A. de Froe
Hoe nu de vreemdeling bejegenen?Ga naar voetnoot+
Wij raadplegen het Oude Testament:
A. Met eenerlei maat:
De vreemdeling, die als vreemdeling bij U verkeert, - gij zult hem liefhebben als uzelven. (Leviticus 19:34).
Gij zult het recht van den Vreemdeling niet buigen. (Deuteronomium 24:17).
Het nalezen van akker en gaarde: de opbrengst daarvan is voor de weduwe, de wees en de vreemdeling (Deuteronomium 24:19-21).
Ook zult gij geen geschenk nemen; want het geschenk verblindt de zienden, en het verkeert de zaak der rechtvaardigen. Gij zult ook den vreemdeling niet onderdrukken; want gijlieden kent het gemoed des vreemdelings, dewijl gij vreemdelingen zijt geweest in Egypteland. (Exodus 23:8-9).
B. Met tweeërlei maat (den Heere Uw God een gruwel. (Deuteronomium 25:13-16):
Gij zult geen dood aas eten; den vreemdeling zult gij het geven of verkopen, dat hij het ete; want gij zijt een heilig volk (Deuteronomium 14:21).
Gij nu zult mij heilige lieden zijn: daarom zult gij geen vleesch eten dat op het veld gescheurd is; gij zult het den hond voorwerpen. (Exodus 22:31).
Aan den vreemde zult gij woekeren, maar aan Uw broeder zult gij niet woekeren; opdat U de Heere Uw God zegene. (Deuteronomium 23:20).
3000 jaar geleden werd ons van Hogerhand de keus gelaten. Is de beslissing van belang?:
De Heere zal U tot een hoofd maken en niet tot een staart wanneer gij hooren zult naar de geboden des Heeren, uws Gods. (Deuteronomium 28:13).
Maar, met alle eerbied, wanneer de kop, wanneer de staart? En wat dan nog? |
-
voetnoot+
- A. DE FROE. Geb. 1907. Emeritus hoogleraar in de antropobiologie en menselijke erfelijkheidsleer aan de Universiteit van Amsterdam. Redacteur van De Gids sinds 1962.
|