| |
| |
| |
Hans Magnus Enzensberger
Drie balladen uit ‘Mausoleum’
vertaald door Peter Nijmeijer
Michael Aleksandrovitsj Bakoenin (1814-1876)
Ik had maar één wens, riep hij, dat gevoel van verontwaardiging,
dat hij heilig is, tot aan mijn dood onverdeeld te bewaren! -
Marktschreeuwer, stijfkop, verdomde kozak! - Dat is de liefde
voor 't fantastische, de grootste feil van mijn karakter. - Mohammed
zonder Koran! - Rust brengt mij in vertwijfeling. - Een kunstenmaker,
een paus, een Ignoramus! - Zijn hart en zijn hoofd zijn van vuur.
Ja, Bakoenin, zo moet 't geweest zijn. Een eeuwig nomadenbestaan,
dwaas en extatisch. Onuitstaanbaar, onverstandig, onmogelijk
was je! Voor mijn part, Bakoenin, keer terug, of blijf waar je bent.
Op de barricaden van Dresden, een lange gestalte in blauwe jacquet,
met een gezicht waarop zich de wreedste woede aftekende. Steek de brand
in het operagebouw! En toen alles verloren was, eiste hij met z'n pistool
in de hand, van het voorlopige revolutionaire bewind
dat zij zichzelf (en hem) op zouden blazen. (Merkwaardige koelbloedigheid.)
Met grote meerderheid wezen de heren zijn voorstel van de hand.
Herinner je je nog, Bakoenin? Altijd hetzelfde. Natuurlijk heb je gestoord.
Geen wonder! En ook nu stoor je nog. Begrijp je? Je stoort
gewoonweg. En daarom smeek ik je, Bakoenin, keer terug.
Verhoord, in de ijzers geslagen in de kazematten van Olmütz,
ter dood veroordeeld, naar Rusland gedeporteerd, begenadigd tot de eeuwige kerker:
een hoogstgevaarlijke kerel! Een begunstiger laat hem in z'n cel
een vleugel van Lichtenthal brengen. De tanden vallen hem uit z'n bek.
Voor z'n opera Prometheus bedenkt hij een lieflijke, klagende melodie
op welker cadens hij als een kind met zijn leeuwekop wiegde.
Ach, Bakoenin, dat is echt iets voor jou. (Zijn leeuwekop wiegde:
nog eens twintig jaar later, in Locarno.) En omdat 't echt iets voor jou is,
en omdat jij ons toch niet kan helpen, blijf waar je bent.
| |
| |
Verbannen naar Siberië, en langs de ijsblauwe Amoer gevlucht,
de Stille Oceaan over, op stoomzeilschepen, sleeën, paarden,
exprestreinen, dwars door het woeste Amerika, zes maanden lang,
zonder oponthoud, eindelijk in Paddington, kort voor Nieuwjaar,
uit de Hansom gestormd, de trap op, in Herzen's armen
wierp hij zich en riep: Waar kan ik hier verse oesters krijgen?
Omdat je, in één woord, onbekwaam bent, Bakoenin, omdat je niet deugt
voor plakplaatje voor verlosser voor burocraat voor kerkvader
voor bullebak, links of rechts, keer terug, Bakoenin, keer terug!
Terug in ballingschap. Niet alleen 't gedreun van het oproer, het gejoel van de gangs,
het tumult op de pleinen; ook de ontroering op de vooravond,
de afspraken, geheime tekens, wachtwoorden maakten hem gelukkig.
Grote dakloze, achtervolgd door geruchten, legenden, en laster!
Magnetisch hart, naïef en overdadig! Hij schimpte en schreeuwde,
moedigde aan en nam besluiten, de hele dag en hele nacht door.
Nietwaar? En omdat je activiteiten, je leegloperij, je ambitie,
je eeuwige zweten van onmenselijke proporties zijn,
net als jijzelf, Bakoenin, daarom raad ik je aan, blijf waar je bent.
Zijn biograaf, de alwetende, zegt: Hij was impotent. Maar Tatjana,
kleine verboden zuster, harp spelend in het witte herenhuis,
maakte hem razend. Toch zijn z'n drie kinderen niet van hem.
Maar Nečaev, de mythomaan, de moordenaar, de Jezuïet, chanteur
en martelaar van de revolutie, schreef hij: Mijn kleine tijger, mijn boy,
mijn wilde lieveling! (Het despotisme der verlichten is nog het ergste.)
Ach, laat ons van de liefde maar zwijgen, Bakoenin. Sterven wilde je niet.
Je was geen politiek-economische doodsengel. Verward was je,
net als wij, en argeloos. Keer terug, Bakoenin! Bakoenin, keer terug.
Tenslotte die nacht in Bologna. 't Was in augustus. Hij stond aan het raam.
Hij luisterde. Niets bewoog zich meer in de stad. De torenklokken luidden.
