De Gids. Jaargang 139
(1976)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 647]
| |
Rudolf Geel
| |
4/7Waaraan ligt het dat ik van verval houd, van dingen die geen functie meer hebben of althans niet meer de functie waarvoor ze werden gebouwd of ontworpen? Die langzaam wegzakken, uit elkaar vallen, overwoekerd raken door schimmels, afbladderen en vrijwel geheel onzichtbaar worden in de natuur die ze in zich opneemt? Het Château La Brousse is weinig aanzienlijk. Een nog vrij recent paleisje middenin het boerenland. Er is een uitgestrekte tuin en er staan bomen omheen. Op twintig meter een paar woonhuizen, daartussen een kerkje. In deze kleine gemeenschap lopen nog wel een paar mensen hun afvalrace tegen de tijd. Toch duurt het niet lang meer voor de laatste afhaakt: de kerkklok zal al wel niet meer luiden, de kasteelheer (paleisdirecteur) is elders gaan wonen. Zelfs de geest van zijn vader heeft de kelders verlaten. De vroegere vazallen hebben zich van het hoofdgebouw meester gemaakt en zijn vazallen gebleven. Ik ben daar dus niet weg te slaan. (Hoewel een woeste hond nog wel wil helpen.) Wat zoek ik tussen de vergane glorie? Waarom maakt het mij tevreden dat dit paleisje in de vernieling raakt? Is het een soort genoegdoening voor mijn eigen verjaren? Of een gevoel van verbondenheid? Werkt de verbinding tussen eeuwen durende afbraak en de bevrediging van esthetische ge- | |
[pagina 648]
| |
voelens als een tijdelijke troost? Het middeleeuwse Dinan heeft zijn oorspronkelijke functies behouden. En dat geeft een ander gevoel: het vertedert. Een modern leven binnen behuizingen die een tikkeltje te klein zijn om de hi-fi installatie tot zijn recht te laten komen. Mijn vriend, de mediaevist H. zou in zo'n huisje willen wonen, maar hij past er niet in. Omdat hier het leven verdergaat in de gestalte van het oude, is er eigenlijk niets anders aan de hand dan het toeval. Dat laatste vind je overal en daarom is het niet werkelijk interessant. Iemand vertelde mij over een ontmoeting die niet voor de hand lag, eenvoudig niet kon. Maar zie, toch kwam hij de ander tegen die hij vijfduizend kilometer verder waande. Er zijn schrijvers die zich in hun boekwerken van dit soort toeval bedienen, en daarom niet belangwekkend zijn. Het leven is toeval, de kunst opzet. Het is de kunst opzet als toeval en toeval als opzet te presenteren. Behalve opzet is er de ijzeren wet. De ondergang van La Brousse valt daar onder. En ook Dinan gaat eens die weg. Misschien staat daar dan een van mijn kleinkinderen te kijken met een soort gevoel dat hij niet precies kan thuisbrengen, maar waarvan hij weet dat zijn bestaan ervan doortrokken is. | |
8/7Joseph, onze boerenbuurman, wijst ons ernstig, zij het met gepaste trots, op een koppel Volendammer poppen, die hij ten geschenke heeft gekregen van Nederlanders die het vorig jaar ons huis bewoonden. Ook een aardig Urker wandkleedje ontbreekt niet. Om deze inboedel te completeren zullen wij hem een Molen cadeau doen, of een opklapbaar bollenveld. Joseph, klein en breed, racet op zijn fiets door het land als eenmaal de Breton Jean Robic, die de clown werd genoemd van de Tourkaravaan. Joseph is een beetje dom om de leukste te zijn. Hij denkt dat de wereld geen grapje is. Misschien komt dat wel doordat hij niet kan lezen. | |
10/7Zag zojuist een nijlpaard in de zwembadwagen van het Cirque la Gaiété. Hij kon niet voor of achteruit. Wat zou zo'n nijlpaard voor kunstjes kunnen? Kan hij bij voorbeeld door een hoepel springen? Koorddansen? Met zijn poot op de grond stampen bij het opzeggen van de tafel van zeven? Kortom, het onvertoonde vertonen? Vroeger hield ik van het cirkus. Mijn vader nam mij met mijn vriendjes mee naar Strassburger, dat's winters in Carré speelde. Nu rijd ik nog wel eens door Hilversum, waar het winterkwartier van dit vermaarde cirkus was gevestigd. De wagens staan er nog steeds. Als ik het goed heb wonen er ook mensen. De plaats is vervallen en ontredderd. Ik voel mij er altijd aangedaan. | |
