De Gids. Jaargang 139
(1976)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 623]
| |
H.M. Ruitenbeek Vorsten op de sofaGa naar voetnoot+In psychologische (of zelfs psychoanalytische) beschouwingen over het leven van belangrijke vorstelijke figuren dienen twee zaken voor ogen te worden gehouden. De tweede zaak is veel gecompliceerder aangezien het hier de weerzin van vorstelijke figuren en hun nakomelingen betreft tegen het in de openbaarheid brengen van hun persoonlijke eigenschappen en geheimen. In dit opzicht spant het Huis van Oranje wel de kroon. De enige biografieën van enig belang over een Oranje van formaat handelen over Koning-Stadhouder Willem III en zijn alle geschreven door Engelse historici bij wie altijd veel minder schroom heeft bestaan om hun vorsten uit heden of verleden gedetailleerd te beschrijven.Ga naar eind4. Dit betekent niet dat zij de leden van het Engelse vorstenhuis op een psychohistorische wijze hebben benaderd, maar in elk geval scheidden zij niet het soort zwakzinnige, pluimstrijkende biografieën (een belediging voor lezers en wetenschapsmensen tegelijk) af als bij voorbeeld de biografie die Thijs Booy over koningin Wilhelmina schreefGa naar eind5., zo over goten met zoete lieflijkheid en gouden glans dat je je afvraagt of het Huis van Oranje wel ooit iets onaangenaams is overkomen. Thijs Booy zou er, de positie van prins Hendrik, de prins-gemaal van koningin Wilhelmina, kennende, beter aan hebben gedaan over hem te zwijgen. In de vijfendertig jaar dat Wilhelmina met Hendrik getrouwd is geweest heeft zij waarschijnlijk nog geen minuut tijd, laat staan gene- | |
[pagina 624]
| |
genheid, aan hem besteed. Dat de man zich diep ongelukkig voelde, was in Nederland algemeen bekend. Het enige dat hij mocht doen was als voorzitter van het Rode Kruis fungeren (hetgeen niets betekent aangezien een dergelijk bureaucratisch lichaam zichzelf bestuurt) en rondparaderen in padvindersuniform, want ook over de padvinders had hij zich mogen ontfermen. Om met Thijs Booy te spreken (en de enige woorden citerend die Wilhelmina in zijn boek aan Hendrik wijdt!) ‘...hij had zo'n goed hart, hij stond ongewapend in het leven, terwijl dat, omdat zoveel mensen niet goed zijn, niet kan. Hij vertrouwde iedereen en was bereid voor iedereen op te komen, zo was hij; en dan zijn eenvoud. Hij was nu werkelijk in alle dingen de eenvoud zelve.’Ga naar eind6. Zie zo, daarmee zijn vijfendertig gelukkige(?) jaren afgedaan. Eenvoud? Zij heeft hem nooit de gelegenheid gegeven iets van haar geld uit te geven en hij moest zich tot zijn eigen familie wenden om althans over enige eigen financiële middelen te kunnen beschikken. Voortdurend en met opzet werd hij naar de achtergrond gedrongen waar hij als een onbetekenend aanhangsel mocht rondwaren. Jammer genoeg heeft koningin Juliana zelf de mythe van de gelukkige vader in stand gehouden en niemand, maar dan ook helemaal niemand onder de huidige Nederlandse historici heeft ooit maar getracht dit trieste verhaal op waarheidsgehalte te beproeven.