De opstand was neergeslagen. Het werd licht. In een hooiwagen
verschool hij zich. De baard afgeschoren, in een priesterhabijt,
met een mandje eieren in de hand, een groene bril op, is hij op z'n stok
naar het station toe gehinkt, om in Zwitserland te sterven in bed.
Lang geleden is dat nu. Jij was destijds hetzij te vroeg, zoals altijd,
of te laat. Niets heb je weerlegd, niets heb je bewezen,
en blijf daarom, blijf waar je bent, of, voor mijn part, keer terug.
| |
| |
Enorme vlees- en vetmassa's, waterzucht, blaasontsteking.
Hij lacht bulderend, rookt als een ketter, hijgt, wordt door astma geplaagd,
leest telegrammen in code en schrijft met sympathetische inkt:
Uitbuiten en regeren: een en hetzelfde. Hij is opgeblazen en tandeloos.
Alles bedekt zich met takabsas, theelepels, kranten. Voor het huis
huppelen de spionnen. Overal chaos en smeerboel. De tijd verstrijkt.
Naar politie ruikt Europa nog altijd. Daarom, en omdat er nooit en nergens,
Bakoenin, een Bakoeninmonument is, is geweest, of zal zijn,
smeek ik je, Bakoenin; keer terug, keer terug, keer terug.
| |
| |
Wilhelm Reich (1897-1957)
Destijds (zomer 37) moet hij bijna gelukkig geweest zijn.
Witte nachten, bootjes op de Olso-Fjord, of met Sigurd
en Nic en Arnulf in 't Theatercafé, bij 'n goudgele aquaviet:
het strijkje speelde Ravel's Bolero, de gasten fluisterden:
Dat is 'm! Natuurlijk hadden ze gelijk, natuurlijk
was hij krankjorem, een invalide die om zich heen sloeg - joeg
z'n vrienden een voor een op de vlucht: schuldbekentenissen, zwart
op wit (o schaduw van Stalin) dwong hij hen af (deze verraders),
en de briefjes sloot hij weg in z'n schrijftafel (Ja, men kan 't
ook paranoia noemen.) Over duizend jaar begrijpen jullie mij.
Wat betekent dat nou: een rebel? Hij had veel liever
onder de lachenden gezeten. Als een kind dat een mug vangt
en aan z'n gebalde vuist luistert: dat wat hij in z'n vuist hield,
pulseerde en scheen te leven. Het krielde. Het Es. Maar niemand
wou hem geloven. Laat zien die bewijzen! Geigertellers,
stopwatches, microscopen. Het Faraday van het orgasme,
een goeroe, een dilettant, en als volgt luidde zijn diagnose:
Het is de liefde die alles teweegbrengt, zij is meetbaar,
zij is blauw van kleur, zij beweegt de sterren, de kikkers,
de wolken. (Dit geruis in z'n kinderhoofd heeft hem nooit meer verlaten.
Een landgoed in de Boekovina. Aardappelvuur, stoffige wegen,
het dreunen van de dorsmachine. Bedgeheimen in het herenhuis,
een zelfmoord in de karpervijver, en later, levenslang,
het onderhuidse jeuken, het eczeem van de herinnering.)
Hield van het groene uniform, de k. en k. strepen en sporen,
hield van anjers, diploma's, eretekens, z'n witte kiel,
droomde ervan door de Brandenburger Tor binnen te rukken,
in triomf, op een schimmel, bij het geschal van Ravel's klarinetten.
Onder het vaandel van het marxisme: vergeelde schriften. In alle ernst,
hij bestreed de onderdrukking, hij heeft veel kunnen helpen,
maar toen zijn dochtertje, twee jaar oud, O Denneboom zong,
vielen er oorvijgen en hief hij de Internationale aan.
| |
| |
Daarna nog slechts koeterwaals, science fiction. Levensblaasjes
tegen de emotionele pest. Vegeto-Bio-Orgon-Energetica,
kortom: Het orgasme is het orgasme is het orgasme.
De vrouwen bleven kokkinnen, kantoorkrachten, labkonijntjes.
Van buiten celluloid, van binnen glaswol, ijzervijlsel. Lucht-
gaten in het deksel. De accumulator vergaart de wonderkracht,
de heilstralen. Opgewonden nemen de meisjes plaats
en de discipelen, in de rechtopstaande doodkist. Het experiment begint.
De pols slaat sneller, de thermometer stijgt: een bewijs!
Overal hangt hij affiches op: It can be done! De liefdesstralen
drijven motoren aan, brengen regen, en genezen alles:
kanker, schizofrenie, de sporen van de waterstofbom...
Maar dan kreperen de muizen in de kelder, met rood behuilde ogen
kruipen de discipelen uit hun kisten, knipperend tegen het licht,
brakend, alles is ergens misgegaan, en als hij zich opwindt,
komt het eczeem op. Hij drinkt als een spons, hij rookt,
hij hoest, wordt geteisterd door hartaanvallen, z'n uitvindingen
worden hem ontnomen, de vrouwen bedriegen hem, hij is bang
voor vuurhaarden, spionnen, onweer en kidnappers.