11/7Elders aan de kust een nieuwe ontmoeting hedenmorgen met Hippopotamusje in zijn veel te kleine hok. Hij hing er nu zelfs een beetje buiten, terwijl zijn oppasser hem schoonspoot. Wat is de Nijl toch ver als je dit ziet. Ik had hem een nekschot willen geven, zo treurig vegeteerde hij daar. Een kort onderzoek bracht aan het licht dat zijn optreden bestaat uit een ‘visite’ aan het publiek. Zich laten bekijken is alles wat hij kan. De meeste mensen hebben wel een nijlpaard gezien in een dierentuin. Hier, op het zaagsel, kan hij verder maar één functie hebben: hij is er om de toeschouwer te laten lachen. Hij eet 150 kilo aardappels per dag. Toch gedroeg hij zich | |
[pagina 649]
| |
alsof ze hem niet meer dan 15 stuks voerden. | |
13/7Binnen de brokstukken van de vier muren van een kasteelruïne te Notre Dame de Guildo verbouwt een boer, beschut tegen de wind, zijn graan. Vanuit de best bewaard gebleven toren kijken wij uit over de zee. Onmiddellijk onttrekken zich enige jonkvrouwen aan de muren en beginnen ons te strelen. Voor de brokstukken van de open haard een minnezanger. Mijn blik op het verleden, gestuurd door de erotische cinemascoopfilm die op dit soort ogenblikken door mijn hoofd raast, doet nu vergezichten verschijnen van toernooien, moord en doodslag, hoofse woorden, op hijgerige toon uitgesproken, en belegeringen. Wanneer het woord ‘fin’ in zicht komt, keer ik terug tot mijzelf, moeizaam rondklauterend tussen brokstukken. | |
16/7‘Les ruines du château de la Hunaudaie s'élèvent dans un cadre solitaire et boisé. Imposantes et sévères, elles reflètent encore la puissance des grands seigneurs, égaux des Rohan, qui s' édifièrent.’ En alweer vergist de maker van de gids zich niet. Restauratie van de brug die toegang geeft tot het kasteel is thans in volle gang. Order voor bewakerspetten ook al uitbesteed. Kaartjes worden reeds gedrukt. Waarom heb ik een niet te stuiten behoefte door te dringen in het verleden? Maar wat is het verleden? Het verleden is een vervallen kasteel, een bij toeval ontdekte menhir, die toch feitelijk ook niet veel meer is dan een uit de kluiten gewassen steen die H. niet vermag om te duwen. Maar jawel. Opa heeft werkelijk geleefd! En dus zal het voor onze opvolgers wel zo zijn dat ook wij eens geleefd hebben. Het verleden is een kwestie van suggestie: een ruïne is niet een kasteel, maar een kasteel dat op die plaats gestaan heeft, zoals een sinaasappelschil een aanwijzing is dat iemand de inhoud ervan heeft gegeten. Wat de kastelen zelf betreft: eens kwam voor vrijwel iedere burcht de tijd waarop hij werd ontmanteld. De laatste eigenaar werd met de harde hand van de techniek verwittigd van het feit dat al dat gedoe met ophaalbruggen, driedubbeldikke poorten, slotgrachten en smalle raampjes opschepperij was, machtsvertoon, pracht en praal. Gedoe. En toch, aan de voet van zo'n brok steen raak ik altijd op een onverklaarbare manier opgewonden, geladen met spanning, alsof er iets staat te gebeuren. Een gevoel van verwachting, alsof het geheimzinnige heimwee naar wat ik nooit gekend heb (daarom winden sinaasappelschillen mij niet op) op een eclatante wijze zal worden opgelost. Het volgende verhaal is daarbij van belang: onze vriend K. rijdt in de Dordogne naar een middeleeuws kasteel toe. Plotseling is de weg bezaaid met voetvolk, terwijl geharnaste ridders op paarden tussen de bomen verschijnen. Dat was wel even een merkwaardige gewaarwording voor K. Alsof hij de graal zonder er bewust naar te zoeken toch nog had gevonden. Maar wat betekent bewustzijn bij dit soort zaken? De tijden schoven ineen en verenigde twintigste-eeuwer en zijn zoveel minder geleerde broeder. H. paste opeens in een middeleeuws huisje in de Rue de Jerzual te Dinan. De zwarte pest stak op en er was niet op gerekend. Boven de sombere torens van het door | |
[pagina 650]
| |
K. te doorzoeken kasteel verschenen de eerste vliegtuigen met serum. Goed, ze waren daar dus bezig een film op te nemen. En K. begreep dat ook wel. Hij begreep het zelfs meteen, zoals ik het zou hebben begrepen. Toch zou ik op een dergelijk moment willen geloven in de illusie. Daar helpt geen wetenschappelijke methodologie tegen. Niet de ruïnes zelf zijn interessant, maar de verbeelding die ze uit het puin verheft. En zo sta ik in het uitgeholde raam van de toren te Guildo en kijk uit over de zee. In de verte drijft een vissersboot. Verplaatsen wij ons naar de middeleeuwen. Vanuit zee nadert een scheepje het in nevelen gehulde slot. De schipper zet koers naar een haven. Even slechts stelt hij zich voor hoe hij dit lustslot binnendringt en de jonkvrouw schoffeert. Daarop komt alles altijd weer neer. Ik verdenk zelfs H. er wel eens heel voorzichtig van dat het hem daarom is begonnen. | |