Hoe staat het met biografieën over de Oranjes uit de negentiende eeuw? Dat niemand een levensbeschrijving heeft gegeven of heeft willen geven van onze laatste beschamende koning Willem III zal geen mens verbazen. Hij was een bullebak en bezat alle slechte eigenschappen van de Romanofs via zijn moeder koningin Anna Paulowna. Hij was autoritair, geloofde eigenlijk niet in de constitutionele monarchie (gelukkig had hij geen keus), was een slecht echtgenoot en vader en bezat geen compenserende kwaliteiten. Zijn eerste vrouw, koningin Sofia, behandelde hij slecht; wonderlijk genoeg was zij nu juist de enige aan het hof die geestelijk ver boven de rest uitstak en onze achting verdient. Het was een levendige, geestige en intellectuele (een kwaliteit waar de Oranjes niet van beschuldigd kunnen worden) vrouw. Zij was een tante van prinses Mathilde Bonaparte met wie zij de hele periode van het Second Empire door contact onderhield. Uit een brief aan prinses MathildeGa naar eind7. spreekt duidelijk de bitterheid die zij ten aanzien van haar echtgenoot voelde. Na Willems maîtresse van dat moment, Madame Musard, ten tonele te hebben gevoerd schrijft ze: ‘Hij heeft zijn hele paleis leeggehaald, alle mooie meubelen zijn weg, hij heeft haar de diamanten geschonken die wij van onze grootmoeder hebben geërfd. Alles, alles! En mijn kinderen hebben niets... ik heb hem de helft van mijn Nederlandse inkomen gegeven om (mijn zoon) Alex bij me te kunnen houden en nu heb ik, als koningin der Nederlanden, 18 000 gulden...’ Niemand heeft over haar geschreven, of over de lastige kroonprins Willem bijgenaamd ‘le Prince Citron’, die, toen hij niet met een charmante hertogin van Limburg Stirum mocht trouwen naar Parijs vluchtte en daar tot het einde van zijn dagen bleef. De jongste zoon, Alexander, was al niet veel gelukkiger. Niemand heeft over hem geschreven. Door koningin Wilhelmina wordt hij afgedaan als ‘een zenuwpatiënt’ maar hij lijkt wat zijn intellectuele en literaire belangstelling betreft toch een uitzondering onder de Oranjes te hebben gevormd. Verdrongen, omdat hij waarschijnlijk homofiel was?Ga naar eind8.
Tot zover de taboes in de geschiedenis van de Oranjes. We gaan de twintigste eeuw in en zien drie vrouwen en een man in het Huis van Oranje. Emma en Wilhelmina, het kind Juliana en Prins Hendrik. Deze vrouwen, die allesbehalve geëmancipeerd zijn maar toch op de troon gekomen zijn, hebben een merkwaardige eigenschap gemeen. Ook koningin Victoria is daar een voorbeeld van. Zij bewijzen allen lippendienst aan hun echtgenoten en oefenen tezelfdertijd enor- | |
[pagina 625]
| |
me macht over hen uit. Victoria bestuurde bij voorbeeld haar gezin en familie met ijzeren hand, ontmande praktisch haar zoon Edward, maar bleef niettemin spreken over haar ‘liefste Albert’ of ‘lieve pappa’, richtte honderden monumenten op te zijner ere, maar weigerde een fractie van haar macht af te staan aan haar zoon en bereidde hem nooit voor op zijn latere bestemming, zijn koningschap. Zonder twijfel oefenden Emma en Wilhelmina dezelfde macht uit; geëmancipeerde vrouwen waren het niet en zij hielden hun echtgenoten klein. Prins Hendrik ervoer dat vijfendertig jaar lang. Elke prins-gemaal verkeert in dezelfde situatie. Prins Philip van Engeland draagt moedig zijn lot, maar soms krijg je de indruk dat ook hij uit zijn vel zou kunnen springen. Dan zijn er in het midden van de jaren dertig nog twee vrouwen over in het Huis van Oranje en de situatie is natuurlijk desperaat (de Duitse tak is in 1918 van opvolging uitgesloten). Intrede van Prins Bernhard von Lippe-Biesterfeld. Een ongewoon charmante en openhartige man, in tegenstelling tot de twee vrouwen met wie hij zijn leven zal gaan delen. Hij is zeer onderhoudend en praat graag. Maatschappelijk en economisch bezien beschikt hij over uitstekende relaties. Hij