. Dat zal je wel niet mishagen.
Nu horen we weer de sexy stem van een erotische soul-zangeres.
Veel seks, Rubens, veel meer dan in jouw tijd. Eigenlijk is je werk niet erotisch, zijn je naakten helemaal niet sensueel. Als knaap kreeg ik wel visioenen wanneer ik Griekse beelden zag. Praxiteles en zijn landgenoten spraken mij meer aan. Jouw naakten lieten me eigenlijk koud. Dat lijkblauw dat overal in het wakke, platte vlees zit. Je roze-witte dames zijn dringend aan een dr. Atkins-dieet toe, ze lijden aan vetzucht. Je was een estheet, en toch, die lodderogen van je meisjes, en die dikke konten, en die petieterige flepse tepeltjes. Een soort moedersen tanteserotiek.
| |
[pagina 645]
| |
De meisjes van nu zijn slank en gespannen en hard van lichaam, met smalle kontjes. De vetkwabben en schijntjes van cellulitis... nee.
Over de vrouwen die je schilderde gesproken, ze zijn vaak prooien van een of andere vorm van geweld, ze worden meestal door saters en grijsaards bespied, beloerd, belaagd, geroofd, ontvoerd, betast of zogen oude mannen.
Je was ongetwijfeld een enigszins decadente estheet. Je schildert de vrouwen als overrijp fruit. En koos je niet een vijftienjarig meisje als je tweede bruid?
Misschien was je werk in jouw tijd wel gedurfd te noemen. Nu zie je in Penthouse van de fijnste meisjes het hele lichaam, in detail, onbeschroomd. Allegorische uitbeeldingen zijn er niet meer bij, want overbodig. Die kan je er altijd nog bij raden, die laten ze tegenwoordig aan de verbeelding over. En Deep Throat loopt nu in gewone roulatie in Nederland.
Men is je tuin in orde aan 't brengen, voor de van dag tot dag groeiende stroom van bezoekers. Daarnet liepen er zo'n zestig oude boeren en boerinnen en wat kinderen door je keuken, je atelier, je slaapkamer. Hopelijk koestert men enige bewondering voor je prachtige woning.
In het geboortehuis van Antoon van Dyck is er nu een roomijs- en wafelsalon. Jacob Jordaens zijn geboortehuis in de Hoogstraat staat er ook nog. Het huis van Christoffel Plantin, op de Vrijdagmarkt is eveneens een mooi museum. Grote gedeelten van je stad zijn nog hetzelfde gebleven, maar er is heel veel veranderd. De kathedraal houdt nog goed stand en je Kruisafneming hangt er nog steeds.
‘Het Scheld’ zoals jij, net als alle Antwerpenaren, het noemde, biedt een heel andere aanblik nu. Er liggen vandaag drie bezoekende Engelse oorlogsschepen bij het Steen. De haven werd fel vergroot, en uitgebreid tot aan Zandvliet en de Hollandse grens toe.
Het voor je jubileumjaar speciaal gebrouwen Rubensbier (wel fijn, bruin, hoppig en met een aparte nasmaak) dronk ik daarnet nog in het restaurant Hélène Fourment, op het Groenplein, waar ook je standbeeld staat.
| |
[pagina 646]
| |
Rubensbier, Rubensschotel, Rubensmap... een hele commercie deze viering van je. Het zijn overigens eens temeer moeilijke tijden, maar was het wel ooit anders? Veel werk aan de wal voor diplomaten. Je zou je vast aan een boel politieke en economische situaties in binnen- en buitenland ergeren, zoals het nu reilt en zeilt. Diplomaten schilderen trouwens niet meer en schilders zijn niet meer gewenst als bemiddelaars in de wereld van de politiek. Een eigenaardige hobby was dat wel van je, die diplomatie en politiek. Je was beslist een succesman. Vlot en niet bedeesd zonder twijfel, maar wel verfijnd. En ontwikkeld, slim, intelligent en ambitieus. Misschien een beetje arrogant.
Een echte Antwerpenaar was je: internationaal gericht, meertalig, begaafd met inzicht en handelsgeest, en dynamisme. Wetend dat er een weg is voor wie wil. En dat men het moet zien te maken zo gauw men kan: het leven is kort en snel voorbij.
Je greep het leven in al zijn bruisende vitaliteit en in al zijn pracht. Je werk is rijkelijk opgebouwd en uitgewerkt, het is gul, en overstelpend in al zijn beweging. Iets wat zeldzaam is in schilderijen. De schoonheid die je schildert verraadt wel praal- en behaagzucht. Als een vuurwerkboeket was je virtuositeit, je superieure vakkundigheid, je produktiviteit. Je was een luxe-schilder, een man van hoge roem, een wereldbekendheid. Een groot artiest.
Daarentegen was je, denk ik, geen man van jolijt, en van het gulzige volle leven. Je bezatten zal je wel niet gedaan hebben. Daartoe ontbrak je de tijd. En je moest altijd deftig, en wilde aristocratisch, indrukwekkend, beroemd voorkomen. Je moest steeds op je hoede zijn, zien nooit uit je rol te vallen. En het maken. Maken.
| |
[pagina 647]
| |
Bert SchierbeekIn Memoriam Pieter Paul Rubens
geboren 28 juni 1577 in Siegen voor zo ver iemand
iemand kan volgen
moet je voor jou
wel veel reizen
wel zag ik in wat ik zag
die forse en tedere streek
die het menselijk lichaam
liefhad en vormde
die streek die je nodig
had
(vaak jouw finishing touch)
om wat je ziet
te zetten naar je hand
en in de vertaling: in jouw
materiaal
verf
gaf je exact wat je zag
dat was veel en
overvloedig
maar je was ook de man van
meestal ingehouden trots
want je moest leven van
opdrachtgevers
je was een kind van je tijd
dat wist
(komende uit allom geachte familie
want vrijde je vader niet met
Anna van Saksen de vrouw van
Willem van Oranje?)
| |
[pagina 648]
| |
je wist dus dat hoger op
niet lager lag
die lager lagen
schilderde je dan ook niet
wel daarentegen het simpelste
menselijke onderwerp
als 't gezicht van je dochter
maar 't bleef in de familie
en je familie was heel hoog Vlaanderen
en omdat je diplomatiek
vastberaden de omstandigheden
schiep
je kende je wereld
en wat en waar je kon werken
en lukte het niet onmiddellijk
gaf je hoofs een kadoo
zonder je in de luren te laten leggen
je was post renaissance
maar je had de allure
van de uomo individuale
singulare
universale
er was geen angst
wel honger naar meer
de kerk nietwaar
(je ging naar de mis)
wat deed je er mee
driemaal je hoed af
en je ging je gang
nooit werd het woord
zoveel vlees
en was er geen wederwoord
| |
[pagina 649]
| |
jouw Isabella stierf
je treurde maar wist ook
zonder vrouw geen leven
kwam Helene Fourment
het zaad voor een gigantiese
opleving
(al zeiden sommigen dat je
er tien jaar eerder door stierf)
wat dan nog
die jaren kende je toch niet
als kreeft
je weet het
je bent ook op 28 juni geboren
zigzag je maar raak zonder ooit
je spoor te verliezen
het gebaar van de flambard
was je aan 't lijf en 't hoofd gegoten
als je al boog
verloor je
hoofd noch hoed
|
|