De Gids. Jaargang 139(1976)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 379] [p. 379] Peter Nijmeijer Zes gedichten Tableau in stilstand Een slapende meeuw, de lucht. Witte vlakte als een verte van dichtbij gezien. Zolang er niets gebeurt, is eeuwig dun het ogenblik voor het ontwaken (waarop verschrikt wegvliegen volgen moet). Dus gebeurt er niets (ter- wille van het geloof in eigen wijsheid). [pagina 380] [p. 380] Eén ding tegelijk In de tuin na de regen (het was nog voor de klok nacht sloeg, de duisternis sliep in die stilte), snoof ik de regen de wazige maan en het donkere gras. En schoot in de lach toen ik dacht: vragen naar de overbekende weg? Dat roze paleis een fata morgana, de wens was de vader, ja, de gedachte die voor de hand lag: als de hoofdpijn die mijn uitzicht belemmerde. Ik stond in die stilte en schoot in de lach, verschoof juist dit landschap, zag wat ik toen zag en dacht: hier sta ik stil even en denk dat ik stilsta in een tijd die niettemin wegtikt. * Begraven in dit vreemde oog dat dit alles over- ziet: een blinde tastzin, niet te stelpen nieuws- gierigheid naar die handvol zwaartekracht, de barst die, in z'n kop geslagen, nog even naar z'n mond trekt, en dan voorgoed de goot bewandelt. [pagina 381] [p. 381] Reisdrift Hier, d.w.z. hier waar een hand uit de lucht steekt en ons, de meute, vermanend toespreekt. De paradepas bevriest, hier. De beschermende glaslaag breekt en de mond- holte, verbaasd als een stomgeslagen oog, verdoet zich met zwijgen. En zoals men van links naar rechts leest om je reinste heimwee te betrappen, zo valt er genoeg te reizen, hier. Open De mond staat stil. Alweer gebeurd. Zo kan zelfs een roerloos gezicht geen lucht meer zien (soms), laat staan een aarzelende deur, een wit gat, een open raam, iets waar je vanzelf doorheen kunt prikken. [pagina 382] [p. 382] Het geheim van Duchamp De beweging ontleden: hoe stof langzaam uit elkaar stuift bij de close-up, bij het erotisch tasten van de ogende toeschouwer, een mechanisch naakt walst de trap af, vederlicht op staccato- vleugels (vijf keer dwarrelt zij naar beneden), een alliteratie op poten, en ligt vast in de blik, deze bedachte dode, stillevende levende: het oog is een expert die oordeelt en peilt en tot de orde roept en alles door z'n eigen raam ziet en zich verenigt met de wemeling, met de om- en ontlijsting, de scheidslijn daarvan, want niet het licht maar waar het licht op valt. Vorige Volgende