heeft een belangrijke functie bij I.G. Farben in Parijs en veel zakelijke contacten. Ongetwijfeld heeft Bernhard beseft welke beperkingen hem als prins-gemaal zouden worden opgelegd. Waarom dan een veelbelovende carrière bij I.G. Farben opgeven om een vrouw te trouwen die weliswaar één der rijkste vrouwen ter wereld zou worden, maar zeker niet van plan was die rijkdom met hem te delen? Is het mogelijk dat hij zich realiseerde dat een dergelijk huwelijk hem mogelijkheden kon bieden die, als hij het goed speelde, hem meer zouden opleveren dan enige functie in het zakenleven? Hij was allerminst van plan zich in de rol van prins Hendrik te laten drukken en verlangde nadrukkelijk een eigen inkomen uit de staatskas. Dit zijn bekende feiten. Maar voor een psychohistorie van prins Bernhard is meer nodig. Er bestaat alleen de society-biografie van Alden Hatch, Bernhard, Prince of the Netherlands, waarin prins Bernhard wel veel vertelt dat voor een psychohistoricus interessant materiaal vormt, maar dat materiaal blijft niettemin zeer beperkt.
Prins Bernard is afkomstig uit een betrekkelijk onbekende Duitse vorstenfamilie. Hij was gewend om te gaan met dominerende vrouwen want ook zijn moeder, Prinses Armgard, behoorde tot dat slag vrouwen en hij was zonder twijfel haar oogappel. Hij was het oudste kind. In 1914, toen hij drie jaar oud was, werd zijn broer Prins Aschwin geboren en Bernhard had de grootste moeite met de komst van de nieuweling in het gezin en vertelt hierover een opmerkelijk incidentGa naar eind9.: ‘Bernhard herinnert zich ... de eerste keer dat hij zijn broer Aschwin zag die in 1914 werd geboren toen hij zelf drie jaar was. De baby werd in een ouderwetse wieg de grote hal van Reckenwalde binnengebracht en op de vloer gezet. Bernhard had nog nooit een baby gezien. Met de charmante impulsiviteit van een kind rende hij met wapperende blonde krullen op de wieg toe en probeerde zijn kleine broertje met een zwaar stuk speelgoed het hoofd in te slaan. Net op tijd kon zijn vader z'n arm grijpen en voorkwam zo dat Aschwins gezicht in elkaar werd getimmerd.’. Hatch doet het incident af als ‘de charmante impulsiviteit van een kind’, maar het is meer dan dat: het is het teken van het begin van een overigens verre van abnormale rivaliteit tussen Bernhard en zijn broer. De kleine Bernhard was duidelijk erg jaloers op de nieuwe baby en is waarschijnlijk ook later wraakgevoelens tegen hem blijven koesteren zoals uit de volgende voorbeelden blijkt:Ga naar eind10. ‘... Toen Aschwin wat ouder werd kon hij af en toe hevige driftbuien krijgen. Bernhard sarde hem dikwijls tot Aschwin zich in blinde woede op hem stortte met alles wat onder handbereik lag en als wapen kon dienen: een speelgoedbijltje, een pennemes of een of ander zwaar voorwerp. | |
[pagina 626]
| |
Bernhard zorgde er wel altijd voor dicht bij de deur te staan, schoot dan naar buiten en hield de deur dicht terwijl Aschwin aan de andere kant stond te schreeuwen en te brullen. Eenmaal lukte zijn opzet niet helemaal en Aschwin sneed met een tomahawk zijn oor bijna af om vervolgens in snikken uit te barsten.’ Bernhard weet dit aan een ‘wrede trek in zichzelf’ en zei dat hij bij tijden hetzelfde met zijn vrouw en kinderen heeft geprobeerd, die nu echter weten hoe zij op zijn provocaties moeten reageren. De impulsiviteit en de consistentie in zijn karakter dateren uit zijn vroegste kinderjaren. Waarschijnlijk probeert hij nog steeds prins Aschwin te overheersen, zoals uit het volgende voorval blijkt. Ashwin maakt, op weg naar Soestdijk voor een door de koningin bijeengeroepen familieraad na het rapport van de commissie-Donner, een tussenlanding op London Airport en een verslaggever stelt hem een paar vragen over de netelige kwestieGa naar eind11.: ‘Reporter bestürmten den Prinzen Aschwin auf dem Londoner Flughafen: “Was sagen Sie zu den Skandal?” “Gar nichts” sagte Prinz Ashwin. “Sie haben keine Meinung?” “O, doch” antwortete der Prinz “aber nach Rückensprache mit meinem Bruder halte ich den Mund.”’ De rivaliteit tussen de broers is duidelijk. Aschwin rebelleert - ‘O doch’ - maar doet dat niet openlijk. Onthullend is ook de uitspraak van prinses Armgard over de relatie tussen haar twee zoons. ‘Een groter tegenstelling was niet denkbaar. Aschwin gaf nooit veel om sport of om kleren of eten. Bernhard wijdde zich daarentegen met hart en ziel aan zijn uitverkoren takken van sport. Hij was bijzonder kieskeurig ten aanzien van de kleren die hij droeg, die kwamen altijd uit Engeland al vanaf de tijd dat hij klein was (cursivering van mij - hmr). En hij hield van het goede des levens - lekker eten en goede wijnen. De jongens kregen precies evenveel zakgeld, maar Bernhard had altijd geld genoeg en geen schulden terwijl Aschwin voortdurend platzak was. Niemand wist waar zijn geld bleef, hij zelf wel het minst.’Ga naar eind12. Wat gebeurde er met het zakgeld, van de kleine Aschwin? Niemand kon daar een verklaring voor geven, hij zelf zeker niet. Is het mogelijk dat Bernhard kans zag Aschwin zijn geld afhandig te maken? In deze woorden van Prinses Armgard valt ook Bernhards extravagantie op die zich blijkbaar reeds op jonge leeftijd manifesteerde. Zo'n neiging tot extravagentie zal zeker niet op prijs worden gesteld door Juliana die haar eigen schoonzoon Pieter van Vollenhoven eens onderhield over het feit dat hij twaalf overhemden tegelijk had gekocht in Den Haag. De gevolgtrekking dringt zich op dat prins Bernhard altijd geld nodig heeft gehad om zijn dure, aristocratische levenswijze te bekostigen en meer belang hechtte aan stand ophouden dan aan een sluitend budget. De Oranjes hebben zich in deze altijd meer gericht naar manier van leven van de bourgeoisie. Bernhards dure levenswijze zou ook gezien kunnen worden als een reactie op de zuinigheid van zijn schoonmoeder en echtgenote. De jeugdervaringen van een man die voorzitter is geweest van het World Wildlife Fund werpen ook een wat merkwaardig licht op zijn houding ten aanzien van ‘Wildlife’. Opnieuw HatchGa naar eind13.: ‘Een van Prins Bernhards uitverkoren sporten is altijd de jacht geweest. (cursivering van mij-hmr). Zijn eerste ervaring heeft daarvoor gezorgd. Op zijn veertiende verjaardag kreeg hij van zijn vader een echt jachtgeweer - hij had al eerder leren schieten met een .22. In de daaropvolgende herfst werd prins Bernhard sr. uitgenodigd om met een vriend in Pommeren op de hertenjacht te gaan en hij nam zijn zoon mee.’ Als we mèt Freud geloven dat patronen uit de kinderjaren in hoge mate het leven van de volwassene bepalen lijkt het op het eerste gezicht nogal merkwaardig dat de prins zich heeft opgeworpen als de grote beschermer van het ‘Wildlife’, wanneer tenminste over het hoofd wordt gezien dat als je wilt blijven jagen er ook dieren moeten blijven bestaan om op te jagen. De | |
[pagina 627]
| |
verbinding World Wildlife Fund - dierenliefde lijkt in het geval van Bernhard dan ook nauwelijks van toepassing. Een voorbeeld van Bernhards dierenliefde: ‘Het begon er allemaal mee dat een poes een paar kleine nachtegaaltjes opat. Tijdens zijn paasvakantie had Bernhard ze liefdevol groter en groter zien worden. Op een ochtend kwam hij buiten en vond een welgedane poes tevreden bij de restanten van het nest zitten. In blinde woede en verdriet holde hij het huis weer in om zijn .22. te pakken en joeg de poes achterna. Deze schoot weg als een pijl uit een boog. Bernhard er achteraan maar hij slaagde er niet in een schot te lossen tot de poes zijn eigen huis had bereikt. Toen hij daar even in de deuropening bleef zitten schoot hij hem door de kop.’Ga naar eind14. Daarmee is het World Wildlife Fund dan afgedaan, wat mij betreft.
