De Gids. Jaargang 140
(1977)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
A. de Froe
| |
[pagina 100]
| |
Tot 1 januari 1957 was ook de gehuwde vrouw (niet de ongehuwde vrouw) handelingsonbekwaam en wel omdat de wetgever uitging van de gedachte dat men op een schip geen twee kapiteins kan hebben. Dat is ook de achtergrond van het voorschrift dat bij verschil van mening over de opvoeding van de kinderen de vader beslist.
Men kan de wetgever van thans geen welwillendheid ontzeggen, maar het is moeilijk te vergeten dat voor kort duidelijke achterstelling regel was en slechts onder druk opgeheven werd. Als belangrijke artikelen waarin de wetten verschil maken tussen vrouwen en mannen noem ik: 1. De dienstplicht. Wel kan de vrouw vrijwillig tot de militaire dienst toetreden, maar met ruime doch beperkte mogelijkheden. 2. De alimentatieplicht van de man voor de rest van zijn leven. 3. Het weduwenpensioen. Minder belangrijk zijn uit het burgerlijk wetboek: 1. De aangifte van geboorten door de vader (een voorrecht). 2. De gehuwde vrouw heeft domicilie bij de man; de kinderen (en de vrouw) dragen zijn achternaam; de vader beslist bij verschil van mening over de opvoeding. 3. Vrouwen kunnen twee jaar jonger huwen dan mannen. 4. Vrouwen kunnen pas 300 dagen na de ontbinding van het huwelijk een nieuw huwelijk aangaan. En uit het wetboek van strafrecht: 1. Verzwaring van straffen voor het verkrachten van de bewusteloze, de hulpeloze, de afhankelijke, de bedreigde vrouw, de vrouw jonger dan 12 jaar en de vrouw van 12 tot 16 jaar. 2. Het verbod van abortus, dat, behalve vakkundig uitgevoerd, zeker ter bescherming van de vrouw gehandhaafd moet blijven. 3. Het ongestraft blijven van homofiele demonstraties en exhibitionisme bij vrouwen (praktisch nu ook bij mannen). 4. Het meer bestrijden van vrouwenhandel dan van ronselen.
Overigens maakt niet alleen de wetgever verschil: 1. Bij het onderwijs kennen wij de afzonderlijke meisjesscholen. Afzonderlijk middelbaar onderwijs heeft wellicht zin vanwege het verschil in tempo van de rijping. Een verschil van twee jaren. Voor het lager onderwijs is dit minder van belang. Een pleidooi voor een universiteit voor vrouwen lijkt Victoriaans en dus uit de tijd. 2. Er zijn afzonderlijke ziekenhuizen voor vrouwen, zelfs een afzonderlijk medisch specialisme: verloskunde en gynaecologie. 3. Bij de sport, in het bijzonder bij de Olympische spelen is er geen competitie tussen vrouwen en mannen: de vrouwen zouden geen enkele prijs winnen, behalve bij het kunstschaatsenrijden. Slechts enkele spelen, zoals korfbal en golf worden gemengd gespeeld. Over het algemeen dus eerder het beeld van voorrechten dan van achteruitstelling, ware het niet dat vanwege de natuurlijke verschillen deze voorrechten als rechten gebillijkt worden. Men zou het rechttrekkend recht kunnen noemen. De eis van gelijke beloning voor gelijke arbeid zou terecht zijn wanneer de beloning geheel en al afgesteld werd op de arbeid. Dit is niet zo. Het loon van de man is, behalve op de markt, mede afgesteld op het onderhouden van een gezin. Overigens is de verhouding tussen loon en arbeid vrij willekeurig en ondoorzichtig. Een rechtvaardiger regeling is zeker mogelijk. Soms wordt door de overheid geen rekening gehouden met natuurlijke relevante verschillen. Tijdens de oorlog was het rantsoen van vrouwen en mannen gelijk, hoewel de voedselbehoefte van vrouwen ongeveer 85 procent is van die van mannen. In gezinnen zal dit niet tot onbillijkheden geleid hebben en de aanmerkelijk | |
[pagina 101]
| |
hogere sterfte van mannen in die tijd mag daaraan niet worden toegeschreven.