Men lacht hem uit, zwijgt hem dood. Wie is er schuldig?
Het is de mafia der geleerden, het is de hetze (kwakzalver,
joodse pornograaf), de bolsjewieken zijn het, overal
wemelt 't van de agenten, een samenzwering is het, er dreigen
huiszoekingen, de boeken worden verbrand: Blackout.
Uit het heelal komt de vijand met vliegende schotels,
hun uitlaatgassen beroeten de rotsen, vergiftigen alles. TOP SECRET!
Gebazel. Als hij niet ingrijpt met zijn wonderwapens...
De Eerste slag om het Universum... Hij, de ontdekker,
in handboeien voorgeleid, weigert iedere verklaring.
Z'n pleidooi is verward, hij stokt, tenslotte verstomt hij.
O Dr. Mabuse! O maniak der verlossing! O rozenkruizer der coitus!
O lorrenboer van de wetenschap! O buikspreker Christi!
O hulpeloze helper der mensheid! O mystieke technocraat!
O kabbalist uit de horrorfilm! O gebroken bevrijder!
Boven de gevangenis cirkelen de bommenwerpers, en vals, ontzettend
vals spelen aan 't graf de klarinetten. Het was allemaal voor niets.
| |
| |
Étienne Jules Marey (1830-1904)
Zijn opium waren de feiten. Altijd correct,
wijnhandelaarszoon van de Côte d'Or, welgedaan,
positivist met opstaande boord, lorgnetdrager,
zwijgzaam loert hij, bewegingloos,
vanachter zijn apparaat op iedere beweging,
jaagt de voortvluchtige prooi na: de taal
der fenomenen zelf, een drogbeeld. In de Rue
de l'Ancienne Comédie wordt een nieuw stuk opgevoerd.
De professor huurt toneel, zaal en garderobes.
Afschuttingen, vlug in elkaar getimmerd: de kleine salon
met de piano, de mechanische werkplaats, en (via
een smalle trap bereikbaar), studeerkamer, bed
en archief. Resteert nog een reusachtige kamer,
de piste, geheel glanzend geboend, waarin,
voor zwarte en witte doeken, op schommels,
aan koorden, in 't lamplicht de feiten zich tonen.
De duif, aan de kraanarm van 'n carrousel gebonden,
vliegt zij nu, of wordt zij gevlogen? Onzichtbaar
is het spoor van haar fladderen; toch volgt haar,
pneumatisch bestuurd door een wirwar
van slangen en trommels, een stalen schrijfstift;
beverig krast hij op het zwartbewalmde papier.
Wat daar schrijft en tekent, zichzelf opmeet,
is een hallucinatie genaamd ‘de natuur’.
Voorbeeld van mathematische elegantie, verband
tussen frequentie en spiertonus, temperatuur
en druk: golfvormen, oscillaties, transmissies.
Alle variabelen der beweging: La machine animale.
In de lucht en in 't water. De aal, de pianist,
de mollusk, het salamanderhart: de tractrix,
de rechte; de raak- en snijlijnen, de enveloppen;
spiralen, trajectoriën, diagrammen... Kortom, ‘de wereld’
| |
| |
is gezichtsbedrog: niets zien wij in werkelijkheid
‘zoals het is’, en dat wat zich toont, houdt zich schuil.
Steeds listiger valstrikken, vernuftiger instrumenten,
abstractere wapens. De fysioloog legt aan
met zijn fotografische snelvuurgeweer:
zestien keer per minuut opent de sluiter zich,
de witte meeuw voor het zwarte gordijn
laat een eindeloos oplichtend beeld achter.
Hij knutselt, ontwerpt, bouwt de eerste filmcamera
ter wereld. Niet omdat hij filmen wil: hij wil zien.
Op de Champs-Élysées stapt een man
van zijn fiets af; niemand weet hoe. Dát
toont alleen de slowmotion. Dus vindt hij die uit.
Zijn theater vult zich met astrofysici, artsen,
wetenschappelijke lichten. (Geheel achter in de zaal,
onopgemerkt, zit een zekere Edison, kapitalist.)
Om een insekt te bestuderen, moet ik er een bouwen.
Zo wordt de onderzoeker een demiurg: hij maakt
abstracte harten na, door propellers gedreven vogels,
machines die ademen. Over het geboende parket
kruipt de facsimile van een slang. De vlucht
van de meeuw giet hij in brons. Een fantastisch dier:
vierdimensionaal fladderen, gestolde beweging,
vloeiende stilstand. Tijd die men kan aanraken.
Dwaas onder wiens hand alles tot artefact wordt,
vereerder van de wetenschap van de uitbuiting.
Lam der onschuld, baanbreker voor Taylor's Terror,
nietsvermoedende stamvader van Hollywood, bovendien
kunstenaar, uitvinder tegen wil en dank, Mallarmé
bij vergissing, genie van de nabootsing: onbewogen
kijkt ons het oog van de Grote Waarnemer aan,
mat violet, een blinde iris van zilverbromide.
|
|