28/7Begin gemaakt met de studie van middeleeuwse fortificaties, in het bijzonder van het probleem van het zich ontlasten tijdens een belegering. Allereerst kunnen wij vaststellen dat de middeleeuwse mens zich inderdaad ontlastte en wel, bij belegering, binnen de muren van de benarde veste. Dit te meer omdat een zich eventueel buiten de poort begeven met het doel zich van verwerkt voedsel te ontdoen, bijzondere consequenties met zich kon meebrengen voor wat betreft de frequentie van de ontlasting in de nabije toekomst, ja zelfs ertoe zou kunnen leiden dat deze geheel tot stilstand was gebracht. In het Fort de la Latte is van de nood een deugd gemaakt. Privaat, dat wil zeggen nis met zitje waarin een rond gat, bevindt zich in de buitenmuur. Ontlasting valt onmiddellijk in zee of op het hoofd van de aanstormende vijand. In de nooit ingenomen donjon in het midden van hetzelfde fort is het toilet op enigszins bescheiden wijze weggewerkt. Dat wil zeggen: in de onderste zaal, voor het betere volk. In de veel donkere zaal daarboven, bestemd voor het gewone voetvolk dat met pek moest gooien van de transen, is het schijtgat in de rond lopende muur van het vertrek zelf aangebracht. Zo zien wij weer eens: hoe hoger gestegen, hoe eenzamer het poepen. In de hiervoor al genoemde ruïne te Guildo, bevindt zich in de best geconserveerde toren, als belangrijkste levensteken van weleer, een eveneens in steen gemetselde plee. Behalve dit stookgaten en overblijfsels van open haarden. Is dit toevallig? Onze tijdreizen, die niets anders zijn dan reizen in de eigen tijd, brengen niets anders terug dan de bewijzen van de eenvoudigste levensbehoeften: geen luitspel, niet de verfijnde kunst van het op een verjaardagsfeestje heimelijk ontsluiten van buurvrouws kuisheidsgordel. Geen toernooien, twisten, oorlogen of hoofse gedichten: maar vuur om de ledematen te verwarmen en het eten te koken en een plee om het weer kwijt te raken. Al met al blijft het een onsmakelijk gedoe: je zit met dertig man in een bedompte ruimte. Drie soldaten warmen olie om de vijand als patat te bakken. Een van de manschappen laat zijn broek zakken. Het gesprek gaat door. Die gesprekken zijn natuurlijk verstomd. De vijand heeft fototoestellen en wordt rondgeleid door een goedige dikzak met een pet. De zalen zijn leeg. Op mijn voorstel gaan mijn zoon en die van H. even authentiek door de muur piesen. Foto | |
[pagina 651]
| |
genomen. Terug van mijn uitstapje naar het verleden. Rest de wetenschap om al het hierboven opgemerkte te gronden. | |
29/7Nieuwe onderzoekingen in de ruïne te Guildo (tussen de brandnetels slingert een smal pad. Het groen blijkt een voortreffelijk geslaagde camouflage voor nog veel meer fragmenten) levert een aantal van nog vier plees op. Wat is dit voor soort slot? Een kliniek voor darmlijders?
Een niet geringe vrede is over ons gekomen, nu vlak voor we weggaan, zodat hij niet lang zal duren. Zojuist twee restaurants tegelijk besproken (één voor het verliezen). Ik voorvoel welk heimwee naar dit landschap mij straks zal bevangen. Een mens heeft een maand nodig om uit te rusten van een jaar. Daar rijdt hij, op weg naar zijn vakantieoord. Het kost hem een week om over de reis heen te komen. Dan heeft hij nog drie weken voor zijn broodnodige rust. Dat is één week te weinig. Hij besluit in één dag terug te rijden, hoewel hij er heen twee dagen over deed. Hij heeft nu twee weken nodig om te bekomen van die sportprestatie. In totaal komt hij nu alweer drie weken vakantie tekort. Die drie weken heeft hij zojuist achter de rug, maar het heeft niets mogen helpen. Thuisgekomen is hij nog even moe. | |
30/7Boot met zeil waarbinnen 20 watts lamp (f 17,50) overhandigd aan buren, als afscheidsgeschenk. De kitsch heeft ontroering teweeggebracht en is kunst geworden. Buiten loeit een koe om water. |
|