Bezien wij ten slotte enkele van de voornaamste eisen die nog op het programma van de emancipatie staan: crèches, legalisatie van de abortus, vergemakkelijking van de echtscheiding en het recht op arbeid. Al deze verlangens zijn in hun samenhang begrijpelijk. Het streven is de vrouw te bevrijden uit het keurslijf van huwelijk of gezin. De overbevolking vraagt kleine gezinnen; het kleine gezin, verstoken van hulp, opgeborgen in een flatwoning is maximaal geïsoleerd. De vrouw lijdt daaronder het meest. Niet zelden leidt dit tot emotionele verwaarlozing of zelfs tot mishandeling van het kind. Huwelijk, kinderen krijgen, kinderen verzorgen mogen niet door dwang tot last worden. Integendeel, het moeten bronnen van levensblijheid blijven. Het delen van de gezinstaak door vrouw en man, gezinshulp, samenwerking tussen buren, crèches op de werkplek, bijscholing van de vrouw na de jaren van kinderzorg, dit alles kan helpen. De vraag om legalisatie van de abortus werd door een belangrijk deel van de Staten Generaal verkeerd begrepen. Het gaat uitsluitend om de vraag of abortus, indien toegepast, op verantwoorde wijze moet geschieden of op onverantwoorde wijze. Met en zonder wet zal abortus af en toe op te lichte gronden worden toegepast. Zo zijn mensen. Daar is niets aan te doen. Zelfs niet door Staten Generaal. Recht op arbeid kennen wij in Nederland niet, evenmin als de plicht tot arbeid. Wel kennen wij het recht op passende arbeid met alle voor- en nadelen van dien. Wanneer de wetgever straks alle rechtmatige eisen heeft ingewilligd, wanneer ons rechtsbestel op het punt van gelijkgerechtigdheid vlekkeloos genoemd mag worden, is de emancipatie nog niet voltooid. Binnen het raam van elke wetgeving blijft een vrijheid over, een speelruimte om naar letter en geest van de wetten te leven en er gebruik van te maken. De wijze van leven van de mensen, hun gedrag, hun voorkeur voor bepaalde arbeid, hun wijze van denken en werken hangen af van hun aanleg en van hun opvoeding. De opvoeding kunnen wij wijzigen, de aanleg is gegeven. Deze aanleg is het onderwerp waar het nu verder over gaat. De natuurlijke, erfelijke aanleg van een organisme komt tot stand door de evolutie, een proces gedreven door mutaties en gericht door de selectie. Mutaties, dat zijn veranderingen in de erffactoren, zorgen voor graduele variaties in de eigenschappen van de organismen. De selectie bevordert automatisch de eigenschappen en graden van eigenschappen die het voortplantingsrendement bevorderen. Nemen wij als voorbeeld de temperatuurgevoeligheid. Er zijn soorten met een zo sterke voorkeur voor warme of voor koude klimaten, dat zij zich alleen in het klimaat van hun voorkeur voortplanten. De mens als soort is kosmopoliet, hij kan zich in alle klimaten handhaven. Niet omdat hij niet temperatuurgevoelig zou zijn, maar omdat deze eigenschap zodanig varieert, dat voor elk klimaat bepaalde groepen beschikbaar zijn die zich daarbij welbevinden en zich optimaal voortplanten. Bij de mens heeft deze variabiliteit van eigenschappen, die zo groot is dat alle mensen van elkaar verschillen (hun eigen individualiteit hebben) bovendien een beslissende betekenis voor onze wijze van mens-zijn, de cultuur. Wanneer alle mensen aan elkaar gelijk waren, dezelfde hersenen zouden hebben, dan zou er geen cultuur zijn. Voor de opbouw van de cultuur is de samenwerking nodig van zeer veel mensen en van zeer veel generaties van mensen, die ieder hun eigen mogelijkheden hebben. Wil er cultuur zijn, dan moeten de hersenen van elkaar verschillen, willen de hersenen van elkaar verschillen, dan moet de erfelijke aanleg van elkaar verschillen. Geslachtsklieren èn hersenen zijn de dragers van onze individualiteit èn van de cultuur. Al onze organen werken voor onszelf en brengen het zelfde produkt voort het gehele | |
[pagina 102]
| |
leven door, behalve de geslachtsklieren en de hersenen. Door hun individualiteit verzorgen zij de socialiteit, het begin, de voortgang, de rijkdom en het perspectief van onze samenleving. Gelijkheid en ongelijkheid zijn geen grillen van de natuur. Door de gelijkheid zijn wij mensen mèt elkaar, verstaan wij elkaar. Door de ongelijkheid kunnen wij tezamen wat geen enkeling voor zich alleen kan. Deze ongelijkheid is niet zo maar een nuance, die er verder niet toe doet, maar past in het mozaïek van het geheel. Door gelijkheid èn ongelijkheid is samenwerking mogelijk in bepaalde combinaties. In het verband van ons onderwerp is het nu van belang het volgende te stellen en te overwegen: 1. Vrouwen zijn, evenals mannen, een heterogene groep van mensen die onderling in mogelijkheden en wensen verschillen. 2. Vrouwen zijn, gemiddeld genomen, verschillend van mannen in wensen en mogelijkheden. 3. Deze verschillen zijn niet toevallig en willekeurig, maar zijn de grondslag voor wijzen van samenleving, zowel in de maatschappij als in huwelijk en gezin.