Gegeven de beperktheid van het materiaal is het nauwelijks verantwoord klinische hypotheses over de prins te poneren. Ik zou hem in elk geval willen beschouwen als een man met bepaalde narcistische trekken. Helaas is het materiaal te mager om dit werkelijk te bevestigen. Maar zijn extravagantie, zijn nodeloze overmoed, zijn liefde voor uniformen (zijn exhibitionisme) en niet te vergeten zijn liefde voor snelle auto's en vliegtuigen wijzen in die richting. Een sprekend voorbeeld is het incident waarbij de Prins bijna het leven liet in een nodeloze manoeuvre om zichzelf te bewijzen zonder acht te slaan op de gevolgen die daar voor anderen uit voortvloeiden.Ga naar eind15. ‘Op maandagmorgen 29 november 1937 verliet prins Bernhard samen met een jachtopziener Soestdijk om te gaan jagen (Wildlife?? - hmr). De vierbaansweg strekte zich verlaten uit in het licht van de koplampen en zijn voet drukte het gaspedaal op de plank - “ik had een opgevoerde Ford die als een raket over de weg schoot”. In de buurt van Amsterdam was een ongelijkvloerse kruising met een spoorlijn. Zijwegen waren er niet en buiten de steden golden in Nederland toen geen maximumsnelheden. Bernhard reed bijna 160 km. per uur. “Op de weg was niets te zien, absoluut niets, maar opeens zag ik van links een vrachtwagen komen over een noodbrug die daar de nacht tevoren over een greppel was gelegd.” Bernhard knipperde met zijn lichten maar bleef rijden. De vrachtwagen ook. Hij toeterde, knipperde steeds heftiger met zijn lichten en begon te remmen toen de vrachtwagen, die zich niets van zijn signalen aantrok, toch de weg opdraaide. Pas toen zag Bernhard dat de vrachtwagen een aanhangwagen achter zich had. Met piepende banden schoot hij naar links en rechts en probeerde ten slotte de aanhanger links voorbij te komen. Dat is het laatste dat hij zich herinnert...’Ga naar eind16. Ieder die midden in de nacht in een auto 160 rijdt speelt, hoezeer hij ook in zijn recht mag staan, met zijn eigen leven en dat van anderen. Bernhard wilde een gerechtelijke aanklacht indienen, maar koningin Wilhelmina verbood hem dat met de woorden ‘Wij klagen onze eigen mensen niet aan’. Het is jammer dat er zo weinig materiaal beschikbaar is om de verworvenheden van de psychoanalyse op prins Bernhard toe te passen. Wat zou bij voorbeeld, gezien zijn rivaliteit met zijn broer, de komst van Prins Claus - die zich snel veel geliefder wist te maken dan hij zelf is - voor hem hebben betekend? Hoe dit alles ook zij, het wordt in ieder geval tijd voor serieuzer biografieën over de Oranjes. (vertaling Nelleke Fuchs-van Maaren) |
|