De Gids. Jaargang 139
(1976)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 588]
| |
Jak van der Meulen
| |
[pagina 589]
| |
maatregelen zijn, dat Bernhard zijn banden met de krijgsmacht moest verbreken en alle daarmee samenhangende functies opgeven. Voorts zal Bernhard zijn functies in het bedrijfsleven neerleggen. De regering heeft de vijfenzestigjarige Bernhard daarmee verplicht alle posities op te geven ‘die tot een verwarring van functies en belangen hebben geleid of zouden kunnen leiden’. Zijn positie als Prins der Nederlanden en lid van de Raad van State blijft verder onaangetast. Hoewel het rapport voldoende aanknopingspunten biedt voor een strafrechtelijke vervolging, wordt besloten hiervan af te zien. Het rapport draagt talloze sterke vermoedens aan van het begaan door Bernhard van zowel strafrechtelijk verjaarde als niet verjaarde strafbare feiten, zoals het aannemen van steekpenningen (artikel 362 en 363 Wetboek van Strafrecht) en het mislukte uitlokken tot het geven van steekpenningen (artikel 134bis Wetboek van Strafrecht). Bovendien onthult het rapport allerlei abject gedrag, geheel passend in de pro-Amerikaanse koude-oorlogsmentaliteit van iemand die het kapitalistische systeem in hart en nieren is toegedaan. Zo blijkt dat Bernhard in een brief van 7 december 1965, gericht tot de chef van de Amerikaanse luchtmachtstaf, zich geïnteresseerd toont over de ‘prestaties’ van de F-5 op het Vietnamese oorlogsterrein (blz. 221). Het rapport beperkt zich wat Bernhard betreft tot zijn relaties met Lockheed. Of het laakbare en vermoedelijk strafbare gedrag van Bernhard inderdaad beperkt is gebleven tot de Lockheed vliegtuigfabriek en of er behalve dat niet ook bedenkelijke dingen zijn gebeurd met betrekking tot bij voorbeeld Northrop is door de Commissie niet uitgezocht; dat behoorde ook niet tot haar opdracht. Het besluit om de deksel van de beerput die door de Commissie-Donner op een kier is geopend weer snel te sluiten en af te zien van het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek is door het parlement genomen met 141 van de 150 leden er voor, de twee PSP-ers stemden daartegen; zeven leden waren afwezig.
Zoals hierboven al gesteld beperkt het Donnerrapport zich tot de relaties van Bernhard met Lockheed. Maar ook elk onderzoek naar de vraag waar het Lockheed-geld voor gebruikt zou kunnen zijn, is - zo het al is ingesteld - buiten het rapport gebleven. Waarschijnlijk omdat het motief voor Bernhards geldhonger danig pijnlijk voor de monarchie zou zijn heeft de Commissie ons dat onthouden. De buitenlandse pers is echter wel uitgebreid op dit motief ingegaan en heeft onthuld dat Bernhard onder meer een dure relatie onderhield met een society-dame, bekend onder de naam ‘Pussy’. Dat uit die relatie een dochter, Alexia, is voortgesproten en dat Bernhard de moeder van zijn dochter bedacht heeft met een vorstelijk appartement in Parijs konden we eveneens in buitenlandse bladen lezen. De Nederlandse dagbladen hebben die buitenlandse berichtgeving wel heel omzichtig en terloops gesignaleerd, maar er verder het zwijgen toe gedaan. De beslissing van de regering om af te zien van een gerechtelijk vooronderzoek is in belangrijke mate mede bepaald door de overweging ‘dat het openen van een, naar verwachting zeer langdurig, strafrechtelijk onderzoek en vooral het instellen van een vervolging ernstige gevolgen zou hebben voor het staatshoofd’. De brief van de minister-president aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal besluit dit punt met de tot veel speculaties aanleiding gevende zin: ‘In deze situatie wil het kabinet (dat zijn dus de zestien ministers-vdM) voor het intreden van zulke gevolgen geen verantwoordelijkheid nemen en heeft de regering (dat zijn dus de zestien ministers plus de Koningin-vdM) besloten dat van het treffen van justitiële maatregelen dient te worden afgezien’. Het kamerlid Van der Lek heeft naar aanleiding van deze zinsnede gevraagd of deze passage in de regeringsverklaring hierover zo moet worden uitgelegd dat de koningin heeft gezegd | |
[pagina 590]
| |
te zullen aftreden als tot strafvervolging zou worden overgegaan? Den Uyl kon op deze vraag geen antwoord geven zonder het ‘geheim van Soestdijk’ te schenden. Hij volstaat met de nietszeggende mededeling dat aan deze passage ‘geen mening of opvatting van het Staatshoofd ten grondslag ligt’. Hij vervolgt dan: ‘De onschendbare Koning staat hierbuiten. Het kabinet heeft hier een bepaalde verantwoordelijkheid niet willen nemen. De regering heeft beslist. Alleen en uitsluitend het kabinet is verantwoordelijk’. Of de Koningin wel of niet heeft gedreigd met aftreden en een dergelijke mening was toegedaan of een dergelijke opvatting heeft geventileerd, al of niet vergezeld van de mededeling dat onder die omstandigheden waarschijnlijk ook Beatrix zou weigeren op te volgen, blijft onbekend. De suggesties die in talrijke buitenlandse bladen in deze richting werden gedaan, waren natuurlijk buitengewoon compromitterend voor Koningin Juliana en voor troonopvolgster Beatrix. Immers, als Juliana zich inderdaad zo zou hebben opgesteld, dan zou zij privé-belangen boven haar staatsrechtelijke taak als monarch hebben gesteld. Beatrix zou zich - bij weigering harerzijds in een dergelijk geval op te volgen - totaal hebben gediskwalificeerd als monarch.