Overal en altijd heeft de mens in grotere groepen geleefd èn. in het kleinere verband van huwelijk en gezin. Dat zijn misschien geen goddelijke instellingen, maar zij berusten evenmin op luim of gril. Lichten wij nu onze zo juist geponeerde stellingen toe: 1. Vrouwen zijn onderling verschillend. Wil men eenheid op het emancipatiefront, ten einde voor allen het door allen gewenste te bereiken dan zal men met deze verschillen rekening moeten houden. Er is verschil in smaak, waardoor bij voorbeeld vrouwen belet worden aan bepaalde dolle vertoningen mee te doen. Er is verschil in politieke gezindheid en in politieke activiteit. Er zijn vrouwen die naar hun aard een geheel ander levensgevoel en levensdoel hebben dan de meerderheid: de masculiene vrouwen die een voorkeur hebben voor mannelijke activiteiten, wat op zichzelf huwelijk en gezin niet uitsluit; de transsexisten, die verkeerd ingehuisd, zich lichamelijk tot man willen laten omvormen; de homofiele vrouwen. Wanneer de grote meerderheid zich zou laten meeslepen door dergelijke kleine groepen met begrijpelijke, maar uitzonderlijke wensen, dan zouden de resultaten voor deze meerderheid wel eens zeer teleurstellend kunnen zijn. De verhouding tussen moeder en kind, vooral in de eerste levensjaren is voor het kind van uitzonderlijk belang. Ook in haar taak als moeder moet de vrouw worden vrij gelaten. 2. Vrouwen zijn, gemiddeld genomen, verschillend van mannen. We hebben het nu niet over de primaire geslachtsverschillen en hun mogelijke gevolgen als zwangerschap en wat daarop weer volgt, omdat deze genoegzaam bekend zijn. Secundaire geslachtsverschillen in vorm, functie en gedrag zijn bij de hogere organismen algemeen. Soms zijn zij nauwelijks waarneembaar, soms zeer groot. Er zijn dieren waarbij de verzorging van het broed geheel aan het mannetje wordt overgelaten, dieren waarbij deze taak gelijkelijk verdeeld is en dieren waarbij het mannetje er niet aan te pas komt. Bij de mens zijn de verschillen duidelijk, maar bepaald niet maximaal. Gradueel overtreffen de verschillen tussen man en vrouw nauwelijks of niet de onderlinge verschillen bij vrouwen of bij mannen. Er is een duidelijk overlappingsgebied. Er zijn verschillen die in het nadeel van de vrouw kunnen zijn zoals lichaamskracht en agressiviteit. De neiging van mannelijke dieren om daar geen misbruik van te maken is ook bij de mens, hoewel soms te zwak, aanwezig. Mogelijk is het de grondslag van de courtoisie die de man tegenover de vrouw behoort te betrachten. Andere verschillen zijn in het voordeel van de vrouw zoals de geringere criminaliteit en het gunstige morbiditeitspatroon, de lagere mortaliteit, de hogere potentiële leeftijd. | |
[pagina 103]
| |
Het verschil in gedrag en motivatie van het gedrag kan moeilijk aan een verschil in hersenopbouw worden toegeschreven. Naar aanleg zijn de hersenen van vrouw en man gelijk. Daarvoor pleit ook de gelijkheid van intellectuele prestaties vóór de puberteit. Het verschil in gedrag en motivatie van het gedrag moet worden toegeschreven aan de invloed van de geslachtshormonen op de hersenfunctie. Deze verschillen zijn, als alle verschillen, tot stand gekomen in het proces van de evolutie door een enige miljoenen jaren voortgezette selectie in het voordeel van het voortplantingsrendement. Deze verschillen in vorm, functie en gedrag kunnen wij het beste waarnemen tijdens de puberteit wanneer de produktie van geslachtshormonen aanmerkelijk toeneemt. Bij dieren en mensen kan men door castratie het ontstaan van de verschillen voorkómen of de verschillen ongedaan maken, maar ook door het toedienen van hormonen verhevigen. Hormoontoediening van het andere geslacht heeft het daarbij passende gevolg. Wij moeten nu ons beeld op drie punten nuanceren: 1. De ongelijkheid is slechts gedeeltelijk en heeft over het algemeen betrekking op de voortplantingsfunctie. Het meeste blijft gelijk, zozeer zelfs dat, met uitzondering van de min, vrouw en man alle taken en beroepen kunnen vervullen en elkaar in alle opzichten kunnen vervangen. 2. De hormoonproduktie varieert en daardoor ook de graad van masculiniteit of feminiteit bij de verschillende mensen, maar ook gedurende de levensloop van de enkele mens. In de ouderdom neemt de produktie af. 3. Alle hersenen zijn verschillend en reageren dus ook verschillend op de geslachtshormonen. Het verschillend zijn van de hersenen neemt in de loop van het leven toe door verschillen in ervaring.
