De Gids. Jaargang 140
(1977)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 545]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adriaan van Dis
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 546]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
trole in contact gebracht met de twintigjarige gevangenisbewaker Pieter Groenewald. Deze cipier doet zich voor als een volgzame bewonderaar van de dichter en verklaart zich na enkele heimelijke gesprekken bereid boodschappen naar de vrijere wereld over te brengen. De veiligheidspolitie hoopt dat Breytenbach hen op deze wijze in contact brengt met actieve leden van ondergrondse verzetsorganisaties met wie hij naar hun idee voor zijn arrestatie moet hebben samengewerkt. Breytenbach daarentegen is in totaal andere dingen geïnteresseerd: zich zelf politiek rehabiliteren en zijn literaire werk veilig stellen. Vrienden móeten weten dat hij zijn revolutionaire idealen niet heeft verloochend. Zijn creatieve werk móet buiten de gevangenismuren komen. Hij mag - na vele verzoeken - wel schrijven, maar alleen op voorwaarde dat alle resultaten en notities bij de Veiligheidspolitie worden ingeleverd. Breytenbach wist echter dat de tijdens zijn voorarrest geschreven bundel Voetskrif zonder zijn toestemming verminkt was uitgegeven bij de semi-overheids uitgeverij Perskor. Het is in Zuid-Afrika uiterst ongewoon dat werk van een politiek gevangene in boekvorm kan verschijnen. Bij Breytenbach gebeurde dat dan ook niet zonder reden: de onder blanke progressieven en studenten veel gelezen en bewonderde schrijver werd door de uitgave deerlijk gecompromitteerd. Bovendien bleek de bundel - onder druk - te zijn opgedragen aan de kolonel die hem had gearresteerd. Het Zuidafrikaanse gevangeniswezen kon tegenover de argeloze burgerij pronken met de veren van liberaliteit.
Schrijven in de gevangenis is voor Breytenbach een levenszaak. Tijdens zijn eenzame opsluiting beschouwt hij het als zijn enige vorm van communicatie buiten de nachtelijke praatjes met Groenewald en het half uur bezoek per maand. Door verzen naar buiten te smokkelen hoopt hij van verdere literaire bezoedeling verschoond te blijven. Ook is hij bang het door de politie ingenomen werk nooit meer terug te zien. Hij wordt hiervoor gewaarschuwd door zijn oude studievriend, de politieke gevangene Marius Schoon (M. in het gedicht Die Boom), die na een veroordeling van twaalf jaar de laatste maanden van zijn straf ‘bij toeval’ in dezelfde gevangenis uitzit. (Bewaker Groenewald brengt beiden met elkaar in contact, ook nu weer in de hoop dat Breytenbach via Schoon politieke banden met de buitenwereld zal aanknopen.) Schoon schrijft Breytenbach: Vrees ek kry hond se gedagtes wanneer jy sê jy mag geen notas van jou huidige skryfwerk behou niet - ek wonder of jy die goed ooit weer sal sien. Daarom moet al zijn schrijfwerk naar buiten. Iets dat overigens maar ten dele lukt, want uit de correspondentie die Breytenbach met zijn schrijversvriend André Brink voerde, blijkt dat boodschapper/bewaker Groenewald ‘per ongeluk’ twee pakketjes met korte verhalen en poëzie heeft moeten ‘verbranden’, uit angst bij het verlaten van de gevangenis te worden gefouilleerd. Alleen dié brieven waarop een voor de veiligheidspolitie interessante reactie werd verwacht kwamen door; de daarbij uitgesmokkelde gedichten nam men klaarblijkelijk op de koop toe. Tijdens de geruchtmakende rechtszaak werd duidelijk dat het Openbaar Ministerie en de immer behulpzame Veiligheidspolitie niet konden aantonen dat Breytenbach ook staatsgevaarlijke contacten had gelegd. De correspondentie bleek onschuldig en vaak van vriendschappelijke en literaire aard. Ook meende de rechter dat de ooit door Breytenbach opgerichte ondergrondse verzetsbeweging Okhela in Zuid-Afrika nooit van de grond was gekomen. De dichter werd alleen veroordeeld op brievensmokkel, de andere aanklachten vervielen. Boete: 150 gulden of drie maanden gevangenisstraf. Volgens de lokale kranten zou het Zuidafrikaanse recht hebben gezegevierd. Het tegendeel is het geval. De rechter die Breytenbach | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 547]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
in november '75 tot negen jaar gevangenisstraf veroordeelde - vier jaar meer dan de geeiste minimum straf - besloot tot de toen opzienbarende strafverzwaring omdat hij ervan overtuigd was dat Okhela in Zuid-Afrika nog een actieve rol speelde. De tweede rechter nu, achtte dit - ondanks de lokvallen van de geheime politie - niet bewezen. Breytenbach moet nu nog zeven jaar uitzitten. Te oordelen naar de uitspraak van de tweede rechter, voor niets... of zou het zijn omdat hij onrecht met pen en kwast bestrijdt? De hierachter afgedrukte verzen zijn een keuze uit de destijds aan André Brink en Meulenhoff gezonden verzen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woordverklaring:
|
|