Al met al heeft juist dit punt de monarchie in een uiterst penibele situatie gebracht. Juliana was toch al niet ongeschonden uit de affaire-Lockheed gekomen. Velen meenden dat zij allicht toch wel van de financiële en andere escapades van haar echtgenoot op de hoogte moest zijn geweest, ze op zijn minst vermoed moet hebben, en dat zij ten onrechte heeft nagelaten de diverse regeringen over die vermoedens in te lichten. Nu valt dat niet inlichten over de faits et gestes van haar echtgenoot wel te verklaren. Bij een vorige kwestie, de affaire-Greet Hoffman, was zij door de toenmalige regering ongenadig op haar nummer gezet en had Bernhard met zijn keiharde koude-oorlogsmentaliteit volkomen gezegevierd. Juliana had al haar aan de gezondbidster ontleende pacifistische opvattingen moeten inslikken en alle contacten in die richting moeten verbreken. Niet onmogelijk dat zij het huidige op z'n nummer zetten van Bernhard toch ook als een soort bittere triomf heeft ervaren. Het is begrijpelijk dat de monarch zich tegen de in de gang van zaken besloten liggende devaluatie van de monarchie en speciaal van haar huidige en Beatrix' toekomstige positie heeft willen verweren. Kennelijk via vertrouwelijke kanalen heeft zij of Den Uyl namens haar de journalisten van Het Vrije Volk Geert-Jan Laan en Rien Robijns - bezig met een boek over de affaire - doen weten dat alle speculaties over dreigen met aftreden als haar man zou worden vervolgd louter op slechte informatie berusten. Zij is nooit van plan geweest af te treden en ze heeft geen enkele druk op Den Uyl uitgeoefend om van strafrechtelijke vervolging af te zien (Geert-Jan Laan en Rien Robijns, De miljoenendans, Bussum 1976, blz. 70 en 71). Ter gelegenheid van het eerste staatsiebezoek na het uitbrengen van het rapport, dat van de koning van Zweden, heeft Juliana nog eens nadrukkelijk aan Zweedse journalisten verzekerd dat ze er nimmer, maar dan ook nimmer over heeft gedacht af te treden. Dat mag natuurlijk wel waar zijn, met deze mededelingen, die duidelijk uit zijn op herstel van de opgelopen schade, is de twijfel over wat er zich nu werkelijk in het contact tussen Den Uyl en Juliana heeft afgespeeld echter niet geweken. Juist de beslissing van de regering om geen strafrechtelijke vervolging in te stellen werkte buitengewoon beschadigend voor de monarchie. In dit opzicht zou men zelfs kunnen stellen dat Den Uyl, met onmiskenbare versterking van zijn eigen positie, verholen een effectiever republikeins standpunt heeft ingenomen dan het uitgesproken principiële republikeinse standpunt van de PSP-er Van der Lek.