Waarop is nu gedurende meer dan een miljoen jaren de selectie van de geslachtsverschillen gericht geweest? Op een in de regel zeer scherpe verdeling van taken waarbij de vrouw, meer gebonden aan huis en hof, de meer continuele taken vervulde, die zorg, toewijding en geduld vergden en de man zorgde voor de jacht en voor de veiligheid, taken die een meer explosieve en agressieve actie eisten. Een verschil dus in temperament, zeker niet in intelligentie. Oplettendheid, omzichtigheid en geduld stelden de vrouw in staat het initiatief te nemen bij de ontwikkeling van tuinbouw, landbouw en visserij. De chairè phyllon, ons kervel, het verblijdend blad, de moeskruiden, door de vrouw verzameld om het dieet te verrijken, werd het begin van de agrarische revolutie, de enige grote vooruitgang in de geschiedenis, die tot heden alle mensen ten goede is gekomen. De mannen ontwikkelden bij de jacht en bij burentwisten een onderlinge solidariteit, waaraan begrippen als eer, trouw en moed verbonden zijn. Wanneer de mannen de strijd verloren hadden en dus gedood waren, moesten de vrouwen hun taak overnemen. Aangezien het dan eerst recht een strijd op leven en dood werd, zal het spelelement dat zelfs in de oorlogen van mannen nog altijd aanwezig is, moeten verdwijnen en zal list tegenover brute kracht, zoals Jaël tegen Sisera in de strijd van Debora aanwendde, de kansen moeten keren. Nuances in methoden om belangrijke doelen te bereiken kunnen wellicht geleid hebben tot de aanklacht van zogenaamd onlogisch denken door vrouwen, poëtisch vastgelegd door Shakespeare: ‘I have no other but a woman's reason I think it so because I think it so’, maar dat in onze gedachtengang eerder beschouwd moet worden als een poging om het zogenaamde logische denken van de man te compenseren. De gedachte dat de secundaire geslachtsverschillen cultureel bepaald zouden worden berust op onwetenheid of vooroordeel. Reeds voor de geboorte zijn er verschillen in groeitempo, ontwikkelingstempo en in mortaliteit. Het jongetje groeit sneller, het meisje ontwik- | |
[pagina 104]
| |
kelt zich sneller en de jongetjes hebben zowel voor als na de geboorte een hogere mortaliteit. Ook gedragsverschillen zijn erfelijk bepaald maar kunnen door culturele invloeden bevorderd, verrijkt of geremd worden. Het belangrijkste, zelden genoemde, verschil tussen de meeste vrouwen en mannen is de door de geslachtshormonen in de hersenen geinduceerde affiniteit tussen vrouw en man, de verliefdheid, een voorbijgaand, maar voor herhaling vatbaar organisch bepaald gebeuren dat bij alle volken en in alle tijden in de regel leidt tot huwelijk en gezin, dat wil zeggen tot een doelgemeenschap en lotsverbondenheid. Mensen die met elkaar omgaan, die samenwerken, die een gemeenschappelijk doel nastreven, kunnen elkaar gaan liefhebben. Anders dan verliefdheid heeft liefde niets met hormonen te maken. ‘De liefde heeft het edel hart tot woning
Gelijk de wijze dichter heeft geschreven’.
(Guido Guinizelli).
Huwelijk en gezin mogen door verliefdheid beginnen, zij worden door liefde in stand gehouden, de liefde die toegevend is, zichzelf niet zoekt, geen kwaad denkt en dus een beetje blind is. Huwelijk en gezin zijn tere structuren, gemakkelijk weg te blazen, met en zonder burgerlijke stand. Maar het zijn de enige structuren waarin echte liefde, niet berekenende toewijding, de mens voor een overmaat aan zelfzucht bewaart. De band tussen vrouw en man is veel hechter dan tussen vrouwen onderling en mannen onderling. Uitzonderingen daargelaten. Zelfs algemeen erkende aanspraken op mannelijke superioriteit kunnen samengaan met een groot wederzijds respect, zoals in het Israël dat de Bijbel ons beschrijft. Dit respect, nauwelijks iets anders, voor vrouw en man met ieder hun hebbelijkheden, moet leiden tot een echte emancipatie. Dit respect, niet in het minst ook voor die vrouw die gewoon als huisvrouw haar gezin wil verzorgen en die de waardering verdient haar toegekend in het laatste hoofdstuk van Spreuken, dat begint met een vraag: ‘Wie zal een deugdelijke huisvrouw vinden?
Haar waarde gaat ver boven 't schoonst bezit’,
en eindigt met een wens: ‘Geef haar van de vrucht van haar handen
en laat haar werken haar prijzen in de poorten’.
|
|