De Gids. Jaargang 139
(1976)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 563]
| |
Gust Gils
| |
[pagina 564]
| |
een bad vol laat lopen. Ademloze spanning, hoef je niet te vragen. Met luidruchtig remmengeschriep arriveert zij bij het grote appartementencomplex waar hij woont. Zij rent, haalt nog net de lift. Naar de zoveelste verdieping. Tergend langzame lift. Hij heeft de kraan van het bad dichtgedraaid. Trekt zijn hemd uit. Zij belt aan de deur van de flat. Hij zit nu in bad en houdt het scheermesje tussen duim en wijsvinger. De deur van de flat gaat open. Een vreemd gezicht. Zij schrikt. Bent u de dokter, vraagt zij absurd. Het scheermesje vindt zijn linkerpols. Wat is er gebeurd? Alle ondergebouwen van deze woningmastodont lijken op elkaar als zovele (dan wel enorm grote en lelijke) druppels water, zij zit in een verkeerd gebouw, bij de corresponderende flat. En zij heeft dat niet door. De vreemde man is dus de dokter niet maar hij merkt wel hoe overstuur zij is en laat haar even binnen. En of hij haar kan helpen. Bij wie moest ze wezen. Ja bij wie? Hoe ze ook piek ert, dat kan ze zich opeens niet meer herinneren. Ken je ze ook, van die films waar je al een stuk verhaal te zien krijgt en dan pas de generiek? Deze is er zo eentje. Tijdens de generiek komt zij tot een gesprek met de niet-dokter. Want al is zij vergeten wat ze in deze buurt kwam doen, ze schaamt zich om dat toe te geven. Dus verzint ze maar wat. De man luistert geduldig en probeert ook wat te zeggen, maar uit zijn antwoord blijkt dat hij haar verkeerd verstaan heeft, vindt zij. Toelichtingen dus. Met nog meer misverstanden tot gevolg. Wederzijdse pogingen om het te redden, maar het gesprek verzandt. Zij heeft echter het gevoel dat ze niet kan heengaan eer ze haar vergissing begrijpelijk heeft gemaakt; wat een moeilijke opgaaf is, daar zijzelf er evenmin iets van begrepen heeft. Zij zegt dus maar het eerste het beste, niets met de hele toestand te maken, een totaal banale ontegensprekelijke opmerking over het weer of wat ook, kwestie de stilte niet hinderlijk ongebroken te laten. En tot haar opluchting merkt zij dat hij hierdoor op zijn gemak wordt gesteld, met ongeveinsde hartelijkheid gaat hij in op haar banaliteit zoals je op banaliteiten ingaat: met een wederbanaliteit. Deze ontdekking van een gemeenschappelijk terrein is een louter winstpunt. Erg vlotten doet de conversatie nog niet zo dadelijk, maar het misverstand is tenminste geëlimineerd. Hoeveel conversaties kunnen dat van zichzelf beweren? Deze conversatie, nota bene, beslaat de hele rest van de film. Naar het einde toe is het gesprek al zo geëvolueerd, dat beide protagonisten, hij is er nog niet toe gekomen haar een stoel aan te bieden, bij de ingang tot de living al opnieuw gissingen staan te doen naar het doel van haar komst. Het verhaal eindigt in volle gesprek, halverwege een opmerking van de niet-dokter. Een open einde. Ook de generiek, let wel, gaat de hele tijd door, het einde van de generiek bepaalt ook het einde van de film, in feite. Het is een bijzonder lange generiek, ongelooflijk hoeveel mensen hebben meegewerkt aan een prent met zo weinig personages en dekor. Van elke medewerker wordt bovendien een biografische nota geprojecteerd. Kortom, een doodgewone doorsneefilm, geen gegeven om over naar huis te schrijven. Maar het is meer dan een gewone film, technisch gezien in de eerste plaats, er werd namelijk een nieuw procedé in toegepast, waardoor je de personages | |
[pagina 565]
| |
niet alleen ziet en hoort maar ook weet wat ze denken, ook al zeggen ze geen woord, zodat je weet wat ze werkelijk aan het denken zijn terwijl ze hardop iets heel anders vertellen. Het meest beklemmende effect wordt met dit procedé bereikt tijdens de generiek, dus de hoofdbrok van de film: daar hoor je wat de vrouwelijke hoofdrol en de vreemde man zeggen, maar de hele tijd voel je wat hij, de man van bij het begin weetunogwel, denkt, terwijl hij een twintigtal meter in vogelvlucht daarvandaan in zijn badkuip ligt dood te bloeden. Als hij daar zoveel tijd voor nodig heeft, dan heeft hij zich toch maar onhandig gesneden. Zeker met bijbedoeling geweest. Verkeerd uitgevallen. |
|