Al met al is de affaire-Lockheed door de juri- | |
[pagina 591]
| |
disch twijfelachtige beslissing om de zaak verder te laten rusten en af te zien van een strafrechtelijk onderzoek op bekwame wijze de doofpot ingewerkt. Den Uyl heeft zich op deze manier uit de nesten gewerkt, waarin hij dreigde te geraken als hij zich niet naar buiten voor het grote publiek van Telegraaf- en Story-lezers had kunnen opwerpen als hoeder van de constitutionele monarchie. De gang van zaken heeft wel tot gevolg dat de mogelijk tallozen die medeplichtig zijn geweest aan de onoirbare gedragingen van de prins of van wie vermoed kan worden dat zij soortgelijke gedragingen hebben bedreven, niet of moeilijk berecht kunnen worden. Hoeveel directeuren van vliegtuigfabrieken, kamerleden, ex-ministers, generaals in en buiten dienst zullen meeprofiteren van het besluit de zaak er bij te laten? Hoevelen zullen door het regeringsbesluit opgelucht adem gehaald hebben? Wij zullen het nooit weten. Een nader strafrechtelijk onderzoek, niet alleen toegespitst op Lockheed, zou mogelijk veel meer vermoedens hebben opgeleverd van het begaan van strafbare feiten door figuren die bemoeienis hadden met de aanschaf van wapens of betrokken waren bij de wapenhandel. De afhandeling van het rapport van de Commissie-Donner is duidelijk toegespitst geweest op een: tot hier toe en niet verder. Nader onderzoek en het nagaan van sporen die de Commissie uit tijdgebrek heeft moeten laten lopen zou waarschijnlijk meer boven water hebben gebracht. De Commissie had voldoende materiaal bij elkaar om de haar door de regering gegeven beperkte opdracht op bevredigende wijze te kunnen afsluiten. Het ging daarbij om het materiaal en het toetsen op waarheidsgehalte van dit materiaal, dat de Commissie door Amerikaanse onderzoekers in verband met Bernhard ter hand was gesteld. Het initiatief lag in de Verenigde Staten. In feite is zoiets toch wel beschamend. Als er geen belastend materiaal door Amerikaanse onderzoekcommissies was geproduceerd - wat ook alleen maar mogelijk was doordat het Amerikaanse bedrijfsleven nu eindelijk eens af wil van zijn benauwende Europese en Japanse koudeoorlogsrelaties - dan zou er geen Commissie-Donner zijn geweest. Zijn er dan in Nederland nooit stemmen geweest die op zo'n onderzoek aandrongen en waarschuwende geluiden hebben laten horen? Ja zeker, dat wel. Het kwam de betrokkene wel op een vrijheidsstraf te staan (zie de Nederlandse Jurisprudentie 1968, nr. 378). In Lynx nr. 2, gedateerd 27 oktober 1966, maandblad uitgegeven door het Haagse provotariaat, met medewerking van onder andere het huidige Utrechtse PSP-raadslid Robert van Gemert en het huidige PPR-lid van de Haagse gemeenteraad Jack Verduyn Lunel, komt een uitgebreid verhaal voor, gebaseerd op in handen gespeeld vertrouwelijk Bilderberg-materiaal: Bernhard Bilderberg of ‘De Wolf in Schaapskleren’. Het slot van het artikel was in de beste provo-stijl in sprookjesvorm gesteld. Ik laat het hier volgen.
‘Er leefde eens een gezapig volkje dat op een keer een nieuwe Prins Gemaal kreeg. De koningin van het land had tegen haar volk gezegd “dit wordt em” en bijna niemand van het volk durfde “nee” te zeggen omdat men bang was anders hun lieve koningin te verliezen. De nieuwe Prins Gemaal had het best naar zijn zin en vulde zijn vrije tijd met het maken van snoepreisjes en het jagen op wild. Tot zover was iedereen tevreden. Toch was de Prins vaak erg bedroefd omdat hij vond dat hij niet machtig genoeg was. Op een keer kwam er een vreemde man uit een ver land bij hem op bezoek die hem macht aanbood. De Prins wist echter dat, als hij die aannam, het volk zou kunnen gaan morren. Het volk had nl. zelf de macht want deze hoorde hen toe. Ze wilden die zeker niet uit handen geven aan een vreemde Prins die was komen aanwaaien. Om het volk nu niet boos te maken besloot de slimme Prins iedereen te misleiden en alles stiekum te doen. Alles zou geheim blijven en de waarheid moest worden verdraaid. Er waren maar enkele mensen in het land die alles door hadden, maar ze werden uitgelachen door het volk omdat ze niets | |
[pagina 592]
| |
konden bewijzen. Toen, op een keer, versprak iemand zich, die veel met de boze tovenarij van de Prins te maken had. Alles lekte uit en steeds meer mensen riepen “schande” en “weg, met hem”. Aanvankelijk werden deze mensen afgeranseld en achter de tralies gezet. Maar omdat er steeds meer mensen boos werden op het Koningshuis kregen ze gelijk en het recht werd hersteld. De Prins Gemaal ging de geschiedenis in als “De Wolf in Schaapskleren” omdat hij gevaarlijker was dan hij er uitzag.’
De Nederlandse justitie wist in die dagen wel raad met zulke opruiende taal. De verantwoordelijke uitgever, George Kuntz, kreeg drie weken gevangenisstraf wegens overtreding van artikel 113 Wetboek van Strafrecht, verspreiding van een voor het vorstenhuis beledigend geschrift. Zijn drukpers werd door de politie in beslag genomen. De Hoge Raad der Nederlanden (Nederlandse Jurisprudentie 1968, nr. 368) keurde dit goed. Nu, in de Lockheed-affaire, kunnen de Nederlandse autoriteiten zich bepaald niet op de borst slaan, dat zij het recht dan toch maar weer eens hebben laten zegevieren. Ik kan dan ook niet instemmen met de vol effectbejag uitgesproken slotwoorden van Den Uyls regeringsverklaring: ‘Het is met deze overtuiging, dat de Regering uitspreekt dat zij met de genomen beslissing haar plicht vervult om het recht te handhaven en ons grondwettelijk bestel te beschermen’. Noch de rechtshandhaving, noch de constitutionele monarchie zijn met zulke goedkope demagogie gediend. |
|